Thuismonnik

Op zoek naar de monnik in mijzelf

Blijde boodschap

forgivingvictim-small Elders op deze site vertel ik je over een van de oudere werken van de katholieke theoloog James Alison: een lezing over de brief van de apostel Paulus aan de Romeinen, die in christelijke kringen nog steeds wordt gebruikt om homoseksualiteit te veroordelen als onnatuurlijk en tegen Gods wil. Het is inmiddels 10 jaar later na die lezing uit 2004. Alison heeft verschillende boeken geschreven (allemaal niet vertaald in het Nederlands) en is uitgegroeid tot een bijzondere denker over het christendom en zijn rol in onze ontwikkeling als mens en mensheid. Hij is in zijn denken sterk beïnvloed door de Fransman René Girard, emeritus-hoogleraar aan verschillende Amerikaanse universiteiten. Girard legt in zijn werk de mechanismen bloot, die aan de basis liggen van de menselijke ontwikkeling en cultuurvorming. Belangrijke begrippen uit zijn theorie zijn mimesis en begeerte (nabootsing en imitatie van de verlangens [niet bedoeld als lust] van anderen) en zondebok (mensen vormen groepen door zich collectief af te zetten tegen iemand of tegen een groep). De website van de Girard Studiekring aan de Vrije Universiteit geeft een goede inleiding in Girards denken en in alle wetenschappelijke ontwikkelingen daar omheen.

James Alison geeft al jarenlang cursussen in het christelijke geloof aan volwassenen. Zijn doel hiermee is niet om onderwijs te geven of bijbelse kennis of kerkelijke doctrines over te dragen (instructie), maar om mensen geleidelijk steeds verder in te voeren (inductie) in het besef, dat je veel geliefder bent dan je ooit had gedacht. God roept ons tot een omgang met elkaar waarin liefde de drijvende kracht is en niet het mechanisme van de zondebok. In 2013 heeft Alison zijn cursus uitgegeven in de vorm van vier boeken en enkele dvd's onder de titel Jesus the Forgiving Victim; Listening for the Unheard Voice. Geïnspireerd door Girard geeft hij hierin een heel andere en bevrijdende kijk op de fundamentele boodschap van het christendom dan met name orthodox-protestantse en streng-katholieke stromingen uitdragen. Niet God als opperrechter die ons, zondebokken, de maat neemt met gevoelens van schuld en boete als resultaat. Alison legt het christendom aan de hand van de bijbel open als een daadwerkelijk blijde boodschap. Ik wil een stukje hiervan graag met jullie delen door een passage uit de cursus van Alison te vertalen. Het zijn de slotwoorden van een paragraaf waarin Alison twee teksten van Paulus bespreekt, die altijd worden aangehaald in discussies over Christus' offer aan het kruis (2 Korintiërs 5: 18-21 en Romeinen 3: 21-26). Alison bespreekt de teksten en concludeert:

"In beide teksten is het echt alsof Paulus wil benadrukken dan God grote moeite heeft om ons duidelijk te maken, dat hij fundamenteel goed is en vóór ons en dat Hij deze manier nodig had om ons te laten zien dat Hij vóór ons is, ons werkelijk aardig vindt en van ons houdt en aan onze zijde wil staan. Hij zegt: 'Ik wil geen spelletje met jullie spelen. Ik weet dat jullie lichtgeraakt zijn en de enige manier waarop ik aan jullie duidelijk kan maken dat ik je aardig vind, is door de beroerdste positie in te nemen die jullie kunnen bedenken: een plek waarvan jullie denken dat ik daar bij voorkeur mensen neerzet. Dat is niet zo. Jullie zijn degenen die mensen daar plaatsen: jullie op zijn slechtst. Ik zal die ruimte innemen om jullie te laten zien, dat ik er niet op uit ben om je te grazen te nemen; dat ik jullie echt aardig vind. Op het moment dat je dat inziet, dan kun je ontspannen en vertrouwen op mijn goedheid. Dan hoef je niet langer bezig te zijn met die afschuwelijke gewoonte om jezelf goed te voelen ten koste van een ander of in vergelijking met een ander. In plaats daarvan kun je ontspannen in het besef dat je goed bent en als je ontspant dan zul je merken dat je iets veel beters wordt, veel rijker in menselijkheid dan jij je kunt voorstellen.'"

Hoe nabij is God?

