Op zoek naar de monnik in mijzelf
Anders leven
Thomas Quartier scherpt mijn beeld van de levensvorm van een monnik behoorlijk aan. Hij laat mij zien dat je geen monnik bent, maar dat de monnik zich een bepaalde levenshouding en levensinhoud voortdurend aan het eigen maken is: dat je binnen de kloostermuren voortdurend monnik wordt. Een monnik is een leerling aan het leven, die als uiteindelijk richtpunt God heeft: het gaat een monnik om het goede, het ware en het schone. Hij richt zijn leven daartoe anders in dan jij en ik, in de overtuiging (en de eeuwenlange ervaring van monniken) dat die andere levensvorm helpt om dichter bij het doel te komen. De monastieke praktijken, zoals het getijdengebed, stilte, lezen, waken en vasten ondersteunen allemaal op hun eigen wijze deze vorming tot monnik. Pas nu ik Anders leven voor de tweede keer lees en goed tot mij door laat dringen, besef ik de waarde van Quartiers boek voor mij als thuismonnik.
Drie jaar geleden ben ik begonnen met deze weblog en website. Op de pagina met als titel Thuismonnik schreef ik toen: ik ben in wezen een monnik. Veel berichten die ik hier sindsdien heb gepubliceerd, gaan over de betekenis die monnik-zijn voor mij heeft. Maar ik heb ook veel geschreven over mijn pad van "heiden" naar katholiek en de zoektocht naar een thuis in het landschap van de katholieke kerk. Door het boek Anders leven ben ik de afgelopen drie jaar en deze weblog en website gaan zien als mijn postulaat. "Een postulant is een soort leerling-monnik. Je gaat nog geen binding aan, maar verblijft vrijwillig in het klooster om gevormd te worden." (tekst van de website van de St. Willibrordsabdij). Het postulaat is de periode waarin je onderzoekt, wat het betekent om te kiezen voor de levensvorm van een monnik. Ik heb deze drie jaar periodes gehad, waarin ik erg bezig was met de betekenis van monnik-zijn of monastieke praktijken zoals gebed en contemplatie. Maar ook waren er periodes dat de thuismonnik ver naar de achtergrond verdwenen was. Het was een tijd waarin ik veel bezig ben geweest met het zoeken naar de juiste vorm, maar waarbij de laatste tijd de inhoud wat op de achtergrond is geraakt. Echt dus een postulaat, een zoektocht, met als ondertitel: Ruimte maken voor de monnik in mijzelf.
Het wordt nu tijd voor de volgende stap. Als je ervan overtuigd bent dat de levensvorm van een monnik bij je past en de abt laat je toe, dan wordt het postulaat gevolgd door het noviciaat, waarin je ingewijd wordt in de monastieke geschriften, thuis raakt in de Heilige Schrift en liturgische vorming ontvangt. "En verder word je geholpen om je de waarden van het monastieke leven, althans in eerste aanzet, eigen te maken", aldus opnieuw de St. Willibrordsabdij. Anders leven biedt veel inspiratie aan ieder die zich deze monastieke waarden eigen wil maken. Thomas Quartier onderzoekt en beschrijft in zijn boek het wezen van het monnik-zijn aan de hand van de traditie en van zijn eigen ervaringen binnen en buiten de kloostermuren. Hij weet situaties uit onze gewone dagelijkse werkelijkheid van niet-kloosterling te gebruiken als leerstof voor de vorming als monnik. Maar hij weet ook elementen of praktijken uit de monastieke spiritualiteit zo uit te leggen, dat ze mij kunnen helpen om mij de waarden van het monastieke leven eigen te maken buiten de kloostermuren. Zijn boek is een mooie leidraad voor mijn noviciaat en hij is een goede novicemeester voor deze thuismonnik.
Als thuismonnik-novice wil ik dit nieuwe jaar ingaan. Laten wij er met zijn allen in 2016 voor zorgen, dat wij als echte monniken God, dat wil zeggen het goede, het ware en het schone niet uit het oog verliezen. Ik wens je een inspirerend jaar toe.
Zondagochtendgebed
Dit gebed is van Etty Hillesum: ze heeft het op 12 juli 1942 opgetekend in haar dagboek, dat onder de titel Het verstoorde leven is gepubliceerd. Geboren in 1914 in Middelburg, studeerde zij na haar schooltijd in Deventer rechten en Slavische Talen in Amsterdam. Zij werd geïnterneerd in het doorgangskamp Westerbork, waar ze in dienst van de Joodsche Raad geprobeerd heeft mensen bij te staan. In september 1943 ging zij zelf op transport naar Auschwitz, waar zij waarschijnlijk op 30 november 1943 overleed. Een bijzondere joodse vrouw die temidden van alle leed een sterke geestelijke ontwikkeling doormaakte, waardoor zij "een stukje van jou in onszelf, God" wist te bewaren. Haar "bange tijden" zijn de steeds sterkere beperkingen waaraan joden onderworpen werden en de verhalen over werkkampen en vernietiging. Zij wist wat het joodse volk te wachten stond. En toch was er in haar een sterk besef dat het wezenlijk is om niet te vervallen in haat van anderen of boosheid op God. Het is noodzakelijk om de woning in ons waar God huist, onze menselijkheid en liefde, tot het laatste toe te verdedigen. God kan ons niet helpen, Hij is ook niet verantwoordelijk voor het geweld en de haat die wij elkaar aandoen: wij zullen het zelf moeten oplossen, te beginnen door "een stukje van jou in onszelf, God" te bewaren.
