Thuismonnik

Op zoek naar de monnik in mijzelf

Inspiratie

Anders leven

anders-leven In het voorjaar van 2015 verscheen bij uitgeverij Berne Media het boek Anders leven. Hedendaagse monastieke spiritualiteit, van Thomas Quartier. Hij is docent aan de Radboud Universiteit Nijmegen en de Katholieke Universiteit Leuven en gasthoogleraar aan de Benedictijnse Hogeschool Sant Anselmo in Rome. Maar in verband met deze post nog wezenlijker: hij is lid van de monnikengemeenschap van de St. Willibrordsabdij bij Doetinchem. Zijn boek is een diepgravende zoektocht naar het wezen van de monastieke spiritualiteit en het doel van zo'n monastiek levenspad. Het is een heel persoonlijk boek waarin hij voortdurend laat zien, hoe deze oude levensvorm mensen wakker kan schudden om anders te leven: binnen de kloostermuren maar zeker ook daarbuiten. Mij inspireert het boek om met nieuwe ogen naar de vormgeving van mijn leven als thuismonnik te kijken en het geeft natuurlijk stof voor deze post.

Thomas Quartier scherpt mijn beeld van de levensvorm van een monnik behoorlijk aan. Hij laat mij zien dat je geen monnik bent, maar dat de monnik zich een bepaalde levenshouding en levensinhoud voortdurend aan het eigen maken is: dat je binnen de kloostermuren voortdurend monnik wordt. Een monnik is een leerling aan het leven, die als uiteindelijk richtpunt God heeft: het gaat een monnik om het goede, het ware en het schone. Hij richt zijn leven daartoe anders in dan jij en ik, in de overtuiging (en de eeuwenlange ervaring van monniken) dat die andere levensvorm helpt om dichter bij het doel te komen. De monastieke praktijken, zoals het getijdengebed, stilte, lezen, waken en vasten ondersteunen allemaal op hun eigen wijze deze vorming tot monnik. Pas nu ik Anders leven voor de tweede keer lees en goed tot mij door laat dringen, besef ik de waarde van Quartiers boek voor mij als thuismonnik.

Drie jaar geleden ben ik begonnen met deze weblog en website. Op de pagina met als titel
Thuismonnik schreef ik toen: ik ben in wezen een monnik. Veel berichten die ik hier sindsdien heb gepubliceerd, gaan over de betekenis die monnik-zijn voor mij heeft. Maar ik heb ook veel geschreven over mijn pad van "heiden" naar katholiek en de zoektocht naar een thuis in het landschap van de katholieke kerk. Door het boek Anders leven ben ik de afgelopen drie jaar en deze weblog en website gaan zien als mijn postulaat. "Een postulant is een soort leerling-monnik. Je gaat nog geen binding aan, maar verblijft vrijwillig in het klooster om gevormd te worden." (tekst van de website van de St. Willibrordsabdij). Het postulaat is de periode waarin je onderzoekt, wat het betekent om te kiezen voor de levensvorm van een monnik. Ik heb deze drie jaar periodes gehad, waarin ik erg bezig was met de betekenis van monnik-zijn of monastieke praktijken zoals gebed en contemplatie. Maar ook waren er periodes dat de thuismonnik ver naar de achtergrond verdwenen was. Het was een tijd waarin ik veel bezig ben geweest met het zoeken naar de juiste vorm, maar waarbij de laatste tijd de inhoud wat op de achtergrond is geraakt. Echt dus een postulaat, een zoektocht, met als ondertitel: Ruimte maken voor de monnik in mijzelf.

Het wordt nu tijd voor de volgende stap. Als je ervan overtuigd bent dat de levensvorm van een monnik bij je past en de abt laat je toe, dan wordt het postulaat gevolgd door het
noviciaat, waarin je ingewijd wordt in de monastieke geschriften, thuis raakt in de Heilige Schrift en liturgische vorming ontvangt. "En verder word je geholpen om je de waarden van het monastieke leven, althans in eerste aanzet, eigen te maken", aldus opnieuw de St. Willibrordsabdij. Anders leven biedt veel inspiratie aan ieder die zich deze monastieke waarden eigen wil maken. Thomas Quartier onderzoekt en beschrijft in zijn boek het wezen van het monnik-zijn aan de hand van de traditie en van zijn eigen ervaringen binnen en buiten de kloostermuren. Hij weet situaties uit onze gewone dagelijkse werkelijkheid van niet-kloosterling te gebruiken als leerstof voor de vorming als monnik. Maar hij weet ook elementen of praktijken uit de monastieke spiritualiteit zo uit te leggen, dat ze mij kunnen helpen om mij de waarden van het monastieke leven eigen te maken buiten de kloostermuren. Zijn boek is een mooie leidraad voor mijn noviciaat en hij is een goede novicemeester voor deze thuismonnik.

Als thuismonnik-novice wil ik dit nieuwe jaar ingaan. Laten wij er met zijn allen in 2016 voor zorgen, dat wij als echte monniken God, dat wil zeggen het goede, het ware en het schone niet uit het oog verliezen. Ik wens je een inspirerend jaar toe.

Zondagochtendgebed

Biddend-meisje "Het zijn bange tijden, mijn God. Vannacht was het voor het eerst, dat ik met brandende ogen slapeloos in het donker lag en er vele beelden van menselijk lijden langs me trokken. Ik zal je een ding beloven, God, een kleinigheidje maar: ik zal mijn zorgen om de toekomst niet als evenzovele zware gewichten aan de dag van heden hangen, maar dat kost een zekere oefening. Iedere dag heeft nu aan zichzelf genoeg. Ik zal je helpen God, dat je het niet in mij begeeft, maar ik kan van tevoren nergens voor instaan. Maar dit éne wordt me steeds duidelijker: dat jij ons niet kunt helpen, maar dat wij jou moeten helpen en door dat laatste helpen wij onszelf. En dit is het enige, wat we in deze tijd kunnen redden en ook het enige, waar het op aankomt: een stukje van jou in onszelf, God. En misschien kunnen we er ook aan meewerken jou op te graven in de geteisterde harten van anderen. Ja, mijn God, aan de omstandigheden schijn jij niet al te veel te kunnen doen, ze horen nu eenmaal ook bij dit leven. Ik roep je er ook niet voor ter verantwoording, jij mag daar later ons voor ter verantwoording roepen. En haast met iedere hartslag wordt het me duidelijker: dat jij ons niet kunt helpen, maar dat wij jou moeten helpen en dat we de woning in ons, waar jij huist, tot het laatste toe moeten verdedigen."

Dit gebed is van Etty Hillesum: ze heeft het op 12 juli 1942 opgetekend in haar dagboek, dat onder de titel Het verstoorde leven is gepubliceerd. Geboren in 1914 in Middelburg, studeerde zij na haar schooltijd in Deventer rechten en Slavische Talen in Amsterdam. Zij werd geïnterneerd in het doorgangskamp Westerbork, waar ze in dienst van de Joodsche Raad geprobeerd heeft mensen bij te staan. In september 1943 ging zij zelf op transport naar Auschwitz, waar zij waarschijnlijk op 30 november 1943 overleed. Een bijzondere joodse vrouw die temidden van alle leed een sterke geestelijke ontwikkeling doormaakte, waardoor zij "een stukje van jou in onszelf, God" wist te bewaren. Haar "bange tijden" zijn de steeds sterkere beperkingen waaraan joden onderworpen werden en de verhalen over werkkampen en vernietiging. Zij wist wat het joodse volk te wachten stond. En toch was er in haar een sterk besef dat het wezenlijk is om niet te vervallen in haat van anderen of boosheid op God. Het is noodzakelijk om de woning in ons waar God huist, onze menselijkheid en liefde, tot het laatste toe te verdedigen. God kan ons niet helpen, Hij is ook niet verantwoordelijk voor het geweld en de haat die wij elkaar aandoen: wij zullen het zelf moeten oplossen, te beginnen door "een stukje van jou in onszelf, God" te bewaren.