Bijbelplaatje Vorige week heb ik een experiment uitgevoerd. Ik raakte geïntrigeerd door het boekje bij een cd die ik van een gids van De Wandelmaat te leen had gekregen. Op de cd worden psalmen van Franciscus van Assisi uitgevoerd, vertaald door Herman de Vos, een broeder kapucijn. Bijzonder aan de vertaling is, dat Herman de Vos kiest voor de tweede persoon enkelvoud om God aan te spreken, dus Jij en Jouw in plaats van U of Gij. Hij verantwoordt zijn keuze als volgt. "Hij erkent God als verheven; aan Hem zijn wij respect verschuldigd. Tegelijkertijd beleeft Franciscus Hem als zeer nabij en heel intiem. God aanspreken met het Nederlandse U zou dan ook afstandelijkheid, voorname grootsheid en omzichtige benaderbaarheid suggereren. In alle moderne Romaanse en de meeste Germaanse talen wordt de Allerhoogste aangesproken met Je, Jij. Vater unser, Der Du bist im Himmel, bidt de Duitse gelovige. God wordt beleefd als nabij, intiem, warm en beschermend. Vertalen vraagt mijns inziens om de aanspreekvorm Jij. Daarmee sluit ik aan bij Franciscus' spreken over God vanaf de eerste psalm." Tot zover Herman de Vos. Het gegeven dat God in veel talen met Jij wordt aangesproken, intrigeerde mij.

Hoe zou het zijn om God op deze manier aan te spreken? Om dat te ervaren heb ik tijdens een van mijn dagelijkse vieringen de woorden U en Uw in de teksten die ik lees, vervangen door Jij en Jouw. En ik moet zeggen dat deze aanspreekvorm niet meevalt. Dat komt voor een deel door de andere woorden die in onze normale vertalingen veel voorkomen, zoals Heer. Dat woord roept van zichzelf al (sociale) afstand op en dan is het heel onnatuurlijk om dat woord te combineren met het persoonlijke Jij: "Heer, Jouw Zoon Jezus Christus..." Maar er is meer aan de hand. Van huis uit ben ik namelijk gewend om mijn ouders aan te spreken met jij en jou. Ook mijn vader dus: "pap, kom je?" Maar mijn hemelse Vader? Toch niet echt. "Onze Vader die in de hemel is, Jouw Naam worde geheiligd..." Dat vind ik goed kunnen. Maar, "Vader ik vraag je om..." in een persoonlijk gebed, dat klinkt en voelt voor mij niet goed. Toch te intiem en te nabij?

Thuis heb ik de prachtige bijbelvertaling van Pieter Oussoren, de zogeheten
Naardense bijbel. In het voorwoord van mijn editie wordt over de tweede persoon enkelvoud onder andere het volgende opgemerkt (p. 11-12): "De Statenbijbel gebruikt onverkort het Zuid-Nederlandse en vooral Brabantse gij. In het noorden was de kerkganger daar zo aan gewend dat hij het modernere jij afwees. Je spreekt God nu eenmaal niet aan als was Hij je kleine broertje. (...) Dan was er de optie U om tot de Ene te spreken, jij moest dan gelden voor al de anderen. Daardoor begon de bijbeltaal ineens verdacht veel te lijken op wat gebruikelijk is in deftige Hollandse gezinnen, waar de kinderen zeggen tegen de ouders en de ouders Jij tegen hun nageslacht. Die oplossing is in alle opzichten verwerpelijk. (...) Wat doet nu Oussoren? God wordt aangesproken met gij. De schepselen krijgen jij en u zoals dat onder schepselen gangbaar is. (...) Oussorens vondst biedt, zoals alle waarlijk grote vondsten, een eenvoudige oplossing voor een schier onoplosbaar probleem."

Ik onderschrijf helemaal wat de schrijvers van het voorwoord hier aangeven. Voor mij is het gebruik van 
jij en jouw in relatie tot God te intiem en persoonlijk en niet eerbiedig genoeg (sorry, Herman de Vos...). Ik ervaar mijn hemelse Vader inderdaad niet als een familielid en mijn lichamelijke vader wel. En het Hollandse U (zeker gekoppeld aan Heere) zet God voor mij op een troon in de hemel en op grote afstand. Hoe kan ik met zo iemand een persoonlijke relatie hebben? Voor mij drukt Gij precies de juiste afstand/nabijheid uit en toon ik daarmee eerbied. In een interview legt Oussoren uit, hoe hij een ander lastig vertaalprobleem oploste: de vertaling van JHWH als de Ene. De Godsnaam JHWH in de bijbel wordt door de joden niet uitgesproken. De betekenis van JHWH is niet zo duidelijk: juist om die naam te vermijden gebruiken joden bij het zingen in de synagoge op die bijbelplaatsen Adonaj, en dat vertalen wij als Heer (of het orthodoxe Heere). Maar dat is dus een vertaling van de "stand-in". Oussoren kiest uiteindelijk voor de Ene  als vertaling van JHWH en evenals Gij vind ik dat een briljante vondst. Samen zorgen Gij en de Ene voor een eerbiedig nabije beleving van God. Iedere thuismonnik zou de prachtige Naardense bijbelvertaling in zijn of haar vieringen moeten gebruiken en hardop lezen: pure poëzie!