Onze eigen "bange tijden" zijn oplopende internationale spanningen en haantjesgedrag, moord en doodslag in het Midden-Oosten, Afrika en andere delen van de wereld, waarbij in naam van God de meest afgrijselijke misdaden worden gepleegd. En dan lees ik zo'n prachtig zondagochtendgebed van een jonge joodse vrouw uit het Amsterdam van 1942, dat bezet was door een volk waarvan de leiders uit waren op de vernietiging van haar eigen mensen. Het gebed raakt me in zijn liefde voor mensen die eruit spreekt. Als zij zo met haar situatie om weet te gaan, dan moet ik in mijn veilige Nederland anno 2015 toch in staat zijn om moslims als medemensen te zien en haat en verkettering geen kans te geven? En jij toch ook? En misschien "kunnen we er ook aan meewerken (God) op te graven in de geteisterde harten van anderen". Ja toch, Geert Wilders?
Gemeenschap
Ik woon in een dorp; met andere mensen, een drogisterij en een supermarkt (gelukkig nog wel), verenigingsleven en een dorpsraad. Maar roept dat ook het gevoel op deel uit te maken van een gemeenschap? Niet echt. Ik woon daar wel -en met heel veel plezier- maar om deel te zijn van een gemeenschap is meer nodig dan een gedeelde omgeving. Daarvoor is iets nodig wat een persoonlijke band tussen mensen schept: een gezamenlijk ideaal of verlangen, of een gemeenschappelijk verhaal. Bedrijven die een gezamenlijk gedragen visie hebben, creëren bij hun medewerkers een gemeenschap. Bedrijven die zo'n hart ontberen hebben werknemers met banen, die om vijf uur opgelucht weer naar huis gaan.
Als zo'n gemeenschap van mensen die verbonden zijn door hetzelfde ideaal, ook nog een fysieke plek van samenkomst heeft, dan is zij gezegend. Zo'n fysieke plek voedt de gemeenschap; zeker als die fysieke plek bewoond of gebruikt wordt door mensen van de gemeenschap. Dat is de kracht van het leven in een klooster; dat was voor mij ook de kracht van het landgoed Den Alerdinck waar woon- en werkgemeenschap De Voorde haar thuis had. Maar dat geldt ook voor dorpsgemeenschappen: het is niet voor niets dat dorpshuizen of een school zo'n belangrijke rol spelen in het sociale leven van dorpen.
Samengevat kun je zeggen dat een gemeenschap een hart nodig heeft, net als een mens een hart heeft. Het hart is de plaats waar inspiratie zetelt en van waaruit je de verbinding aangaat met de wereld om je heen. Het hart is ook de plek waar je thuis bent. Zonder hart, dus minimaal een gedeelde inspiratie of gedachtegoed en bij voorkeur ook een fysieke plek, heb je alleen een groep dolende mensen of losse individuen. Mét een hart schep je de voorwaarden voor het ontstaan van gemeenschap en verbondenheid tussen mensen.
Mijn plek
De presentator vraagt hem naar het nut van monnik-zijn in deze tijd. De maatschappij vindt zo'n kloosterleven immers maar nutteloos. Lode van Hecke geeft geen rechtstreeks antwoord, maar geeft wel heel precies aan waar het volgens mij om draait. Hij zegt: "Het gaat erom waar je thuishoort. Dan sta ik niet meer aan het roer maar God. Alleen als je bent waar je hoort te zijn, kun je vrijelijk geven. Als je op je plaats bent, kun je het leven doorgeven." De kern is niet waar ik mij thuis voel (ik aan het roer), maar waar ik op mijn plek ben (God leidt). Als ik op mijn plaats ben, heb ik anderen vanuit mijn hart iets te bieden; kan ik geven. Als ik op mijn plek ben, voel ik mij daar zeker ook thuis: ze zijn wel met elkaar verbonden. Maar het omgekeerde hoeft niet waar te zijn. Ik kan mij ergens thuis voelen en toch niet bedoeld zijn om van daaruit mijn leven te leiden. De kern waar het om draait, is: op mijn plek zijn.
Ik weet dat ik bij de dominicanen op mijn plaats ben en niet bij de trappisten of de benedictijnen. Bij allen voel ik mij thuis, maar ik ben op mijn plaats bij een vita mixta (zowel contemplatief als actief in de wereld) en niet bij een vita contemplativa. Ik heb de wereld iets te bieden en iets te vertellen, maar daarbij heb ik behoefte aan de steun van broeders en zusters die ook vanuit hun inspiratie actief zijn in de wereld. En die hoop ik te vinden bij de DLN. Het leven van een lekendominicaan rust op vier pijlers: contemplatie en gebed, studie en vorming, gemeenschap en gemeenschapsvorming, zending en verkondiging. De eerste twee pijlers zitten in mijn genen, zo gezegd: deze website getuigt ervan. Ik heb een groot verlangen naar gemeenschapsvorming met mensen die eenzelfde inspiratie delen. Zending heeft voor mij nog steeds associaties met zieltjes winnen, maar is verkondiging niet precies wat ik hier nu doe? Het is voor mij helder: ik ben bij dominicanen op mijn plek. Ik ga dit jaar als aspirant onderzoeken, of de DLN mij stimuleert om mijzelf als thuismonnik (verder) in de wereld te brengen. Thuismonnik is wat ik ben, en thuismonnik is wat ik de wereld te bieden heb.