Onze eigen "bange tijden" zijn oplopende internationale spanningen en haantjesgedrag, moord en doodslag in het Midden-Oosten, Afrika en andere delen van de wereld, waarbij in naam van God de meest afgrijselijke misdaden worden gepleegd. En dan lees ik zo'n prachtig zondagochtendgebed van een jonge joodse vrouw uit het Amsterdam van 1942, dat bezet was door een volk waarvan de leiders uit waren op de vernietiging van haar eigen mensen. Het gebed raakt me in zijn liefde voor mensen die eruit spreekt. Als zij zo met haar situatie om weet te gaan, dan moet ik in mijn veilige Nederland anno 2015 toch in staat zijn om moslims als medemensen te zien en haat en verkettering geen kans te geven? En jij toch ook? En misschien "kunnen we er ook aan meewerken (God) op te graven in de geteisterde harten van anderen". Ja toch, Geert Wilders?

Gemeenschap

Een van de pijlers onder het monastieke leven is gemeenschap. De Dominicaanse Lekengemeenschap Nederland vraagt van haar aspirantleden om zich te bezinnen op de betekenis van gemeenschap in hun leven. Wat is gemeenschap voor mij? Tot welke gemeenschappen behoor ik? Wat kenmerkt gemeenschap en gemeenschapsleven voor mij? In deze bijdrage wil ik stilstaan bij deze vragen, op zoek naar mijn antwoorden.

Ik woon in een dorp; met andere mensen, een drogisterij en een supermarkt (gelukkig nog wel), verenigingsleven en een dorpsraad. Maar roept dat ook het gevoel op deel uit te maken van een gemeenschap? Niet echt. Ik woon daar wel -en met heel veel plezier- maar om deel te zijn van een gemeenschap is meer nodig dan een gedeelde omgeving. Daarvoor is iets nodig wat een persoonlijke band tussen mensen schept: een gezamenlijk ideaal of verlangen, of een gemeenschappelijk verhaal. Bedrijven die een gezamenlijk gedragen visie hebben, creëren bij hun medewerkers een gemeenschap. Bedrijven die zo'n hart ontberen hebben werknemers met banen, die om vijf uur opgelucht weer naar huis gaan.

Als zo'n gemeenschap van mensen die verbonden zijn door hetzelfde ideaal, ook nog een fysieke plek van samenkomst heeft, dan is zij gezegend. Zo'n fysieke plek voedt de gemeenschap; zeker als die fysieke plek bewoond of gebruikt wordt door mensen van de gemeenschap. Dat is de kracht van het leven in een klooster; dat was voor mij ook de kracht van het landgoed Den Alerdinck waar woon- en werkgemeenschap De Voorde haar thuis had. Maar dat geldt ook voor dorpsgemeenschappen: het is niet voor niets dat dorpshuizen of een school zo'n belangrijke rol spelen in het sociale leven van dorpen.

Samengevat kun je zeggen dat een gemeenschap een hart nodig heeft, net als een mens een hart heeft. Het hart is de plaats waar inspiratie zetelt en van waaruit je de verbinding aangaat met de wereld om je heen. Het hart is ook de plek waar je thuis bent. Zonder hart, dus minimaal een gedeelde inspiratie of gedachtegoed en bij voorkeur ook een fysieke plek, heb je alleen een groep dolende mensen of losse individuen. Mét een hart schep je de voorwaarden voor het ontstaan van gemeenschap en verbondenheid tussen mensen.

Mijn plek

dominics In verschillende bijdragen op deze site heb ik beschreven, hoe mijn zoektocht verloopt op weg naar verbondenheid als leek met een Nederlandse orde. Ik heb de praktische kant benoemd, maar ook beschreven hoe belangrijk voor mij het gevoel is, dat ik mij er thuis voel. Inmiddels heb ik een keuze gemaakt, door mij als aspirant voor een jaar te verbinden met de Dominicaanse Lekengemeenschap Nederland (DLN). De eerste van minimaal zes vormingsbijeenkomsten is inmiddels geweest. Maar waarom nu de DLN? Ik voel mij thuis bij de dominicanen, dat is zeker zo, maar de woorden van Lode van Hecke, abt van het trappistenklooster Orval in België (heerlijk bier!!), geven sterker weer waarom ik voor de dominicanen kies dan mijn eigen woorden. In een aflevering van de kloosterserie van Kruispunt is hij in gesprek met Leo Feijen.

De presentator vraagt hem naar het nut van monnik-zijn in deze tijd. De maatschappij vindt zo'n kloosterleven immers maar nutteloos. Lode van Hecke geeft geen rechtstreeks antwoord, maar geeft wel heel precies aan waar het volgens mij om draait. Hij zegt: "Het gaat erom waar je thuishoort. Dan sta ik niet meer aan het roer maar God. Alleen als je bent waar je hoort te zijn, kun je vrijelijk geven. Als je op je plaats bent, kun je het leven doorgeven." De kern is niet waar ik mij thuis voel (ik aan het roer), maar waar ik op mijn plek ben (God leidt). Als ik op mijn plaats ben, heb ik anderen vanuit mijn hart iets te bieden; kan ik geven. Als ik op mijn plek ben, voel ik mij daar zeker ook thuis: ze zijn wel met elkaar verbonden. Maar het omgekeerde hoeft niet waar te zijn. Ik kan mij ergens thuis voelen en toch niet bedoeld zijn om van daaruit mijn leven te leiden. De kern waar het om draait, is: op mijn plek zijn.

Ik weet dat ik bij de dominicanen op mijn plaats ben en niet bij de trappisten of de benedictijnen. Bij allen voel ik mij thuis, maar ik ben op mijn plaats bij een 
vita mixta (zowel contemplatief als actief in de wereld) en niet bij een vita contemplativa. Ik heb de wereld iets te bieden en iets te vertellen, maar daarbij heb ik behoefte aan de steun van broeders en zusters die ook vanuit hun inspiratie actief zijn in de wereld. En die hoop ik te vinden bij de DLN. Het leven van een lekendominicaan rust op vier pijlers: contemplatie en gebed, studie en vorming, gemeenschap en gemeenschapsvorming, zending en verkondiging. De eerste twee pijlers zitten in mijn genen, zo gezegd: deze website getuigt ervan. Ik heb een groot verlangen naar gemeenschapsvorming met mensen die eenzelfde inspiratie delen. Zending heeft voor mij nog steeds associaties met zieltjes winnen, maar is verkondiging niet precies wat ik hier nu doe? Het is voor mij helder: ik ben bij dominicanen op mijn plek. Ik ga dit jaar als aspirant onderzoeken, of de DLN mij stimuleert om mijzelf als thuismonnik (verder) in de wereld te brengen. Thuismonnik is wat ik ben, en thuismonnik is wat ik de wereld te bieden heb.

Blijde boodschap

forgivingvictim-small Elders op deze site vertel ik je over een van de oudere werken van de katholieke theoloog James Alison: een lezing over de brief van de apostel Paulus aan de Romeinen, die in christelijke kringen nog steeds wordt gebruikt om homoseksualiteit te veroordelen als onnatuurlijk en tegen Gods wil. Het is inmiddels 10 jaar later na die lezing uit 2004. Alison heeft verschillende boeken geschreven (allemaal niet vertaald in het Nederlands) en is uitgegroeid tot een bijzondere denker over het christendom en zijn rol in onze ontwikkeling als mens en mensheid. Hij is in zijn denken sterk beïnvloed door de Fransman René Girard, emeritus-hoogleraar aan verschillende Amerikaanse universiteiten. Girard legt in zijn werk de mechanismen bloot, die aan de basis liggen van de menselijke ontwikkeling en cultuurvorming. Belangrijke begrippen uit zijn theorie zijn mimesis en begeerte (nabootsing en imitatie van de verlangens [niet bedoeld als lust] van anderen) en zondebok (mensen vormen groepen door zich collectief af te zetten tegen iemand of tegen een groep). De website van de Girard Studiekring aan de Vrije Universiteit geeft een goede inleiding in Girards denken en in alle wetenschappelijke ontwikkelingen daar omheen.