Thuis

Thuis De laatste twee weken zingt er een woord door mijn hoofd dat een steeds belangrijker plaats gaat innemen en dat is het woord thuis. Het is net alsof nu tegen het einde van de anderhalf jaar "Ruimte maken voor de monnik in mijzelf" ineens iets wezenlijks van thuismonnik-zijn oplicht: thuis (monnik) zijn. Alsof de schellen van mijn ogen vallen, realiseer ik mij dat de vraag: Voel ik mij hier thuis?, een heel belangrijk kompas kan zijn bij het maken van keuzes. Precies zoals ik mij in het verleden eens realiseerde dat ik wel goed uit de voeten kan met de vraag: Waar heb ik zin in?, terwijl ik de vraag: Wat wil ik?, vaak lastig vind te beantwoorden. Een paar zaken hebben mij op het spoor van van thuis-komen en thuis-zijn gezet.

De Nederlandse dominicanes Holkje van der Veer ("de hipste non van Nederland") publiceerde in oktober vorig jaar het boek Verlangen als antwoord, waarin zij beschrijft hoe haar leven als doopsgezinde Amsterdamse met Friese wortels in de afgelopen decennia vervlochten is geraakt met de orde der dominicanen en zij op een gegeven moment intrad in de orde. Ze beschrijft dominicanen als religieus geïnspireerde mannen en vrouwen die "in het voetspoor van de Heilige Dominicus een leven lang lerend en ontdekkend een eigen spoor trekken". Ze voelt zich er thuis en beschrijft waarom zij zich er zo thuis voelt. Onbewust heb ik zelf ook het woord thuis wel gebruikt om aan te geven dat ik mij bij bepaalde groepen mensen op mijn plek voel (of verwante woorden als verbonden, welkom), maar op een of andere manier werd ik mij door Holkjes woordkeuze ineens bewust van het belang van het woord thuis. Het woord heeft meer lagen dan bijvoorbeeld verbonden en trilt dieper door.

Dat werd mij zo'n twee weken geleden duidelijk toen ik mijn reactie bemerkte op het nieuws dat
Pulsar in Laag-Zuthem bij Zwolle, voorheen De Voorde en De Nieuwe Voorde, failliet is gegaan. Er wordt gewerkt aan een doorstart van de programma's, zoals de Pulsar-academie, maar het landgoed Den Alerdinck wordt verlaten en daarmee komt er een einde aan de plaats waar ik gastheer ben geweest, met mensen gelachen en gehuild heb, genoten heb van de maaltijden en de natuur en meer mens geworden ben. Terwijl ik dit opschrijf word ik opnieuw verdrietig van dit nieuws. Het is niet het faillissement waarmee ik moeite heb, maar het afscheid nemen van een plaats waar ik mij thuis voel. Thuis voelen heeft te maken met welkom zijn als de mens die ik ben met mijn mooie en moeilijke kanten, maar ook met een plaats, een omgeving, een sfeer. Thuis is een rijker woord dan verbonden.

Het belang van 
thuis komt prominent naar voren in de titel van het prachtige boek van de Nederlandse priester Henri Nouwen, waarin hij zijn gedachten beschrijft bij Rembrandts schilderij "De terugkeer van de verloren zoon" (naar de gelijkenis van Jezus over een vader met twee zonen in Lucas 15, 11-32). Zijn boek is getiteld Eindelijk thuis en uitgegeven bij Lannoo. Hij beschrijft heel mooi zijn innerlijke ontwikkeling van jongste zoon die in zijn ouderlijk huis terugkeert tot vader die zonder oordeel en vragen welkom heet. Nouwen gebruikt woorden als verzoening, genezing, geborgenheid en rust. Dat zijn woorden die ook ik associeer met thuis. Ze geven weer hoe ontzettend wezenlijk het thuisgevoel is om je echt mens te voelen. Ze maken daardoor ook hard en scherp duidelijk hoe onmenselijk wij in Nederland vreemdelingen behandelen: ons hele beleid is erop gericht om te voorkomen dat zij zich thuis gaan voelen in ons land.