Blijde boodschap
James Alison geeft al jarenlang cursussen in het christelijke geloof aan volwassenen. Zijn doel hiermee is niet om onderwijs te geven of bijbelse kennis of kerkelijke doctrines over te dragen (instructie), maar om mensen geleidelijk steeds verder in te voeren (inductie) in het besef, dat je veel geliefder bent dan je ooit had gedacht. God roept ons tot een omgang met elkaar waarin liefde de drijvende kracht is en niet het mechanisme van de zondebok. In 2013 heeft Alison zijn cursus uitgegeven in de vorm van vier boeken en enkele dvd's onder de titel Jesus the Forgiving Victim; Listening for the Unheard Voice. Geïnspireerd door Girard geeft hij hierin een heel andere en bevrijdende kijk op de fundamentele boodschap van het christendom dan met name orthodox-protestantse en streng-katholieke stromingen uitdragen. Niet God als opperrechter die ons, zondebokken, de maat neemt met gevoelens van schuld en boete als resultaat. Alison legt het christendom aan de hand van de bijbel open als een daadwerkelijk blijde boodschap. Ik wil een stukje hiervan graag met jullie delen door een passage uit de cursus van Alison te vertalen. Het zijn de slotwoorden van een paragraaf waarin Alison twee teksten van Paulus bespreekt, die altijd worden aangehaald in discussies over Christus' offer aan het kruis (2 Korintiërs 5: 18-21 en Romeinen 3: 21-26). Alison bespreekt de teksten en concludeert:
"In beide teksten is het echt alsof Paulus wil benadrukken dan God grote moeite heeft om ons duidelijk te maken, dat hij fundamenteel goed is en vóór ons en dat Hij deze manier nodig had om ons te laten zien dat Hij vóór ons is, ons werkelijk aardig vindt en van ons houdt en aan onze zijde wil staan. Hij zegt: 'Ik wil geen spelletje met jullie spelen. Ik weet dat jullie lichtgeraakt zijn en de enige manier waarop ik aan jullie duidelijk kan maken dat ik je aardig vind, is door de beroerdste positie in te nemen die jullie kunnen bedenken: een plek waarvan jullie denken dat ik daar bij voorkeur mensen neerzet. Dat is niet zo. Jullie zijn degenen die mensen daar plaatsen: jullie op zijn slechtst. Ik zal die ruimte innemen om jullie te laten zien, dat ik er niet op uit ben om je te grazen te nemen; dat ik jullie echt aardig vind. Op het moment dat je dat inziet, dan kun je ontspannen en vertrouwen op mijn goedheid. Dan hoef je niet langer bezig te zijn met die afschuwelijke gewoonte om jezelf goed te voelen ten koste van een ander of in vergelijking met een ander. In plaats daarvan kun je ontspannen in het besef dat je goed bent en als je ontspant dan zul je merken dat je iets veel beters wordt, veel rijker in menselijkheid dan jij je kunt voorstellen.'"
Thuis
De Nederlandse dominicanes Holkje van der Veer ("de hipste non van Nederland") publiceerde in oktober vorig jaar het boek Verlangen als antwoord, waarin zij beschrijft hoe haar leven als doopsgezinde Amsterdamse met Friese wortels in de afgelopen decennia vervlochten is geraakt met de orde der dominicanen en zij op een gegeven moment intrad in de orde. Ze beschrijft dominicanen als religieus geïnspireerde mannen en vrouwen die "in het voetspoor van de Heilige Dominicus een leven lang lerend en ontdekkend een eigen spoor trekken". Ze voelt zich er thuis en beschrijft waarom zij zich er zo thuis voelt. Onbewust heb ik zelf ook het woord thuis wel gebruikt om aan te geven dat ik mij bij bepaalde groepen mensen op mijn plek voel (of verwante woorden als verbonden, welkom), maar op een of andere manier werd ik mij door Holkjes woordkeuze ineens bewust van het belang van het woord thuis. Het woord heeft meer lagen dan bijvoorbeeld verbonden en trilt dieper door.
Dat werd mij zo'n twee weken geleden duidelijk toen ik mijn reactie bemerkte op het nieuws dat Pulsar in Laag-Zuthem bij Zwolle, voorheen De Voorde en De Nieuwe Voorde, failliet is gegaan. Er wordt gewerkt aan een doorstart van de programma's, zoals de Pulsar-academie, maar het landgoed Den Alerdinck wordt verlaten en daarmee komt er een einde aan de plaats waar ik gastheer ben geweest, met mensen gelachen en gehuild heb, genoten heb van de maaltijden en de natuur en meer mens geworden ben. Terwijl ik dit opschrijf word ik opnieuw verdrietig van dit nieuws. Het is niet het faillissement waarmee ik moeite heb, maar het afscheid nemen van een plaats waar ik mij thuis voel. Thuis voelen heeft te maken met welkom zijn als de mens die ik ben met mijn mooie en moeilijke kanten, maar ook met een plaats, een omgeving, een sfeer. Thuis is een rijker woord dan verbonden.
Het belang van thuis komt prominent naar voren in de titel van het prachtige boek van de Nederlandse priester Henri Nouwen, waarin hij zijn gedachten beschrijft bij Rembrandts schilderij "De terugkeer van de verloren zoon" (naar de gelijkenis van Jezus over een vader met twee zonen in Lucas 15, 11-32). Zijn boek is getiteld Eindelijk thuis en uitgegeven bij Lannoo. Hij beschrijft heel mooi zijn innerlijke ontwikkeling van jongste zoon die in zijn ouderlijk huis terugkeert tot vader die zonder oordeel en vragen welkom heet. Nouwen gebruikt woorden als verzoening, genezing, geborgenheid en rust. Dat zijn woorden die ook ik associeer met thuis. Ze geven weer hoe ontzettend wezenlijk het thuisgevoel is om je echt mens te voelen. Ze maken daardoor ook hard en scherp duidelijk hoe onmenselijk wij in Nederland vreemdelingen behandelen: ons hele beleid is erop gericht om te voorkomen dat zij zich thuis gaan voelen in ons land.
Voor mij persoonlijk is thuis nu een kompas geworden in mijn zoektocht naar verbondenheid als leek met een Nederlandse orde. Een verbondenheid waarin dus niet alleen de mensen en de specifieke spiritualiteit een rol spelen, maar ook de plaats. Waarbij Holkje van der Veer een mooie relativerende maar belangrijke opmerking plaatst, als zij het heeft over de kracht van gemeenschapsleven (de gemeenschap waarin je thuis bent). "Relaties bouwen we op in de hoop dat die lang mogen duren. Vraag je dus niet te vaak af of dit de plaats is waar je thuishoort. Durf je te geven, durf de ander te vertrouwen. Mocht je besluiten om te vertrekken: overal waar je naartoe gaat - daarheen neem je jezelf mee..."