James Alison geeft al jarenlang cursussen in het christelijke geloof aan volwassenen. Zijn doel hiermee is niet om onderwijs te geven of bijbelse kennis of kerkelijke doctrines over te dragen (instructie), maar om mensen geleidelijk steeds verder in te voeren (inductie) in het besef, dat je veel geliefder bent dan je ooit had gedacht. God roept ons tot een omgang met elkaar waarin liefde de drijvende kracht is en niet het mechanisme van de zondebok. In 2013 heeft Alison zijn cursus uitgegeven in de vorm van vier boeken en enkele dvd's onder de titel Jesus the Forgiving Victim; Listening for the Unheard Voice. Geïnspireerd door Girard geeft hij hierin een heel andere en bevrijdende kijk op de fundamentele boodschap van het christendom dan met name orthodox-protestantse en streng-katholieke stromingen uitdragen. Niet God als opperrechter die ons, zondebokken, de maat neemt met gevoelens van schuld en boete als resultaat. Alison legt het christendom aan de hand van de bijbel open als een daadwerkelijk blijde boodschap. Ik wil een stukje hiervan graag met jullie delen door een passage uit de cursus van Alison te vertalen. Het zijn de slotwoorden van een paragraaf waarin Alison twee teksten van Paulus bespreekt, die altijd worden aangehaald in discussies over Christus' offer aan het kruis (2 Korintiërs 5: 18-21 en Romeinen 3: 21-26). Alison bespreekt de teksten en concludeert:

"In beide teksten is het echt alsof Paulus wil benadrukken dan God grote moeite heeft om ons duidelijk te maken, dat hij fundamenteel goed is en vóór ons en dat Hij deze manier nodig had om ons te laten zien dat Hij vóór ons is, ons werkelijk aardig vindt en van ons houdt en aan onze zijde wil staan. Hij zegt: 'Ik wil geen spelletje met jullie spelen. Ik weet dat jullie lichtgeraakt zijn en de enige manier waarop ik aan jullie duidelijk kan maken dat ik je aardig vind, is door de beroerdste positie in te nemen die jullie kunnen bedenken: een plek waarvan jullie denken dat ik daar bij voorkeur mensen neerzet. Dat is niet zo. Jullie zijn degenen die mensen daar plaatsen: jullie op zijn slechtst. Ik zal die ruimte innemen om jullie te laten zien, dat ik er niet op uit ben om je te grazen te nemen; dat ik jullie echt aardig vind. Op het moment dat je dat inziet, dan kun je ontspannen en vertrouwen op mijn goedheid. Dan hoef je niet langer bezig te zijn met die afschuwelijke gewoonte om jezelf goed te voelen ten koste van een ander of in vergelijking met een ander. In plaats daarvan kun je ontspannen in het besef dat je goed bent en als je ontspant dan zul je merken dat je iets veel beters wordt, veel rijker in menselijkheid dan jij je kunt voorstellen.'"

Thuis

Thuis De laatste twee weken zingt er een woord door mijn hoofd dat een steeds belangrijker plaats gaat innemen en dat is het woord thuis. Het is net alsof nu tegen het einde van de anderhalf jaar "Ruimte maken voor de monnik in mijzelf" ineens iets wezenlijks van thuismonnik-zijn oplicht: thuis (monnik) zijn. Alsof de schellen van mijn ogen vallen, realiseer ik mij dat de vraag: Voel ik mij hier thuis?, een heel belangrijk kompas kan zijn bij het maken van keuzes. Precies zoals ik mij in het verleden eens realiseerde dat ik wel goed uit de voeten kan met de vraag: Waar heb ik zin in?, terwijl ik de vraag: Wat wil ik?, vaak lastig vind te beantwoorden. Een paar zaken hebben mij op het spoor van van thuis-komen en thuis-zijn gezet.

De Nederlandse dominicanes Holkje van der Veer ("de hipste non van Nederland") publiceerde in oktober vorig jaar het boek Verlangen als antwoord, waarin zij beschrijft hoe haar leven als doopsgezinde Amsterdamse met Friese wortels in de afgelopen decennia vervlochten is geraakt met de orde der dominicanen en zij op een gegeven moment intrad in de orde. Ze beschrijft dominicanen als religieus geïnspireerde mannen en vrouwen die "in het voetspoor van de Heilige Dominicus een leven lang lerend en ontdekkend een eigen spoor trekken". Ze voelt zich er thuis en beschrijft waarom zij zich er zo thuis voelt. Onbewust heb ik zelf ook het woord thuis wel gebruikt om aan te geven dat ik mij bij bepaalde groepen mensen op mijn plek voel (of verwante woorden als verbonden, welkom), maar op een of andere manier werd ik mij door Holkjes woordkeuze ineens bewust van het belang van het woord thuis. Het woord heeft meer lagen dan bijvoorbeeld verbonden en trilt dieper door.

Dat werd mij zo'n twee weken geleden duidelijk toen ik mijn reactie bemerkte op het nieuws dat
Pulsar in Laag-Zuthem bij Zwolle, voorheen De Voorde en De Nieuwe Voorde, failliet is gegaan. Er wordt gewerkt aan een doorstart van de programma's, zoals de Pulsar-academie, maar het landgoed Den Alerdinck wordt verlaten en daarmee komt er een einde aan de plaats waar ik gastheer ben geweest, met mensen gelachen en gehuild heb, genoten heb van de maaltijden en de natuur en meer mens geworden ben. Terwijl ik dit opschrijf word ik opnieuw verdrietig van dit nieuws. Het is niet het faillissement waarmee ik moeite heb, maar het afscheid nemen van een plaats waar ik mij thuis voel. Thuis voelen heeft te maken met welkom zijn als de mens die ik ben met mijn mooie en moeilijke kanten, maar ook met een plaats, een omgeving, een sfeer. Thuis is een rijker woord dan verbonden.

Het belang van 
thuis komt prominent naar voren in de titel van het prachtige boek van de Nederlandse priester Henri Nouwen, waarin hij zijn gedachten beschrijft bij Rembrandts schilderij "De terugkeer van de verloren zoon" (naar de gelijkenis van Jezus over een vader met twee zonen in Lucas 15, 11-32). Zijn boek is getiteld Eindelijk thuis en uitgegeven bij Lannoo. Hij beschrijft heel mooi zijn innerlijke ontwikkeling van jongste zoon die in zijn ouderlijk huis terugkeert tot vader die zonder oordeel en vragen welkom heet. Nouwen gebruikt woorden als verzoening, genezing, geborgenheid en rust. Dat zijn woorden die ook ik associeer met thuis. Ze geven weer hoe ontzettend wezenlijk het thuisgevoel is om je echt mens te voelen. Ze maken daardoor ook hard en scherp duidelijk hoe onmenselijk wij in Nederland vreemdelingen behandelen: ons hele beleid is erop gericht om te voorkomen dat zij zich thuis gaan voelen in ons land.

Voor mij persoonlijk is 
thuis nu een kompas geworden in mijn zoektocht naar verbondenheid als leek met een Nederlandse orde. Een verbondenheid waarin dus niet alleen de mensen en de specifieke spiritualiteit een rol spelen, maar ook de plaats. Waarbij Holkje van der Veer een mooie relativerende maar belangrijke opmerking plaatst, als zij het heeft over de kracht van gemeenschapsleven (de gemeenschap waarin je thuis bent). "Relaties bouwen we op in de hoop dat die lang mogen duren. Vraag je dus niet te vaak af of dit de plaats is waar je thuishoort. Durf je te geven, durf de ander te vertrouwen. Mocht je besluiten om te vertrekken: overal waar je naartoe gaat - daarheen neem je jezelf mee..."