Voor mij persoonlijk is 
thuis nu een kompas geworden in mijn zoektocht naar verbondenheid als leek met een Nederlandse orde. Een verbondenheid waarin dus niet alleen de mensen en de specifieke spiritualiteit een rol spelen, maar ook de plaats. Waarbij Holkje van der Veer een mooie relativerende maar belangrijke opmerking plaatst, als zij het heeft over de kracht van gemeenschapsleven (de gemeenschap waarin je thuis bent). "Relaties bouwen we op in de hoop dat die lang mogen duren. Vraag je dus niet te vaak af of dit de plaats is waar je thuishoort. Durf je te geven, durf de ander te vertrouwen. Mocht je besluiten om te vertrekken: overal waar je naartoe gaat - daarheen neem je jezelf mee..."

Geloven

getijden Gisteren heb ik een stille retraite van ruim drie volledige etmalen bij de trappisten van de Abdij Koningshoeven afgesloten. Het was een voorrecht om in een groep van 12 gasten al die tijd mee te mogen leven met een vitale en levendige kloostergemeenschap en zes maal per dag gezamenlijk de gebedsmomenten te vieren. Iedere avond was er een trappistenbiertje voor ons, waaronder woensdag de eerste kennismaking met het nieuwste Nederlandse trappistenbier, Zundert: een absolute aanrader. Een bijzonder moment vond ik iedere ochtend de zogeheten conferentie van broeder Korneel, de vorige abt van de abdij. Een half uurtje waarin hij ons aan de hand van zijn eigen persoonlijke ervaring en teksten uit de bijbel of andere bronnen stof tot overdenking meegaf.

In de welkomstbrief was als onderwerp de adventstijd aangekondigd, maar omdat er deelnemers waren die vorig jaar in dezelfde tijd ook al aan de retraite hadden deelgenomen, heeft broeder Korneel ons vier maal onderhouden over de Godsontmoeting. Dan gaat het dus over vragen als: Kunnen wij God ervaren? Waar is God te ervaren? Hoe kan God ervaren worden? God is niet te ervaren, maar we kunnen wel iets van Hem gewaarworden. We kunnen Hem bijvoorbeeld gewaarworden in de stilte (Elia op de berg Horeb) of in de nacht (Jacob die worstelt met God en in zijn heup gewond wordt). Maar vandaag ging het over diegene in wie of via wie christenen bovenal God gewaar kunnen worden: Jezus van Nazareth. Die in Johannes 14, 6 zegt: "Ik ben de weg, en de waarheid en het leven. Alleen door Mij heeft men toegang tot de Vader."

In zijn beschouwing maakte br. Korneel duidelijk in grote lijn twee soorten oprechte gelovigen (christenen) te kennen. De eerste groep gelovigen bestaat uit die mensen, die via Christus tot God komen. Zij zijn de mensen die zich verbonden voelen met Jezus in Zijn concrete bestaan in de bijbel en die via Hem geleidelijk aan iets gaan proeven van het grote mysterie dat Hem overstijgt: God. De tweede groep mensen volgt in zekere zin de omgekeerde weg: van God naar Christus. Zij voelen zich vanuit een authentieke religiositeit aangetrokken tot God en zien Hem vervolgens geleidelijk gezicht krijgen in de mens Jezus. Maar voor beide groepen mensen geldt, dat uiteindelijk Christus centraal staat. Zijn persoon maakt hen tot christenen. Zelf behoor ik zeker tot de tweede groep, niet de eerste. Voor mij begint Christus eigenlijk pas contouren te krijgen sinds de vieringen tijdens de Goede Week in Huissen dit voorjaar.

Zoeken

Heksenbol Ik noem mijzelf met enige regelmaat een zoeker. En dan doel ik op een spirituele zoektocht, eigenlijk een tocht het wezen van mijn bestaan. Het gaat dus om levensvragen, vragen zoals: Wie ben ik? Wat is mijn bestemming? Wie of wat is God? In de kern van de zaak is mijn tocht natuurlijk een zoektocht naar God. Ook monniken worden beschouwd als godzoekers en deze gesteldheid deel ik dus met hen. Eigen aan mijzelf is dan vervolgens, dat mijn zoektocht naar antwoorden heel vaak een zoektocht naar een vorm wordt. Niet de inhoud, het wezen, krijgt dan meer de meeste aandacht, maar de uiterlijke vorm. En zo heb ik op mijn zoektocht met vele vormen kennis gemaakt die zoekers kunnen helpen, vaak als therapie, opleiding of cursus: rebirthing (bestaat dat nog?), reïncarnatie(therapie), zenmeditatie, retraite in een klooster, allerlei programma's bij deVoorde (Pulsar). In eerdere berichten heb ik al beschreven wat mijn meest indrukwekkende ervaring was op deze zoektocht, die zich natuurlijk juist voordeed op het moment dat ik innerlijk mijn zoeken kon loslaten. Toen ik die stap zette, ontstond er innerlijk ruimte, om het christelijk te zeggen, voor God. Toen ik mijn zoeken losliet, ontstond er ruimte om gevonden te worden.