Gedoopt
Wij begonnen de viering buiten voor de kerk, waar een paasvuur brandde. Henk Jongerius stak de nieuwe paaskaars aan aan het brandende vuur en gaf het licht van die kaars door aan enkele kaarsjes van mensen die buiten stonden. Vervolgens gaven wij op dezelfde manier het licht aan elkaar door, terwijl we zingend het licht de donkere kerk in droegen: Christus, het licht van de wereld, verjaagt zo de duisternis van het lijden en sterven. De dienst van het woord bestond eerst uit twee lezingen uit de Schrift met gezang en gebed bij het licht van alle brandende kaarsen. Vervolgens werden de kaarsen gedoofd, de lichten ontstoken en de klokken geluid en met een uitbundig alleluia werd de verrijzenis van Christus bezongen. Hierna volgde nog een lezing uit het evangelie volgens Mattheüs, waarin de Opgestane verschijnt aan de vrouwen bij het graf en aan zijn leerlingen (Mt 28, 1-10).
En daarna volgde het onderdeel waarin het nieuwe water centraal staat. Ik vind dat een prachtig onderdeel van de liturgie, omdat de gelovigen in de kerk dan hun doopgeloften hernieuwen. Zij verklaren ieder jaar op dit moment opnieuw, dat zij hun leven willen inrichten naar Christus' voorbeeld en als wij ons daar nu allemaal maar aan zouden houden, dan zou de wereld er stuk beter voorstaan dan nu. Eerst werd de baby gedoopt, die zich heel stil en nieuwsgierig gedroeg, tot het moment waarop zij werd gedoopt: dat was aanleiding tot een kort durende brul. En daarna was het mijn beurt. Met mijn peter en meter als getuigen ben ik gedoopt met het gewijde water. Onmiddellijk aansluitend ben ik "gevormd", zoals dat in de katholieke kerk heet, c.q. heb ik het vormsel ontvangen.
Het vormsel is een sacrament, waarin ik de kracht van de Heilige Geest heb ontvangen om mijn geloof standvastig te kunnen belijden. Het vormsel is bekrachtigd met een zalving van mijn hoofd en mijn handen. De baby zal het vormsel pas ontvangen als het ouder is. Het moet zogezegd "de jaren van verstand" hebben bereikt, omdat dan een besef heeft wat het betekent om te geloven en je geloof te belijden. Omdat ik heel goed besef wat ik doe en waar het om gaat, heb ik direct na mijn doop het vormsel ontvangen. En het laatste deel van deze twee uur durende viering was het delen van brood en wijn, de viering van de eucharistie. Zo heb ik dus ook mijn eerste Heilige Communie gedaan: na het doopsel en het vormsel het derde en belangrijkste initiatiesacrament van de kerk. Bij kinderen zijn deze drie belangrijke sacramenten in verschillende vieringen over een aantal jaren verspreid; ik als volwassene ben in deze ene bijzondere viering volledig opgenomen in de rooms-katholieke kerk.
Terugkijkend heb ik prachtige dagen gehad in Huissen. Ik ben blij dat ik deel uitmaakte van een groep mensen met verschillende levens en geloofsachtergronden, die op de woensdag voor pasen de weg naar het klooster gevonden had voor een aantal bezinningsdagen. Ze hebben mij gesteund, kaartjes en cadeaus gegeven: ik voelde mij door hen gedragen. Ik ben mijn peter en meter, Stef en Lien, dankbaar dat zij mij bij deze stap wilden begeleiden, ook al kenden beiden mij niet goed. Zij vormen een band met de gemeenschap in Huissen, dat helaas voor mij niet naast de deur ligt. Ik vond het bijzonder dat zoveel familie en vrienden er zo'n lange rit in de auto voor over hadden om bij mijn doop aanwezig te zijn. En ook zij kwamen in de nazit weer met cadeaus, prachtig allemaal.
Gelukkig heb ik de communiteit in Huissen leren kennen. Zij vormen binnen de rooms-katholieke kerk een plek, waar ieder mens welkom is en helemaal zichzelf mag zijn. Een plek waar ik helemaal niet eens bevraagd ben over mijn homoseksualiteit en dat is heel bijzonder. Voor mij is hun omgang met mensen een voorbeeld van hoe Jezus ons die omgang ook heeft voorgeleefd. Zo'n betrokkenheid op mens en maatschappij en respect voor ieders eigenheid als mens zie ik ook als opdracht in mijn eigen leven als christen. Ik ben gelukkig gedoopt.
Thomas Merton
Hoewel Merton zijn klooster weinig verliet, was hij sterk sociaal betrokken in woord en geschrift en onderhield hij bijvoorbeeld contacten met boeddhistische monniken die in Vietnam streefden naar vrede. Tijdens een congres in Bangkok in 1968 kwam hij door een tragisch ongeval om het leven. Vermoedelijk heb ik in mijn linkse studententijd eind jaren '70 voor het eerst gehoord over deze pacifistische monnik en vredesactivist, die toen dus al was overleden. Mijn echte kennismaking kwam echter veel later en wel op een bijzondere wijze. In 2010 was ik met een groep gasten van De Wandelmaat op bezoek in het trappistinnenklooster Nazareth in de buurt van Antwerpen. Ik werd daar zeer geraakt door een eucharistieviering, die volgens mijn dagboek die dag nog lang natrilde. Die nacht had ik een droom, waarin een vrouw een wesp van de muur pakte met een doekje om die tegen het raam dood te wrijven. Dat lukte echter niet en de wesp kwam al slingerend recht op mij af vliegen en belandde in mijn rechter oor. Ik heb op allerlei manieren geprobeerd die wesp uit mijn oren te krijgen zonder dat zij zou prikken, maar ik raakte haar niet kwijt. Einde droom. Pelgrim Henricus, die onze wandelingen begeleidde, suggereerde de volgende dag dat het wellicht ging om een boodschap die mijn oor binnen kwam en die ik maar niet weer kwijt raakte, hoe graag ik dat ook wilde. En hij raadde mij dus Louteringsberg aan.