Gedoopt

Doop Vorige week zaterdag 19 april 2014 was het zover: 's nachts tijdens de paaswake in de kapel van het Dominicanenklooster in Huissen ben ik gedoopt door de prior van het klooster, Henk Jongerius. Samen met een baby-tje en in aanwezigheid van familie en vrienden, van medegasten van de bezinningsdagen in het klooster, van de communiteit en van vele anderen ben ik opgenomen in de geloofsgemeenschap, die zich verbonden voelt met de kapel. In de katholieke kerk is de paaswake HET moment bij uitstek om mensen te dopen. De liturgie van deze viering ter Gedachtenis van de Verrijzenis van Jezus Messias bestaat in grote lijnen uit vier onderdelen: het licht, dienst van het woord, het water en viering van de eucharistie. Herdacht wordt dat Jezus in deze nacht opstaat. De paaswake is het feest van het licht, het feest van het water en het feest van de vreugde om Jezus' verrijzenis.

Wij begonnen de viering buiten voor de kerk, waar een paasvuur brandde. Henk Jongerius stak de nieuwe paaskaars aan aan het brandende vuur en gaf het licht van die kaars door aan enkele kaarsjes van mensen die buiten stonden. Vervolgens gaven wij op dezelfde manier het licht aan elkaar door, terwijl we zingend het licht de donkere kerk in droegen: Christus, het licht van de wereld, verjaagt zo de duisternis van het lijden en sterven. De dienst van het woord bestond eerst uit twee lezingen uit de Schrift met gezang en gebed bij het licht van alle brandende kaarsen. Vervolgens werden de kaarsen gedoofd, de lichten ontstoken en de klokken geluid en met een uitbundig alleluia werd de verrijzenis van Christus bezongen. Hierna volgde nog een lezing uit het evangelie volgens Mattheüs, waarin de Opgestane verschijnt aan de vrouwen bij het graf en aan zijn leerlingen (Mt 28, 1-10).

En daarna volgde het onderdeel waarin het nieuwe water centraal staat. Ik vind dat een prachtig onderdeel van de liturgie, omdat de gelovigen in de kerk dan hun doopgeloften hernieuwen. Zij verklaren ieder jaar op dit moment opnieuw, dat zij hun leven willen inrichten naar Christus' voorbeeld en als wij ons daar nu allemaal maar aan zouden houden, dan zou de wereld er stuk beter voorstaan dan nu. Eerst werd de baby gedoopt, die zich heel stil en nieuwsgierig gedroeg, tot het moment waarop zij werd gedoopt: dat was aanleiding tot een kort durende brul. En daarna was het mijn beurt. Met mijn peter en meter als getuigen ben ik gedoopt met het gewijde water. Onmiddellijk aansluitend ben ik "gevormd", zoals dat in de katholieke kerk heet, c.q. heb ik het vormsel ontvangen.

Het vormsel is een sacrament, waarin ik de kracht van de Heilige Geest heb ontvangen om mijn geloof standvastig te kunnen belijden. Het vormsel is bekrachtigd met een zalving van mijn hoofd en mijn handen. De baby zal het vormsel pas ontvangen als het ouder is. Het moet zogezegd "de jaren van verstand" hebben bereikt, omdat dan een besef heeft wat het betekent om te geloven en je geloof te belijden. Omdat ik heel goed besef wat ik doe en waar het om gaat, heb ik direct na mijn doop het vormsel ontvangen. En het laatste deel van deze twee uur durende viering was het delen van brood en wijn, de viering van de eucharistie. Zo heb ik dus ook mijn eerste Heilige Communie gedaan: na het doopsel en het vormsel het derde en belangrijkste initiatiesacrament van de kerk. Bij kinderen zijn deze drie belangrijke sacramenten in verschillende vieringen over een aantal jaren verspreid; ik als volwassene ben in deze ene bijzondere viering volledig opgenomen in de rooms-katholieke kerk.

Terugkijkend heb ik prachtige dagen gehad in Huissen. Ik ben blij dat ik deel uitmaakte van een groep mensen met verschillende levens en geloofsachtergronden, die op de woensdag voor pasen de weg naar het klooster gevonden had voor een aantal bezinningsdagen. Ze hebben mij gesteund, kaartjes en cadeaus gegeven: ik voelde mij door hen gedragen. Ik ben mijn peter en meter, Stef en Lien, dankbaar dat zij mij bij deze stap wilden begeleiden, ook al kenden beiden mij niet goed. Zij vormen een band met de gemeenschap in Huissen, dat helaas voor mij niet naast de deur ligt. Ik vond het bijzonder dat zoveel familie en vrienden er zo'n lange rit in de auto voor over hadden om bij mijn doop aanwezig te zijn. En ook zij kwamen in de nazit weer met cadeaus, prachtig allemaal.

Gelukkig heb ik de communiteit in Huissen leren kennen. Zij vormen binnen de rooms-katholieke kerk een plek, waar ieder mens welkom is en helemaal zichzelf mag zijn. Een plek waar ik helemaal niet eens bevraagd ben over mijn homoseksualiteit en dat is heel bijzonder. Voor mij is hun omgang met mensen een voorbeeld van hoe Jezus ons die omgang ook heeft voorgeleefd. Zo'n betrokkenheid op mens en maatschappij en respect voor ieders eigenheid als mens zie ik ook als opdracht in mijn eigen leven als christen. Ik ben gelukkig gedoopt.

Thomas Merton

Thomas-Merton In 1948 verscheen in de VS The seven storey mountain, de autobiografie van de Engels-Amerikaanse monnik en trappist Thomas Merton (1915-1968). De eerste Nederlandse editie is verschenen in 1949 onder de titel Louteringsberg. De Louteringsberg is een beeld dat ontleend is aan de Goddelijke Komedie van Dante. Het centrale thema van het boek is Mertons bekering, die leidde tot zijn doop en opname in de katholieke kerk in 1938. Hij bleef zoeken naar de juiste manier om zijn leven verder vorm te geven en was heel actief met sociaal werk in Harlem. Hij wilde aanvankelijk intreden bij de franciscanen, maar na een retraite in de trappistenabdij Gethsemani in Kentucky besloot hij in 1941 daar in te treden. Zijn abt vond dat hij zijn schrijftalent moest gebruiken en dat leidde allereerst tot zijn autobiografie. Later zouden nog verschillende andere werken volgen, met veel meer spirituele diepgang dan deze eersteling. Al snel na publicatie bleek The seven storey mountain een enorme best-seller, die in tientallen talen is vertaald. Veel over het leven en werk van Thomas Merton is te vinden op de website van de Mertonvrienden van de Lage Landen en op de website van het Thomas Merton Center van de Bellarmine University.

Hoewel Merton zijn klooster weinig verliet, was hij sterk sociaal betrokken in woord en geschrift en onderhield hij bijvoorbeeld contacten met boeddhistische monniken die in Vietnam streefden naar vrede. Tijdens een congres in Bangkok in 1968 kwam hij door een tragisch ongeval om het leven. Vermoedelijk heb ik in mijn linkse studententijd eind jaren '70 voor het eerst gehoord over deze pacifistische monnik en vredesactivist, die toen dus al was overleden. Mijn echte kennismaking kwam echter veel later en wel op een bijzondere wijze. In 2010 was ik met een groep gasten van De Wandelmaat op bezoek in het trappistinnenklooster Nazareth in de buurt van Antwerpen. Ik werd daar zeer geraakt door een eucharistieviering, die volgens mijn dagboek die dag nog lang natrilde. Die nacht had ik een droom, waarin een vrouw een wesp van de muur pakte met een doekje om die tegen het raam dood te wrijven. Dat lukte echter niet en de wesp kwam al slingerend recht op mij af vliegen en belandde in mijn rechter oor. Ik heb op allerlei manieren geprobeerd die wesp uit mijn oren te krijgen zonder dat zij zou prikken, maar ik raakte haar niet kwijt. Einde droom. Pelgrim Henricus, die onze wandelingen begeleidde, suggereerde de volgende dag dat het wellicht ging om een boodschap die mijn oor binnen kwam en die ik maar niet weer kwijt raakte, hoe graag ik dat ook wilde. En hij raadde mij dus Louteringsberg aan.