In het laatste nummer van het Dominicaanse tijdschrift Geloven onderweg staat een mooi artikel van Henk Jongerius, de prior van de Dominicanen in Huissen, dat precies hierover gaat. Alleen al de titel is een prachtige omkering van wat ik hierboven over mijzelf vertel: God zoekt de mens. Jongerius ontleent deze titel aan een boek met dezelfde titel van de grote joodse denker Abraham Heschel. Diens uitgangspunt is, in overeenstemming met de grondovertuiging in de vijf boeken van Mozes, dat het God is die tot mensen spreekt en mensen roept. In de joodse traditie heet het derde boek van Mozes ook niet Leviticus, maar 'God roept', de eerste woorden van dit boek. In de zgn. Naardense bijbelvertaling: "Hij roept Mozes toe, en de Ene spreekt tot hem vanuit de tent van samenkomst en zegt: ...".

Jongerius formuleert formuleert het zo: "Het is God die naar ons toekomt op zijn manier." Het komt erop aan dat wij mensen onze ogen en oren openhouden en dat ons hart bedacht is op zijn verschijnen. Het gaat er met andere woorden om dat we ontvankelijk in het leven staan. En dat is wel eens heel moeilijk. Denk bijvoorbeeld aan momenten er iets afschuwelijks gebeurt in je leven of in de wereld om je heen of momenten dat je te druk bent met je gedachten of je gevoelens van twijfel of onzekerheid. Ik vind het in zulke situaties moeilijk om mijn hart open te houden en te ervaren wat er aan de hand is zonder daar direct over te oordelen. En als je over jezelf oordeelt, sluit je je hart. Dan ben je niet ontvankelijk en klopt God tevergeefs op de deur om binnengelaten te worden. Dit geheim van God die ruimte in ons binnenste vraagt en in ons werkzaam is, dat is wat de mystici van alle eeuwen proberen te verwoorden. Ik heb in Duitsland de genade gehad van zo'n
mystieke ervaring, en zij staat aan de basis van mijn tocht van de laatste jaren binnen de christelijke, katholieke traditie. Het mag dan zo zijn dat God mij zocht (zoekt), gelukkig ben ik zelf ook op zoek gegaan naar Hem. En zo kwamen wij elkaar tegen en kon ik aan het eind van mijn programma in Duitsland als motto formuleren: "zoekt en gij zult gevonden worden."

Ontwaken

Het was alsof ik ontwaakte uit een droom van afgescheidenheid.
Dit kleine punt van niets-zijn en volkomen armoede is zuivere heerlijkheid van God in ons,
zijn naam die in ons is geschreven, onze afhankelijkheid, ons kindschap.
Het was alsof ik ontwaakte uit een droom van afgescheidenheid,
kind onder de kinderen,
deel van het geheel, maar toch uniek.
Dit kleine punt van niets-zijn en volkomen armoede is zuivere heerlijkheid van God in ons.
Het was alsof ik ontwaakte uit een droom van afgescheidenheid.

Bovenstaand gedicht heb ik geschreven op 9 februari 2013 tijdens een workshop over Thomas Merton, een cisterciënzer monnik (trappist), die voor velen een bron van inspiratie was en is. De dichtvorm is een rondeel, een vorm die veel door de rederijkers uit de 16e en 17e eeuw is gebezigd. Het rondeel kenmerkt zich door herhaling van bepaalde regels op vaste plekken in het gedicht. De regels van mijn rondeel zijn zinnen uit een tekst van Thomas Merton.