Inmiddels ben ik bezig om dit werk voor de tweede keer te lezen. Vorig jaar heb ik bovendien kennis gemaakt met de andere, mystieke kant van Thomas Merton, tijdens een workshop die werd verzorgd door Antoinette van Gurp. Ik herken veel van Thomas Merton in mijzelf en in mijn eigen pelgrimsweg door dit leven. Onze achtergronden zijn heel verschillend. Zo komt hij uit een artistiek milieu (zijn vader was de Engelse schilder Owen Merton uit Nieuw-Zeeland) en heeft hij wel enig geloof meegekregen in zijn opvoeding. Maar wij hebben beiden een niet-gelovige, links-activistische studententijd gehad, we hebben beiden een bijzondere ervaring gehad geknield onderaan een kruis die het begin van onze geestelijke thuiskomst markeerde en we zijn/worden beiden op latere leeftijd katholiek gedoopt. Thomas Merton trad uiteindelijk in in een contemplatief klooster en ik heb mijn plek als thuismonnik. Maar ik voel mij verbonden met deze man, die zijn monnik-zijn en verlangen naar contemplatie en mystiek verenigde met sociale bewogenheid en betrokkenheid op de wereld om hem heen. Hij was voor velen en is ook voor mij een bijzondere inspiratiebron.
Gastvrijheid
Een van de aspecten van gastvrijheid is dat de gastheer (of -vrouw, maar om dit verhaal op mijzelf te kunnen betrekken, beperk ik mij tot de -heer) ervoor zorgt, dat de materiële zaken voor het verblijf van de gast goed geregeld zijn. Als goed gastheer maak je je gast wegwijs, je zorgt dat de kamer schoon en in orde is en dat er voor eten en drinken wordt gezorgd. Dit is belangrijk in gastheerschap, maar het is maar een begin. Ik heb de afgelopen jaren heel veel nachten doorgebracht in hotels. Meestal waren de receptionisten goed opgeleid en deden ze precies wat ik hierboven beschreef. Maar voelde ik mij in die hotels een gast? Nee: ik voelde mij meestal een klant en maar zelden een gast: een klant die tegen betaling een dienst geleverd krijgt. Meestal een goede dienst, maar dit is volgens mij niet wat Benedictus bedoelde. Deze manier van ontvangen vormt de buitenkant van het gastheerschap.
Je kunt als gastheer een stap verder gaan door interesse te tonen in je gast. Wie is deze mens die ik onderdak verleen? Waar komt ze vandaan, waar gaat ze heen? Heeft hij bijzondere wensen of verlangens? Voelt zij zich wel op haar gemak in dit vreemde huis? Je kunt die interesse in je gast ook materieel tonen, bijvoorbeeld door een welkomstkaart op de kamer of een bloemetje op tafel. Misschien een welkomstdrankje? Voor dergelijke blijken van aandacht in je gasten is het nodig, dat je je als gastheer in hem of haar verplaatst, al voordat de gast is gearriveerd. En dat je je alle tijd dat de gast bij jou onderdak is, betrokken voelt bij hem of haar. Niet als aangeleerd maniertje elke ochtend vragen of de gast goed geslapen heeft, maar weten of aanvoelen hoe het met hem of haar staat en daarop aansluiten met je eigen reacties. Deze manier om mensen te ontvangen heb ik zelf in praktijk gebracht als gastheer bij retraites die werden georganiseerd door Pulsar (De Voorde). Bij Pulsar voelt een gastheer of trainer zich echt betrokken bij jou als uniek mens, wanneer je daar komt als deelnemer aan een programma of als individuele gast. En dat is nu net het grote verschil dat ik ervaar met hotels: bij Pulsar voel ik mij gezien en opgenomen in het huis, bij hotels voel ik mij meestal wel welkom, maar niet deel van het geheel. En de kloosters? De grote afstand tussen hotels en Pulsar overbruggen zij niet, in mijn ervaring. Maar de ontvangst is in ieder geval vele malen persoonlijker dan in hotels en soms zit er een parel tussen, waar ik mij echt opgenomen voel in het geheel, zoals bij de Franciscanen in Megen. Over deze minderbroeders kan Benedictus in ieder geval tevreden zijn, ook al volgen zij nu net weer een andere regel...
Matigheid
- superbia - hoogmoed
- avaritia - hebzucht
- luxuria - wellust
- invidia - jaloezie
- gula - gulzigheid, onmatigheid
- ira - woede
- acedia - gemakzucht, luiheid
Wie heeft er niet af en toe last van een van deze hoofdzonden? Opvallend is natuurlijk, dat ook anno 2013 de meeste van deze zonden nog steeds als negatief worden beoordeeld. Veel minder bekend is dat de middeleeuwers tegenover deze zeven hoofdzonden ook zeven deugden hebben geformuleerd. De eerste vier stammen al uit de klassieke oudheid (de zogenaamde kardinale deugden), de andere drie zijn de bekende christelijke deugden:
- prudentia - voorzichtigheid
- iustitia - rechtvaardigheid
- temperantia - matigheid
- fortitudo - moed
- fides - geloof (=vertrouwen)
- spes - hoop
- caritas - (naasten)liefde
Een van de monastieke waarden waar wij in onze maatschappij heel ver vanaf gedreven zijn, is de deugd van de matigheid of de temperantia. Benedictus beargumenteert in zijn Regel bijvoorbeeld dat twee warme gerechten per tafel voldoende is en ook vindt hij een pond brood per dag wel voldoende. Hij voegt er wel aan toe: "Als er extra zwaar werk is verricht, kan het dienstig zijn de porties te vergroten; het is geheel aan de abt om hierover te beslissen. Maar in elk geval voorkomt hij onmatigheid, zodat het nooit zover komt dat een monnik aan indigestie lijdt. Want niets is zo oneigenlijk voor élke christen als overmaat, zoals onze Heer zegt: 'Zorg ervoor dat u niet versuft raakt door overmaat' (Lc 21, 34)." Dit is maar een voorbeeld, maar de hele Regel (en het leven van monniken in 2013) ademt de geest van de temperantia.