Inmiddels ben ik bezig om dit werk voor de tweede keer te lezen. Vorig jaar heb ik bovendien kennis gemaakt met de andere, mystieke kant van Thomas Merton, tijdens een workshop die werd verzorgd door
Antoinette van Gurp. Ik herken veel van Thomas Merton in mijzelf en in mijn eigen pelgrimsweg door dit leven. Onze achtergronden zijn heel verschillend. Zo komt hij uit een artistiek milieu (zijn vader was de Engelse schilder Owen Merton uit Nieuw-Zeeland) en heeft hij wel enig geloof meegekregen in zijn opvoeding. Maar wij hebben beiden een niet-gelovige, links-activistische studententijd gehad, we hebben beiden een bijzondere ervaring gehad geknield onderaan een kruis die het begin van onze geestelijke thuiskomst markeerde en we zijn/worden beiden op latere leeftijd katholiek gedoopt. Thomas Merton trad uiteindelijk in in een contemplatief klooster en ik heb mijn plek als thuismonnik. Maar ik voel mij verbonden met deze man, die zijn monnik-zijn en verlangen naar contemplatie en mystiek verenigde met  sociale bewogenheid en betrokkenheid op de wereld om hem heen. Hij was voor velen en is ook voor mij een bijzondere inspiratiebron.

Gastvrijheid

de-gastvrijheid-van-abraham "Alle gasten die langskomen worden ontvangen als Christus zelf, want Hij zal zeggen: 'Ik was gast en u hebt Mij ontvangen ' (Mt. 25, 35). Aan allen wordt de gepaste eer bewezen, vooral aan broeders in het geloof en aan pelgrims." Dit citaat uit het drieënvijftigste hoofdstuk van de Regel van Benedictus ligt aan de basis van de gastvrijheid in kloosters. Er spreekt uit dat je iemand die bij jou aanklopt om onderdak, gastvrij welkom heet, want hij of zij kan immers Christus zelf zijn? In de kloosters van de Benedictijnen en de Trappisten die ik heb bezocht (zij leven volgens deze Regel), was ik ook altijd welkom. Al moet ik wel zeggen, dat het gevoel welkom te zijn de ene keer wel sterker was dan de andere keer. Dat kan met mijn eigen constitutie van dat moment te maken hebben gehad, maar de ene gastenbroeder of -zuster is ook absoluut vriendelijker en gastvrijer dan de ander. Ook in dat opzicht zijn kloosterlingen net zulke onvolmaakte mensen als jij en ik. Maar wat zorgt er nu voor dat ik mij als gast welkom voel?

Een van de aspecten van gastvrijheid is dat de gastheer (of -vrouw, maar om dit verhaal op mijzelf te kunnen betrekken, beperk ik mij tot de -heer) ervoor zorgt, dat de materiële zaken voor het verblijf van de gast goed geregeld zijn. Als goed gastheer maak je je gast wegwijs, je zorgt dat de kamer schoon en in orde is en dat er voor eten en drinken wordt gezorgd. Dit is belangrijk in gastheerschap, maar het is maar een begin. Ik heb de afgelopen jaren heel veel nachten doorgebracht in hotels. Meestal waren de receptionisten goed opgeleid en deden ze precies wat ik hierboven beschreef. Maar voelde ik mij in die hotels een gast? Nee: ik voelde mij meestal een klant en maar zelden een gast: een klant die tegen betaling een dienst geleverd krijgt. Meestal een goede dienst, maar dit is volgens mij niet wat Benedictus bedoelde. Deze manier van ontvangen vormt de buitenkant van het gastheerschap.

Je kunt als gastheer een stap verder gaan door interesse te tonen in je gast. Wie is deze mens die ik onderdak verleen? Waar komt ze vandaan, waar gaat ze heen? Heeft hij bijzondere wensen of verlangens? Voelt zij zich wel op haar gemak in dit vreemde huis? Je kunt die interesse in je gast ook materieel tonen, bijvoorbeeld door een welkomstkaart op de kamer of een bloemetje op tafel. Misschien een welkomstdrankje? Voor dergelijke blijken van aandacht in je gasten is het nodig, dat je je als gastheer in hem of haar verplaatst, al voordat de gast is gearriveerd. En dat je je alle tijd dat de gast bij jou onderdak is, betrokken voelt bij hem of haar. Niet als aangeleerd maniertje elke ochtend vragen of de gast goed geslapen heeft, maar
weten of aanvoelen hoe het met hem of haar staat en daarop aansluiten met je eigen reacties. Deze manier om mensen te ontvangen heb ik zelf in praktijk gebracht als gastheer bij retraites die werden georganiseerd door Pulsar (De Voorde). Bij Pulsar voelt een gastheer of trainer zich echt betrokken bij jou als uniek mens, wanneer je daar komt als deelnemer aan een programma of als individuele gast. En dat is nu net het grote verschil dat ik ervaar met hotels: bij Pulsar voel ik mij gezien en opgenomen in het huis, bij hotels voel ik mij meestal wel welkom, maar niet deel van het geheel. En de kloosters? De grote afstand tussen hotels en Pulsar overbruggen zij niet, in mijn ervaring. Maar de ontvangst is in ieder geval vele malen persoonlijker dan in hotels en soms zit er een parel tussen, waar ik mij echt opgenomen voel in het geheel, zoals bij de Franciscanen in Megen. Over deze minderbroeders kan Benedictus in ieder geval tevreden zijn, ook al volgen zij nu net weer een andere regel...

Matigheid

Temperantia In de middeleeuwen kreeg de christelijke deugdenleer zijn vastomlijnde vorm, waarvan wij in onze tijd nog vooral de leer van de zeven hoofdzonden kennen. Al zullen er anno 2013 niet zoveel mensen meer zijn die het hele rijtje kunnen opnoemen. "Zonde" is inmiddels een beladen woord geworden, of het heeft als bijvoeglijk naamwoord de betekenis van "spijtig" gekregen. Als je je als mens met een van de volgende zeven zonden inliet, dan diende je dat onverwijld te biechten en de opgelegde boete uit te voeren. Omdat ik het Latijn zo mooi vind, benoem ik de zeven hoofdzonden met hun officiële naam:

  • superbia - hoogmoed
  • avaritia - hebzucht
  • luxuria - wellust
  • invidia - jaloezie
  • gula - gulzigheid, onmatigheid
  • ira - woede
  • acedia - gemakzucht, luiheid

Wie heeft er niet af en toe last van een van deze hoofdzonden? Opvallend is natuurlijk, dat ook anno 2013 de meeste van deze zonden nog steeds als negatief worden beoordeeld. Veel minder bekend is dat de middeleeuwers tegenover deze zeven hoofdzonden ook zeven deugden hebben geformuleerd. De eerste vier stammen al uit de klassieke oudheid (de zogenaamde kardinale deugden), de andere drie zijn de bekende christelijke deugden:

  • prudentia - voorzichtigheid
  • iustitia - rechtvaardigheid
  • temperantia - matigheid
  • fortitudo - moed
  • fides - geloof (=vertrouwen)
  • spes - hoop
  • caritas - (naasten)liefde

Een van de monastieke waarden waar wij in onze maatschappij heel ver vanaf gedreven zijn, is de deugd van de 
matigheid of de temperantia. Benedictus beargumenteert in zijn Regel bijvoorbeeld dat twee warme gerechten per tafel voldoende is en ook vindt hij een pond brood per dag wel voldoende. Hij voegt er wel aan toe: "Als er extra zwaar werk is verricht, kan het dienstig zijn de porties te vergroten; het is geheel aan de abt om hierover te beslissen. Maar in elk geval voorkomt hij onmatigheid, zodat het nooit zover komt dat een monnik aan indigestie lijdt. Want niets is zo oneigenlijk voor élke christen als overmaat, zoals onze Heer zegt: 'Zorg ervoor dat u niet versuft raakt door overmaat' (Lc 21, 34)." Dit is maar een voorbeeld, maar de hele Regel (en het leven van monniken in 2013) ademt de geest van de temperantia.