God zoeken - 5

God Een monnik is een godzoeker. Dat geldt ook voor mij, al noemde ik dat aanvankelijk niet zo. God was voor mij dusdanig vreemd dat ik het woord niet in mijn mond nam. Geen Aanwezigheid maar een begrip, dat iets aanduidde waar ik niet in geloofde. Ik was wel op zoek, maar niet naar God. Waar dan wel naar? Naar iets, duidelijker dan dat kon ik het niet omschrijven. Tegenwoordig kan ik wel zeggen dat ik een godzoeker ben en in die zin ben ik ook zeker een monnik. De mystiek zal het zo formuleren, dat mijn ziel verlangt naar God. De mystiek zal zeggen dat God mij zoekt. En jou. Maar wie is nu God? Ik heb hierover een mooi stuk gelezen in het boek Leven met de Beminde van Agnes Holvast, waarin zij haar negen jaar in een Clarissen-klooster beschrijft. Ik citeer hier graag iets uit, omdat zij goed beschrijft hoe ik God zie. Dat is nog iets anders dan hoe ik God ervaar: ik wil mijn godservaring niet vergelijken met iemand die jaren in een contemplatief klooster heeft gewoond.

"Het is een riskante zaak een hoofdstuk aan God te wijden. In feite gaat het hele boek over God, zoals ik zelf over God ga en zoals het hele leven over God gaat. Het is mijn overtuiging dat er zonder God niet eens leven zou zijn. Zonder God zou mijn hart niet kloppen, zou ik niet kunnen ademen en zou ik niet kunnen groeien of liefhebben. (...) Ik zou niet de unieke persoon zijn die ik ben. Ik zou er überhaupt niet zijn. (...) Alles is uit God en alles is in God. God is groter dan alles, het idee dat ik God met mijn verstand zou kunnen bevatten is dwaas en aanmatigend."

"In mijn relatie tot God ervaar ik Hem, naast het Zíjn van alles wat is, als een God die ik mag benaderen, een God die van mij houdt en die zich om mijn groei en levensgeluk bekommert. (...) Het hele leven bestaat uit relatie. De mens gaat een relatie aan met de aarde door haar te bewerken. Nieuwe mensen, planten en dieren ontstaan door relatie. Geluk heeft een direct verband met relatie, want niemand kan gelukkig zijn zonder een relatie aan te gaan met anderen of het andere. Het is bekend dat kinderen kunnen sterven als ze alleen gevoed worden met eten, maar niet met aandacht en liefde. Het wezen van het leven zélf is relatie. En aangezien God de basis is voor het leven, hoe zou het dan kunnen dat ik geen relatie met Hem kan aangaan!

Natuurlijk heeft het gevaren als ik God aanspreek als mijn gelijke. Als ik naar God kijk alsof Hij een persoon zou zijn, dan ben ik al snel geneigd om alles wat ik opgedaan heb aan kennis over de mens op God te projecteren. Dan creëer ik Hem naar mijn beeld, naar mijn verlangens of naar mijn angsten. Maar als ik mezelf van deze al te menselijke neiging bewust ben, dan is het grootste kwaad al bezworen. Dan kan ik gaan lachen om mijn eigen godsbeeld omdat ik weet dat dit God niet is.want God ontsnapt natuurlijk aan al mijn beelden. Hoe kan ik immers met mijn beperkte geest God begrijpen? Dit is onmogelijk.

Ik heb mijzelf voortdurend moeten betrappen op mijn valse godsbeelden. Een van de voornaamste was misschien wel het geloof dat God samenviel met de Liefde die ik op mysterieuze wijze ervoer. Ik maakte God klein door Hem te meten aan de maat die ik kon bevatten. Terwijl de werkelijkheid andersom is: God bevat mij volledig. Voor mij ligt daar het verrukkelijke van de persoonlijke God: ik word uitgenodigd om me volledig aan Hem toe te vertrouwen. Dit is de beste weg om me uit mijn angst- en ego-denken te trekken."

God zoeken - 4

God "De meest indrukwekkende (en kwetsbare) ervaring was bij de 7de smart: begraven. Ik heb echt kunnen begraven en loslaten en heb totale overgave gevoeld (aanvaarding). Ik heb geknield voor het kruis, stond weer op, voelde alsof er in mijn rug geduwd werd, heb weer geknield en mijn hoofd op het altaar gelegd. Overgave. Toen ik weer opstond, zag ik het kleine beeldje van Jezus en zag in Hem niet zozeer de Lijdende Mens, maar de Mens met kracht en zachtheid. Jezus als voorbeeld. Het kruis is voor mij het absolute symbool van overgave.

Na de wending voelde ik mij herboren (= de opstanding). Precies zoals ik in mijn "werkboek" tijdens de voorbereiding op De Voorde had getekend: ik ben liefde. Bij het afdalen van de treden had ik heel sterk het gevoel: ik mag er zijn. Bij de rest van de weg terug, was er aanvankelijk vooral mildheid en zachtheid en gedachtes over mijn eigen praktijk, net als toen ik de eerste keer het pad van de smarten en de vreugden liep. Bij gevonden vloeiden de tranen; ik heb me echt gevonden en thuis gevoeld, wetend dat ik gedragen word. De bekroning maakte me sterk en stil. Ik ben op het bankje gaan zitten, heb wat gedronken en de plek bekeken. Daarna ben ik terug gegaan en heb tegen de begeleidster, Claudia, gezegd: ik ben klaar. Ik was daar ook klaar voor dat moment. Ik heb daar ontvangen wat er voor mij op dat moment te krijgen was. Uitermate bijzonder en indrukwekkend."