Voordat we ons als moderne westerse mens hiervan afkeren onder het mom dat er sprake is van "overdreven zuinigheid", is het goed om te beseffen dat het hier niet gaat om opgelegd zuinig moeten zijn. Het gaat hier om het vinden van de juiste maat: matigheid zoekt het juiste midden, het juiste evenwicht tussen bijvoorbeeld onze wensen en verlangens en onze fysieke constitutie. Of tussen de graaizucht van de mens en de spankracht van natuur en milieu. Of tussen de hoog opgeschroefde prestatie-eisen van je school of je werk en de noodzaak om te ontspannen en tot rust te komen. Deze voorbeelden zijn met talloze andere aan te vullen, die allemaal schrijnend duidelijk maken, hoe noodzakelijk het is om het juiste midden te vinden, dus hoe belangrijk de deugd van temperantia is die de monniken ons voorleven. Tot slot een mooi voorbeeld van de tegenhanger van matigheid, de hoofdzonde gula.
Zoeken
In het laatste nummer van het Dominicaanse tijdschrift Geloven onderweg staat een mooi artikel van Henk Jongerius, de prior van de Dominicanen in Huissen, dat precies hierover gaat. Alleen al de titel is een prachtige omkering van wat ik hierboven over mijzelf vertel: God zoekt de mens. Jongerius ontleent deze titel aan een boek met dezelfde titel van de grote joodse denker Abraham Heschel. Diens uitgangspunt is, in overeenstemming met de grondovertuiging in de vijf boeken van Mozes, dat het God is die tot mensen spreekt en mensen roept. In de joodse traditie heet het derde boek van Mozes ook niet Leviticus, maar 'God roept', de eerste woorden van dit boek. In de zgn. Naardense bijbelvertaling: "Hij roept Mozes toe, en de Ene spreekt tot hem vanuit de tent van samenkomst en zegt: ...".
Jongerius formuleert formuleert het zo: "Het is God die naar ons toekomt op zijn manier." Het komt erop aan dat wij mensen onze ogen en oren openhouden en dat ons hart bedacht is op zijn verschijnen. Het gaat er met andere woorden om dat we ontvankelijk in het leven staan. En dat is wel eens heel moeilijk. Denk bijvoorbeeld aan momenten er iets afschuwelijks gebeurt in je leven of in de wereld om je heen of momenten dat je te druk bent met je gedachten of je gevoelens van twijfel of onzekerheid. Ik vind het in zulke situaties moeilijk om mijn hart open te houden en te ervaren wat er aan de hand is zonder daar direct over te oordelen. En als je over jezelf oordeelt, sluit je je hart. Dan ben je niet ontvankelijk en klopt God tevergeefs op de deur om binnengelaten te worden. Dit geheim van God die ruimte in ons binnenste vraagt en in ons werkzaam is, dat is wat de mystici van alle eeuwen proberen te verwoorden. Ik heb in Duitsland de genade gehad van zo'n mystieke ervaring, en zij staat aan de basis van mijn tocht van de laatste jaren binnen de christelijke, katholieke traditie. Het mag dan zo zijn dat God mij zocht (zoekt), gelukkig ben ik zelf ook op zoek gegaan naar Hem. En zo kwamen wij elkaar tegen en kon ik aan het eind van mijn programma in Duitsland als motto formuleren: "zoekt en gij zult gevonden worden."
Paulus
Er is nauwelijks een apostel zo omstreden als Paulus. Protestanten zien hem als de eigenlijke theoloog van het Nieuwe Testament. Maar veel vrijzinnige protestanten zijn helemaal op hem afgeknapt. Vrouwen hebben moeite met hem omdat hij zo vrouwvijandig zou zijn. Homo's moeten niets van hem hebben, vooral vanwege zijn brief aan de Romeinen. Joden zien in Paulus een verrader, die verantwoordelijk wordt gehouden voor de kloof tussen het jodendom en het christendom. Ook de exegeten leggen allemaal weer andere accenten. Sinds Luther zien veel protestantse theologen in Paulus de kern van het christelijke geloof en de basis van de kerk. Oosters-orthodoxe kerken zien hem als vertegenwoordiger van de Christusmystiek: iemand die ons wil binnenleiden in een mystieke ervaring van Christus. Boeiende man, niet waar? Verwijzend naar het tv-spelletje Wie van de drie? zou ik haast zeggen: "Wil dan nu de echte Paulus opstaan?"