Voordat we ons als moderne westerse mens hiervan afkeren onder het mom dat er sprake is van "overdreven zuinigheid", is het goed om te beseffen dat het hier niet gaat om opgelegd zuinig moeten zijn. Het gaat hier om 
het vinden van de juiste maat: matigheid zoekt het juiste midden, het juiste evenwicht tussen bijvoorbeeld onze wensen en verlangens en onze fysieke constitutie. Of tussen de graaizucht van de mens en de spankracht van natuur en milieu. Of tussen de hoog opgeschroefde prestatie-eisen van je school of je werk en de noodzaak om te ontspannen en tot rust te komen. Deze voorbeelden zijn met talloze andere aan te vullen, die allemaal schrijnend duidelijk maken, hoe noodzakelijk het is om het juiste midden te vinden, dus hoe belangrijk de deugd van temperantia is die de monniken ons voorleven. Tot slot een mooi voorbeeld van de tegenhanger van matigheid, de hoofdzonde gula.

Overvloed-supermarkt

Zoeken

Heksenbol Ik noem mijzelf met enige regelmaat een zoeker. En dan doel ik op een spirituele zoektocht, eigenlijk een tocht het wezen van mijn bestaan. Het gaat dus om levensvragen, vragen zoals: Wie ben ik? Wat is mijn bestemming? Wie of wat is God? In de kern van de zaak is mijn tocht natuurlijk een zoektocht naar God. Ook monniken worden beschouwd als godzoekers en deze gesteldheid deel ik dus met hen. Eigen aan mijzelf is dan vervolgens, dat mijn zoektocht naar antwoorden heel vaak een zoektocht naar een vorm wordt. Niet de inhoud, het wezen, krijgt dan meer de meeste aandacht, maar de uiterlijke vorm. En zo heb ik op mijn zoektocht met vele vormen kennis gemaakt die zoekers kunnen helpen, vaak als therapie, opleiding of cursus: rebirthing (bestaat dat nog?), reïncarnatie(therapie), zenmeditatie, retraite in een klooster, allerlei programma's bij deVoorde (Pulsar). In eerdere berichten heb ik al beschreven wat mijn meest indrukwekkende ervaring was op deze zoektocht, die zich natuurlijk juist voordeed op het moment dat ik innerlijk mijn zoeken kon loslaten. Toen ik die stap zette, ontstond er innerlijk ruimte, om het christelijk te zeggen, voor God. Toen ik mijn zoeken losliet, ontstond er ruimte om gevonden te worden.

In het laatste nummer van het Dominicaanse tijdschrift Geloven onderweg staat een mooi artikel van Henk Jongerius, de prior van de Dominicanen in Huissen, dat precies hierover gaat. Alleen al de titel is een prachtige omkering van wat ik hierboven over mijzelf vertel: God zoekt de mens. Jongerius ontleent deze titel aan een boek met dezelfde titel van de grote joodse denker Abraham Heschel. Diens uitgangspunt is, in overeenstemming met de grondovertuiging in de vijf boeken van Mozes, dat het God is die tot mensen spreekt en mensen roept. In de joodse traditie heet het derde boek van Mozes ook niet Leviticus, maar 'God roept', de eerste woorden van dit boek. In de zgn. Naardense bijbelvertaling: "Hij roept Mozes toe, en de Ene spreekt tot hem vanuit de tent van samenkomst en zegt: ...".

Jongerius formuleert formuleert het zo: "Het is God die naar ons toekomt op zijn manier." Het komt erop aan dat wij mensen onze ogen en oren openhouden en dat ons hart bedacht is op zijn verschijnen. Het gaat er met andere woorden om dat we ontvankelijk in het leven staan. En dat is wel eens heel moeilijk. Denk bijvoorbeeld aan momenten er iets afschuwelijks gebeurt in je leven of in de wereld om je heen of momenten dat je te druk bent met je gedachten of je gevoelens van twijfel of onzekerheid. Ik vind het in zulke situaties moeilijk om mijn hart open te houden en te ervaren wat er aan de hand is zonder daar direct over te oordelen. En als je over jezelf oordeelt, sluit je je hart. Dan ben je niet ontvankelijk en klopt God tevergeefs op de deur om binnengelaten te worden. Dit geheim van God die ruimte in ons binnenste vraagt en in ons werkzaam is, dat is wat de mystici van alle eeuwen proberen te verwoorden. Ik heb in Duitsland de genade gehad van zo'n
mystieke ervaring, en zij staat aan de basis van mijn tocht van de laatste jaren binnen de christelijke, katholieke traditie. Het mag dan zo zijn dat God mij zocht (zoekt), gelukkig ben ik zelf ook op zoek gegaan naar Hem. En zo kwamen wij elkaar tegen en kon ik aan het eind van mijn programma in Duitsland als motto formuleren: "zoekt en gij zult gevonden worden."

Paulus

Apostel-Paulus De heilige apostel Paulus is mijn naamgenoot. Een apostel waarvan ik het negatieve beeld had van een theologische scherpslijper. Hij wordt in orthodox-christelijke kringen op handen gedragen en dat maakt mij wantrouwend, omdat de orthodoxe kijk op het leven zeker niet mijn levenshouding is. Bovendien is een van de passages die door hen altijd wordt aangedragen om homoseksualiteit te veroordelen, afkomstig uit Paulus' brief aan de Romeinen. Niet bepaald iemand waar ik mij direct mee zou willen verbinden. Een boek van Anselm Grün over Paulus (Paulus. Ervaring als kern van christelijk geloof, uitg. Ten Have) heeft mijn kijk behoorlijk veranderd. De crux zit hem in de ondertitel van het boek. Anselm Grün ging niet op zoek naar de theoloog en farizeeër Paulus, maar naar de mens Paulus. Hier op deze pagina kan ik een studie van 159 pagina's natuurlijk geen recht doen, maar ik probeer toch te laten zien, waarom ik mij nu wel met deze bijzondere man kan verbinden.

Er is nauwelijks een apostel zo omstreden als Paulus. Protestanten zien hem als de eigenlijke theoloog van het Nieuwe Testament. Maar veel vrijzinnige protestanten zijn helemaal op hem afgeknapt. Vrouwen hebben moeite met hem omdat hij zo vrouwvijandig zou zijn. Homo's moeten niets van hem hebben, vooral vanwege zijn brief aan de Romeinen. Joden zien in Paulus een verrader, die verantwoordelijk wordt gehouden voor de kloof tussen het jodendom en het christendom. Ook de exegeten leggen allemaal weer andere accenten. Sinds Luther zien veel protestantse theologen in Paulus de kern van het christelijke geloof en de basis van de kerk. Oosters-orthodoxe kerken zien hem als vertegenwoordiger van de Christusmystiek: iemand die ons wil binnenleiden in een mystieke ervaring van Christus. Boeiende man, niet waar? Verwijzend naar het tv-spelletje Wie van de drie? zou ik haast zeggen: "Wil dan nu de echte Paulus opstaan?"