Deze nuchtere laatste woorden doen onvoldoende recht aan wat ik toen ervaren heb. Maar het voelde nog zo kwetsbaar voor mij met mijn niet-christelijke achtergrond en mijn linkse verleden om voor iedereen duidelijk zichtbaar geknield te hebben voor het kruis, dat ik er voor mijzelf nog niet goed mee uit de voeten kon. Vandaar mijn wat afstandelijke woorden en mijn aarzelingen destijds om er in mijn dagelijkse omgeving over te praten. Nu kan ik zeggen dat ik aangeraakt ben door God, toen kon ik dat nog niet. Wel heb ik helemaal aan het eind van het programma terug op De Voorde de volgende levensspreuk geformuleerd, waarin iets terug klinkt van mijn gevoel van thuiskomen en verwondering:

Zoekt en gij zult gevonden worden (soms uit onverwachte hoek).

God zoeken - 3

God Wat ik nu ga schrijven, is heel persoonlijk. Het komt uit mijn dagboek uit 2006. Ik heb het drie dagen na terugkomst van mijn programma bij De Voorde opgeschreven. Toen ik het opschreef voelde de ervaring nog erg kwetsbaar, ook vanwege mijn niet-christelijke achtergrond. Ik heb het destijds ook maar aan een of twee mensen verteld. Inmiddels heb ik geen schroom meer om met mijn verhaal naar buiten te komen. Het is weliswaar een persoonlijk verhaal, maar het is ook een universeel verhaal: het is het verhaal van iemand die op zeker moment geraakt is door God. Om het te volgen, moet je je door mijn woorden heen in mijn ervaringswereld verplaatsen. Misschien herken je iets van jezelf in mijn aantekeningen.

Bonhoeffer schreef: "Als ik degene ben die zegt waar God zijn zal, dan zal ik daar altijd een God vinden die op een of andere manier bij mij past, mij bevalt, die met mijn wezen verbonden is. Is het echter God die zegt waar hij zijn wil, dan zal dat een plaats zijn, die vooralsnog helemaal niet bij mijn wezen past, die mij ook in het geheel niet bevalt. Deze plaats is het kruis van Jezus. En wie hem daar vinden wil, die moet ook zelf onder dit kruis, zoals de Bergrede dat verlangt." Dat is precies wat mij is overkomen. Hier volgt het eerste stuk van de tekst uit mijn dagboek. In de volgende post beschrijf ik het vervolg. Cursieve woorden duiden telkens een kapel met de betreffende smart of vreugde aan op de pelgrimsplek in Oberzeuzheim.

"De tweede tocht was voor mij uiteindelijk nog indrukwekkender.Toen ik het pad van de zeven smarten startte, kwam op mijn innerlijk vraag wat rijp was om te
offeren het antwoord: mijn verwachtingen. Dat maakte me rijp voor de vlucht: mijn eigen innerlijke waarheid was op de vlucht om zichzelf te beschermen tegen al mijn verwachtingen (en tegen andermans verwachtingen, denk ik nu). Bij het verloren zijn voelde ik me ook verloren en eenzaam. Ik realiseerde me waarom ik op zoek ben: om gevonden te worden. Ik ben niet op spirituele zoektocht om de waarheid van een ander te vinden (christendom, boeddhisme of wat dan ook). Ik ben niet op zoek om de juiste vorm voor mijn spiritualiteit te vinden. Juist het feit dat ik van huis uit geen vorm heb meegekregen, maakt mij als spiritueel zoeker rijp voor de ervaring van verloren zijn. Ik ken immers geen vorm om mij aan vast te houden? Bij de ontmoeting herinnerde ik mij mijn verschillende ontmoetingen met spirituele tradities: kloosters, De Voorde, de plek in Duitsland waar ik stond. De vraag, wat rijp was om losgelaten te worden (de kruisiging), gaf mij als antwoord: mijn zoektocht. En zo heb ik mijn zoeken losgelaten. Vervolgens werd mij alles teruggegeven wat mijn naar dat moment op die plek heeft gebracht. Ik voelde me dankbaar voor mijn pad tot dan toe."