Anselm Grün slaat in zijn boek een andere weg in. Hij zegt weinig te kunnen bijdragen aan exegetische discussies of opheldering van Paulus' theologie. Hij beschrijft in zijn boek de algemene menselijke ervaringen, die naar zijn mening op de achtergrond van Paulus' theologie een rol spelen. Hij stelt zichzelf steeds weer de vraag hoe wij vandaag ervaringen kunnen opdoen zoals die ook bij Paulus plaatsvonden. Hij verplaatst zich in de mens achter al die brieven in het Nieuwe Testament en de vele reizen en toespraken, die in de Handelingen der apostelen beschreven staan. Grün schetst een overtuigend beeld van een fascinerende en kleurrijke figuur, die volop actief was in een multireligieuze samenleving. Allerlei abstract lijkende theologische uitspraken van Paulus over wet en genade, over gerechtigheid en zonde, over verlossing en bevrijding blijken zo echte menselijke ervaringen als achtergrond te hebben. Bijvoorbeeld de ervaring dat je als spreker je onderwerp en woordkeus aanpast aan je publiek, als je tenminste wilt dat je boodschap duidelijk overkomt. Daarom lijkt de Paulus die aan de Romeinen schrijft een andere dan de Paulus die aan de Korintiërs schrijft. Door zo de mens Paulus zichtbaar te maken, kan ik mij prima verbinden met iemand die ik niet tot mijn intieme vriendenkring zou toelaten, maar met wie ik wel prima door een deur zou kunnen. Prachtig!
Stilte
Het juninummer 2013 van Herademing, tijdschrift voor spiritualiteit en mystiek, heeft als titel Weg van de stilte. In een interview met de gastenpater van het Norbertijnenklooster in Tongerlo, wordt aan hem de volgende vraag gesteld (p. 32): Is zwijgen hetzelfde als stilte?. Zijn antwoord illustreert heel mooi de monastieke kijk op stilte. Pater Ivo Cleiren:
Ik denk het niet. Stilte is luisteren. Zwijgen is niet-spreken. Als je het positief kleurt, is stilte 'luisteren'. De Regel van Benedictus (ca. 480 - ca. 547) zegt: 'Luister, mijn zoon.' Als je stil wordt, luister je naar wat God je te zeggen heeft. Vanzelf komt dan naar boven, de houding van verwondering en dankbaarheid. Luisteren vraagt om stilte, want als je niet luistert, hoor je niets..
Antoinette van Gurp citeert in hetzelfde nummer op p. 25 Isaac van Ninivé, een Syrische woestijnmonnik uit de 7e eeuw.
Stilte is het mysterie van de wereld die komen moet. De spraak is het orgaan van deze wereld. Velen zijn gretig op zoek, maar alleen zij zullen vinden die in voortdurende stilte volharden! Stilte zal u verlichten in God en zal u bevrijden van de spoken van onwetendheid. Stilte zal u verenigen met God. Hou van de stilte meer dan van wat dan ook: zij brengt een vrucht voort die geen tong kan beschrijven. Aanvankelijk moeten wij onszelf dwingen om stil te zijn. Maar daarna wordt vanuit onze echte stilte iets geboren dat ons naar diepere stilte drijft. Moge God u een ervaring schenken van dit 'iets' dat geboren wordt uit stilte. Als u dit beleeft, dan zal er een onuitsprekelijk licht over u neerdalen.
Eenvoud
Eenvoud is voor mij, dat ik (denk ik) gelukkig en tevreden kan zijn zonder luxe, dat niet alles om geld draait. Eenvoud is dat waarden als liefde en gezondheid veel wezenlijker zijn dan geld. Maar eenvoud is ook dat ik zit te genieten op een stoel tussen de bloemen naast een omgewaaide kersenboom. Eenvoud is blij worden van een blauwe salieplant, de activiteiten van een hommel of het zingen van een merel. In het kloosterritme past het woord eenvoud voor mij bij het moment van de lauden: na de nachtwake het eerste getijde van de dag. De lauden gaat over het ontvangen van de nieuwe dag als een geschenk. De lauden nodigt uit tot genieten van wat ons geschonken wordt en tot dankbaarheid. De lauden is verbonden met de ervaring van verwondering. En dat is precies de eenvoud waarover ik het heb.
Materieel heb ik het goed en leef ik niet eenvoudig. Maar ik ben blij dat ik nog het vermogen heb om te genieten van een saliebloem. Die vorm van eenvoud koester ik om niet in de valkuil te vallen die René Froger bezingt. "Een eigen huis, een plek onder de zon en altijd iemand in de buurt, die van mij houden kon. Toch wou ik dat ik net iets vaker simpelweg gelukkig was." Dat lijkt mij uitermate treurig.
Rituelen
Ik ben iemand die gevoelig is voor de kracht van rituelen. Bijvoorbeeld een uitvaart of crematie ontroert mij altijd erg. Dat heeft natuurlijk zeker te maken met het verlies, maar ook met het rituele karakter van de situatie: de verbondenheid met mensen die erbij aanwezig zijn, bepaalde handelingen die in een bepaalde volgorde worden gedaan, de gezamenlijke aandacht op de overledene en zijn of haar leven, bloemen en kaarsen. De katholieke kerk is rijk aan rituelen, rijker dan de protestantse die veel rituelen heeft afgeschaft of versoberd. Dit rituele karakter is een voorname reden waarom ik mij wil aansluiten bij de katholieke kerk en niet bij een protestantse, hoeveel vriendelijker voor homo's bijv. de remonstranten ook zijn. Een hoogtepunt van de katholieke rituelen of liturgie vormt voor mij de eucharistieviering, het delen van wijn en brood in nagedachtenis aan het Laatste Avondmaal en de kruisiging en wederopstanding van Jezus. In contemplatieve kloosters wordt de eucharistie vaak dagelijks gevierd, in andere een of twee keer per week. Het is al enkele keren gebeurd dat ik door de eucharistieviering zeer geraakt werd: tot tranen geroerd en sterk verbonden met de mensen om mij heen en (soms) met het goddelijke.