Anselm Grün slaat in zijn boek een andere weg in. Hij zegt weinig te kunnen bijdragen aan exegetische discussies of opheldering van Paulus' theologie. Hij beschrijft in zijn boek de algemene menselijke ervaringen, die naar zijn mening op de achtergrond van Paulus' theologie een rol spelen. Hij stelt zichzelf steeds weer de vraag hoe wij vandaag ervaringen kunnen opdoen zoals die ook bij Paulus plaatsvonden. Hij verplaatst zich in de mens achter al die brieven in het Nieuwe Testament en de vele reizen en toespraken, die in de 
Handelingen der apostelen beschreven staan. Grün schetst een overtuigend beeld van een fascinerende en kleurrijke figuur, die volop actief was in een multireligieuze samenleving. Allerlei abstract lijkende theologische uitspraken van Paulus over wet en genade, over gerechtigheid en zonde, over verlossing en bevrijding blijken zo echte menselijke ervaringen als achtergrond te hebben. Bijvoorbeeld de ervaring dat je als spreker je onderwerp en woordkeus aanpast aan je publiek, als je tenminste wilt dat je boodschap duidelijk overkomt. Daarom lijkt de Paulus die aan de Romeinen schrijft een andere dan de Paulus die aan de Korintiërs schrijft. Door zo de mens Paulus zichtbaar te maken, kan ik mij prima verbinden met iemand die ik niet tot mijn intieme vriendenkring zou toelaten, maar met wie ik wel prima door een deur zou kunnen. Prachtig!

Stilte

Stilte-e1380189062372 Een belangrijke waarde van het leven van monniken waarin ik mij herken, is het verlangen naar stilte. Over dit onderwerp is en wordt veel geschreven. Ook ikzelf heb een pagina gewijd aan de stilte. Hier wil ik je deelgenoot maken van twee teksten over stilte. Zij spreken mij aan, omdat ze zo mooi verwoorden waar het mij bij het ervaren van stilte om gaat. Ze beschrijven mijn eigen verlangen en ervaring in de woorden van een een monnik uit de 21e eeuw respectievelijk de 7e eeuw. Misschien herken jij je ook in wat er verwoord wordt?

Het juninummer 2013 van Herademing, tijdschrift voor spiritualiteit en mystiek, heeft als titel Weg van de stilte. In een interview met de gastenpater van het Norbertijnenklooster in Tongerlo, wordt aan hem de volgende vraag gesteld (p. 32): Is zwijgen hetzelfde als stilte?. Zijn antwoord illustreert heel mooi de monastieke kijk op stilte. Pater Ivo Cleiren:

Ik denk het niet. Stilte is luisteren. Zwijgen is niet-spreken. Als je het positief kleurt, is stilte 'luisteren'. De Regel van Benedictus (ca. 480 - ca. 547) zegt: 'Luister, mijn zoon.' Als je stil wordt, luister je naar wat God je te zeggen heeft. Vanzelf komt dan naar boven, de houding van verwondering en dankbaarheid. Luisteren vraagt om stilte, want als je niet luistert, hoor je niets..

Antoinette van Gurp citeert in hetzelfde nummer op p. 25 Isaac van Ninivé, een Syrische woestijnmonnik uit de 7e eeuw.

Stilte is het mysterie van de wereld die komen moet. De spraak is het orgaan van deze wereld. Velen zijn gretig op zoek, maar alleen zij zullen vinden die in voortdurende stilte volharden! Stilte zal u verlichten in God en zal u bevrijden van de spoken van onwetendheid. Stilte zal u verenigen met God. Hou van de stilte meer dan van wat dan ook: zij brengt een vrucht voort die geen tong kan beschrijven. Aanvankelijk moeten wij onszelf dwingen om stil te zijn. Maar daarna wordt vanuit onze echte stilte iets geboren dat ons naar diepere stilte drijft. Moge God u een ervaring schenken van dit 'iets' dat geboren wordt uit stilte. Als u dit beleeft, dan zal er een onuitsprekelijk licht over u neerdalen.

Eenvoud

Salvia-officinalis-e1377586161723 Veertien dagen geleden heb ik, voor het eerst sinds tijden, thuis weer een stiltedag gehouden. Toen stelde ik mijzelf ook expliciet de vraag met welke kwaliteiten uit het monastieke leven ik mij verbonden voel of zou willen verbinden. In mijn vorige bericht heb ik aandacht besteed aan rituelen en het rituele karakter van het leven als monnik. In dit bericht gaat het om een waarde die erg monastiek is, maar waarvan ik het verrassend vond dat ik mij daarmee verbonden voel. Ik heb het over de kwaliteit van eenvoud. Materieel heb ik het goed en behoor ik zeker tot de bevoorrechten in onze Nederlandse maatschappij. Ik leid dus zeker geen leven in eenvoud. Ik heb een mooi huis, alle apparaten die ik wens, een auto en lekker eten en drinken. Dat kan veel eenvoudiger en soberder. Toch voel ik mij verbonden met eenvoud.

Eenvoud is voor mij, dat ik (denk ik) gelukkig en tevreden kan zijn zonder luxe, dat niet alles om geld draait. Eenvoud is dat waarden als liefde en gezondheid veel wezenlijker zijn dan geld. Maar eenvoud is ook dat ik zit te genieten op een stoel tussen de bloemen naast een omgewaaide kersenboom. Eenvoud is blij worden van een blauwe salieplant, de activiteiten van een hommel of het zingen van een merel. In het kloosterritme past het woord eenvoud voor mij bij het moment van de lauden: na de nachtwake het eerste getijde van de dag. De lauden gaat over het ontvangen van de nieuwe dag als een geschenk. De lauden nodigt uit tot genieten van wat ons geschonken wordt en tot dankbaarheid. De lauden is verbonden met de ervaring van verwondering. En dat is precies de eenvoud waarover ik het heb.

Materieel heb ik het goed en leef ik niet eenvoudig. Maar ik ben blij dat ik nog het vermogen heb om te genieten van een saliebloem. Die vorm van eenvoud koester ik om niet in de valkuil te vallen die René Froger bezingt. "Een eigen huis, een plek onder de zon en altijd iemand in de buurt, die van mij houden kon. Toch wou ik dat ik net iets vaker simpelweg gelukkig was." Dat lijkt mij uitermate treurig.

Rituelen

avondmaal Deze blog heeft als ondertitel: "Ruimte maken voor de monnik in mijzelf". Ik onderzoek hoe de kloostertraditie mij kan inspireren bij de invulling van mijn leven en werken. Een monnik leidt zijn leven vanuit een bepaalde levenshouding. Hij heeft bepaalde waarden die zijn leven mede vormgeven. Deel van het proces van ruimte maken voor de monnik in mijzelf is onderzoeken, waar mijn eigen waarden overeenkomen met die van een monnik. En welke monastieke waarden zijn mij op dit moment niet eigen, maar kan ik aannemen in mijn eigen leven omdat ze mij raken en bij mij passen? Er is veel geschreven over de betekenis die monastieke waarden kunnen hebben in het leven van jou en mij. Bijvoorbeeld door de Duitse benedictijner monnik en veelschrijver Anselm Grün, door Wil Derkse met zijn boek Een levensregel voor beginners of door Ton Roumen - een Nederlandse theoloog die veel mensen begeleidt in hun zoektocht naar zin en heling op hun levensweg door bijv. retraites te organiseren en boeken te schrijven zoals De moderne mens als mysticus. In enkele bijdragen ga ik in op monastieke waarden die in mijn leven belangrijk (kunnen) zijn. Allereerst de rituelen.