In 1993 publiceerde de Nederlandse sjamaan Daan van Kampenhout bij uitgeverij Bres een boek met als titel Rituelen. Essentie, uitvoering en begeleiding. Hij schrijft (p. 15-16): "Je kunt de uiterlijke aspecten van rituelen vrij gemakkelijk benoemen. Daaronder vallen bijvoorbeeld de kleren die je speciaal aantrekt, de wierook, salie of kaarsen die je brandt, de woorden die je uitspreekt, de muziek die klinkt, de klanken die je zingt, de handelingen die je uitvoert. De essentie van een ritueel is echter niet in de uiterlijkheden te vinden. De essentie zit in de beleving ervan. Een ritueel is een brandpunt in de tijd, waarbij je je concentratie aanwendt om iets teweeg te brengen of intens te ervaren. (...) De essentie van welk ritueel dan ook is uiteindelijk verbinding. (...) Je verbindt jezelf met de wereld binnen in je en de wereld om je heen. De verbinding is de ware essentie van het ritueel, als je geen verbintenis tot stand weet te brengen heeft een ritueel geen kracht." In alle opzichten herken ik deze beschrijving. De uiterlijkheden vind je allemaal terug in de liturgie van de eucharistie, maar veel daarvan heb ik bijv. ook gebruikt, toen ik mijn eigen ritueel ontwierp om afscheid te nemen van mijn plannen voor een eigen praktijk. Ook de concentratie is een noodzakelijke voorwaarde: een priester die voorgaat in de eucharistieviering omdat het nu eenmaal zijn werk is, maakt bij mij weinig los in tegenstelling tot een geconcentreerde en bezielde voorganger. En dat verbondenheid de essentie is, heb ik hierboven natuurlijk ook aangegeven.
Monniken - zeker contemplatieven zoals benedictijnen en trappisten - leiden een leven dat in hoge mate geritualiseerd is, met een vaste dagindeling, vaste gebedstijden met hun eigen liturgie, een dagelijkse eucharistieviering... Ik voel mij thuis bij dat rituele; het ontspant mij aanzienlijk beter en maakt mij veel rustiger dan ons gebruikelijke leven, waarbij je vrijwel permanent (al of niet door de maatschappij gedwongen) moet kiezen. Een iets ritueler leven zou mij dus goed doen. Maar dan moet ik natuurlijk mijn vaste dagritme wel volhouden.....
Dominicanen
De Dominicanen in Nederland zijn verdeeld over enkele gemeenschappen en/of kloosters. Een van de bekendste daarvan is het Dominicanenklooster in Huissen, dat een jarenlange traditie heeft van cursussen en bijeenkomsten voor bezinning, bezieling en beweging. Al voordat ik actiever kloosters bezocht, had ik van hen gehoord als bijzonder cursuscentrum. Maar de Dominicanen hebben ook een actieve en steeds groeiende lekenbeweging: mensen die geïnspireerd door het Dominicaanse gedachtegoed buiten de kloostermuren leven, al of niet werken of een gezin hebben en hun inspiratie actief uitdragen in de buitenwereld. Het ordedevies van de Dominicanen luidt contemplari et contemplata aliis tradere: datgene wat wij door overweging hebben mogen ontvangen, willen wij doorgeven aan anderen. Dominicanen nemen iets waar of bestuderen het, ze gaan bij zichzelf naar binnen en overwegen het waargenomene, en ze dragen vervolgens actief uit. Dominicanen hebben een mening. In het Nederlands heet hun orde: orde der predikers (vroeger: predikheren).
Bij de Dominicanen in Huissen voel ik mij thuis. Ik heb er mooie programma's gevolgd zoals een stilteretraite en een Gregoriaanse studieweek, maar ik heb er ook prachtig mogen vieren tijdens de Goede Week. De Dominicanen die ik ken, zijn open en tolerant en betrokken op mensen en maatschappij. Homoseksualiteit is voor hen een normaal en geaccepteerd gegeven en iedereen wordt uitgenodigd deel te nemen aan de eucharistie. Ook de theoloog James Alison van wie ik een lezing over Paulus' brief aan de Romeinen heb vertaald, was Dominicaan voordat hij uittrad. Zij zijn (in ieder geval in Nederland) een kritische luis in de pels van de katholieke kerk, maar ook in onze steeds egoïstischer maatschappij. Dominicanen kom je wel tegen in het publieke debat. Zij laten mij zien hoe je vanuit geloof en overtuiging kloosterling kunt zijn en positief kritisch actief deel kunt nemen aan de samenleving. Waarbij de waarde van ieder mens voorop staat. Persoonlijk heb ik het vaste ritme, de vele gebedsmomenten en de stilte van een contemplatief klooster nodig om in mijzelf te keren en tot rust te komen. Benedictijnen en trappisten voeden mij (ook intellectueel en met bier en kaas), maar Dominicanen zijn voor mij voorbeelden, hoe ik als Thuismonnik ook mijn leven zou willen inrichten. Een soort rolmodel, zeg maar.
Ontwaken
Het was alsof ik ontwaakte uit een droom van afgescheidenheid.
Dit kleine punt van niets-zijn en volkomen armoede is zuivere heerlijkheid van God in ons,
zijn naam die in ons is geschreven, onze afhankelijkheid, ons kindschap.
Het was alsof ik ontwaakte uit een droom van afgescheidenheid,
kind onder de kinderen,
deel van het geheel, maar toch uniek.
Dit kleine punt van niets-zijn en volkomen armoede is zuivere heerlijkheid van God in ons.
Het was alsof ik ontwaakte uit een droom van afgescheidenheid.
Bovenstaand gedicht heb ik geschreven op 9 februari 2013 tijdens een workshop over Thomas Merton, een cisterciënzer monnik (trappist), die voor velen een bron van inspiratie was en is. De dichtvorm is een rondeel, een vorm die veel door de rederijkers uit de 16e en 17e eeuw is gebezigd. Het rondeel kenmerkt zich door herhaling van bepaalde regels op vaste plekken in het gedicht. De regels van mijn rondeel zijn zinnen uit een tekst van Thomas Merton.