Ik ben iemand die gevoelig is voor de kracht van rituelen. Bijvoorbeeld een uitvaart of crematie ontroert mij altijd erg. Dat heeft natuurlijk zeker te maken met het verlies, maar ook met het rituele karakter van de situatie: de verbondenheid met mensen die erbij aanwezig zijn, bepaalde handelingen die in een bepaalde volgorde worden gedaan, de gezamenlijke aandacht op de overledene en zijn of haar leven, bloemen en kaarsen. De katholieke kerk is rijk aan rituelen, rijker dan de protestantse die veel rituelen heeft afgeschaft of versoberd. Dit rituele karakter is een voorname reden waarom ik mij wil aansluiten bij de katholieke kerk en niet bij een protestantse, hoeveel vriendelijker voor homo's bijv. de remonstranten ook zijn. Een hoogtepunt van de katholieke rituelen of liturgie vormt voor mij de eucharistieviering, het delen van wijn en brood in nagedachtenis aan het Laatste Avondmaal en de kruisiging en wederopstanding van Jezus. In contemplatieve kloosters wordt de eucharistie vaak dagelijks gevierd, in andere een of twee keer per week. Het is al enkele keren gebeurd dat ik door de eucharistieviering zeer geraakt werd: tot tranen geroerd en sterk verbonden met de mensen om mij heen en (soms) met het goddelijke.

In 1993 publiceerde de Nederlandse sjamaan
Daan van Kampenhout bij uitgeverij Bres een boek met als titel Rituelen. Essentie, uitvoering en begeleiding. Hij schrijft (p. 15-16): "Je kunt de uiterlijke aspecten van rituelen vrij gemakkelijk benoemen. Daaronder vallen bijvoorbeeld de kleren die je speciaal aantrekt, de wierook, salie of kaarsen die je brandt, de woorden die je uitspreekt, de muziek die klinkt, de klanken die je zingt, de handelingen die je uitvoert. De essentie van een ritueel is echter niet in de uiterlijkheden te vinden. De essentie zit in de beleving ervan. Een ritueel is een brandpunt in de tijd, waarbij je je concentratie aanwendt om iets teweeg te brengen of intens te ervaren. (...) De essentie van welk ritueel dan ook is uiteindelijk verbinding. (...) Je verbindt jezelf met de wereld binnen in je en de wereld om je heen. De verbinding is de ware essentie van het ritueel, als je geen verbintenis tot stand weet te brengen heeft een ritueel geen kracht." In alle opzichten herken ik deze beschrijving. De uiterlijkheden vind je allemaal terug in de liturgie van de eucharistie, maar veel daarvan heb ik bijv. ook gebruikt, toen ik mijn eigen ritueel ontwierp om afscheid te nemen van mijn plannen voor een eigen praktijk. Ook de concentratie is een noodzakelijke voorwaarde: een priester die voorgaat in de eucharistieviering omdat het nu eenmaal zijn werk is, maakt bij mij weinig los in tegenstelling tot een geconcentreerde en bezielde voorganger. En dat verbondenheid de essentie is, heb ik hierboven natuurlijk ook aangegeven.

Monniken - zeker contemplatieven zoals benedictijnen en trappisten - leiden een leven dat in hoge mate geritualiseerd is, met een vaste dagindeling, vaste gebedstijden met hun eigen liturgie, een dagelijkse eucharistieviering... Ik voel mij thuis bij dat rituele; het ontspant mij aanzienlijk beter en maakt mij veel rustiger dan ons gebruikelijke leven, waarbij je vrijwel permanent (al of niet door de maatschappij gedwongen) moet kiezen. Een iets ritueler leven zou mij dus goed doen. Maar dan moet ik natuurlijk mijn vaste
dagritme wel volhouden.....

Dominicanen

Domincus Mijn eerste bezoek aan een klooster was aan de St. Paulusabdij in Oosterhout, een benedictijns klooster. Benedictijnen zijn een contemplatieve orde: zij richten zich sterk op een innerlijk leven en werken in en om het klooster waar zij wonen. Ze zijn meestal niet erg naar buiten gericht (hoewel voormalig bisschop van Rotterdam Mgr. Bär benedictijn is) en in het publieke debat zul je ze dan ook niet tegenkomen. Ook cisterciënzers of trappisten zijn contemplatieve monniken en monialen. Na mijn bezoek aan Oosterhout ben ik nog in vele kloosters te gast geweest, alleen of in gezelschap tijdens een reis met De Wandelmaat, en meestal waren dit contemplatieve kloosters. De stilte, het ritme, de getijden: ze raken mij en zijn belangrijk voor mij, wat je ook overal op deze website terug vindt. Maar het laatste jaar begint een andere loot aan de stam van de kloosterboom voor mij steeds meer te bloeien: de orde van de Dominicanen. En dat noopt mij als Thuismonnik tot zelfreflectie.

De Dominicanen in Nederland zijn verdeeld over enkele gemeenschappen en/of kloosters. Een van de bekendste daarvan is het Dominicanenklooster in Huissen, dat een jarenlange traditie heeft van cursussen en bijeenkomsten voor bezinning, bezieling en beweging. Al voordat ik actiever kloosters bezocht, had ik van hen gehoord als bijzonder cursuscentrum. Maar de Dominicanen hebben ook een actieve en steeds groeiende lekenbeweging: mensen die geïnspireerd door het Dominicaanse gedachtegoed buiten de kloostermuren leven, al of niet werken of een gezin hebben en hun inspiratie actief uitdragen in de buitenwereld. Het ordedevies van de Dominicanen luidt contemplari et contemplata aliis tradere: datgene wat wij door overweging hebben mogen ontvangen, willen wij doorgeven aan anderen. Dominicanen nemen iets waar of bestuderen het, ze gaan bij zichzelf naar binnen en overwegen het waargenomene, en ze dragen vervolgens actief uit. Dominicanen hebben een mening. In het Nederlands heet hun orde: orde der predikers (vroeger: predikheren).

Bij de Dominicanen in Huissen voel ik mij thuis. Ik heb er mooie programma's gevolgd zoals een stilteretraite en een Gregoriaanse studieweek, maar ik heb er ook prachtig mogen vieren tijdens de
Goede Week. De Dominicanen die ik ken, zijn open en tolerant en betrokken op mensen en maatschappij. Homoseksualiteit is voor hen een normaal en geaccepteerd gegeven en iedereen wordt uitgenodigd deel te nemen aan de eucharistie. Ook de theoloog James Alison van wie ik een lezing over Paulus' brief aan de Romeinen heb vertaald, was Dominicaan voordat hij uittrad. Zij zijn (in ieder geval in Nederland) een kritische luis in de pels van de katholieke kerk, maar ook in onze steeds egoïstischer maatschappij. Dominicanen kom je wel tegen in het publieke debat. Zij laten mij zien hoe je vanuit geloof en overtuiging kloosterling kunt zijn en positief kritisch actief deel kunt nemen aan de samenleving. Waarbij de waarde van ieder mens voorop staat. Persoonlijk heb ik het vaste ritme, de vele gebedsmomenten en de stilte van een contemplatief klooster nodig om in mijzelf te keren en tot rust te komen. Benedictijnen en trappisten voeden mij (ook intellectueel en met bier en kaas), maar Dominicanen zijn voor mij voorbeelden, hoe ik als Thuismonnik ook mijn leven zou willen inrichten. Een soort rolmodel, zeg maar.

Ontwaken

Het was alsof ik ontwaakte uit een droom van afgescheidenheid.
Dit kleine punt van niets-zijn en volkomen armoede is zuivere heerlijkheid van God in ons,
zijn naam die in ons is geschreven, onze afhankelijkheid, ons kindschap.
Het was alsof ik ontwaakte uit een droom van afgescheidenheid,
kind onder de kinderen,
deel van het geheel, maar toch uniek.
Dit kleine punt van niets-zijn en volkomen armoede is zuivere heerlijkheid van God in ons.
Het was alsof ik ontwaakte uit een droom van afgescheidenheid.

Bovenstaand gedicht heb ik geschreven op 9 februari 2013 tijdens een workshop over Thomas Merton, een cisterciënzer monnik (trappist), die voor velen een bron van inspiratie was en is. De dichtvorm is een rondeel, een vorm die veel door de rederijkers uit de 16e en 17e eeuw is gebezigd. Het rondeel kenmerkt zich door herhaling van bepaalde regels op vaste plekken in het gedicht. De regels van mijn rondeel zijn zinnen uit een tekst van Thomas Merton.