God zoeken - 2

God Mijn vorige bericht was een citaat uit een boek van Dietrich Bonhoeffer, de bekende Duitse Lutherse predikant en theoloog, die in 1945 door de nazi's vermoord is, toen bleek dat hij betrokken was bij de voorbereiding van de aanslag op Hitler in 1944. Ik heb het citaat gepubliceerd omdat de tekst mij op dat moment aansprak. Maar al typend realiseerde ik mij ineens, hoezeer zijn tekst van toepassing is op mijn eigen leven, mijn eigen ommekeer. Die speelde zich af op een oude pelgrimsplek in Duitsland bij het plaatsje Oberzeuzheim. Ik was op die plek op de zondag van Pasen 2006 als onderdeel van een programma bij De Voorde. Het thema van dat programma was In het licht van nieuwe ruimte en de leidraad vormden De zeven smarten en zeven vreugden van Maria, de moeder van Jezus.

Op deze bijzondere plek in Duitsland loop je een route, die je langs zes kapelletjes naar een altaar met een groot kruis en een kleine crucifix voert. Op elk van de kapelletjes vind je op je tocht naar het kruis een afbeelding van een van de zeven smarten, te beginnen bij het offer op de eerste kapel. Aan het eind loop je een trap op langs een oude heilige bron naar het nog hoger gelegen altaar met kruis: de plek van de zevende smart van Maria, begraven. Maar het is tevens een plaats van ommekeer: uiterlijk en innerlijk. Fysiek draai je je om met het gezicht naar de route die je eerder gelopen hebt. Innerlijk draai je je om van de zevende smart naar de eerste vreugde, nl. de opstanding. In de dood van het oude staat een nieuwe mens op. Vernieuwd volg je dan dezelfde route terug langs de kapellen, maar nu zie je een andere kant van de bouwsels. In plaats van een smart zie je nu op elke kapel een afbeelding van een vreugde. En zo kom je terug bij de eerste kapel. En waar je op de heenweg gevraagd werd om een offer, ervaar je hier de bekroning.

wallfahrtsstätte_sieben_schmerzen

Deze hele weg van smarten en vreugden is beschreven in een prachtig boek van Marcel Derkse van De Voorde, getiteld
Uit vrije wil. Oude wegen naar nieuw leven. Dit mystieke boek beschrijft twee oude wegen naar menswording, de christelijke weg van de smarten en de vreugden en de soefi-weg van de Latifa's. Bij elk van de veertien stappen op de christelijke weg geeft Marcel overwegingen om je te steunen om die stappen innerlijk ook te maken, aangevuld met delen uit zijn eigen dagboek. Ik ben Marcel en de staf van De Voorde veel dank verschuldigd dat zij mijn ommekeer hebben mogelijk gemaakt. In mijn volgende post zal ik je mijn verhaal vertellen en word je ook duidelijk, hoezeer het aansluit bij het verhaal van Dietrich Bonhoeffer.

God zoeken - 1

God In feite kunnen we alleen maar iets zoeken wat we al kennen. Wanneer ik niet weet wat ik eigenlijk zoek, ben ik niet echt op zoek. Wij moeten dus al weten welke God wij zoeken, eer we hem werkelijk zoeken.
Nu weet ik van de God die ik zoek óf iets uit mijzelf, uit mijn ervaringen en inzichten, uit de door mij zus of zo geïnterpreteerde geschiedenis of natuur, dat wil zeggen gewoon uit mijzelf, óf ik weet iets van hem op grond van zijn openbaring, zijn eigen Woord. Ík bepaal de plaats waar ik God vinden wil, of ik laat Gód de plaats bestemmen waar hij gevonden wil zijn.

Als ik degene ben die zegt waar God zijn zal, dan zal ik daar altijd een God vinden die op een of andere manier bij mij past, mij bevalt, die met mijn wezen verbonden is. Is het echter God die zegt waar hij zijn wil, dan zal dat een plaats zijn, die vooralsnog helemaal niet bij mijn wezen past, die mij ook in het geheel niet bevalt. Deze plaats is het kruis van Jezus. En wie hem daar vinden wil, die moet ook zelf onder dit kruis, zoals de Bergrede dat verlangt.

In wat we kennen moeten we God vinden, niet in wat we níét kennen. God wil door ons gekend worden in de opgeloste, niet in de onopgeloste vragen. We hebben op het ogenblik menselijke antwoorden op deze vragen, we hoeven daarvoor niet terug te vallen op God. Ook zonder God komen de mensen klaar met deze vragen en dat is altijd zo geweest. Ook hier is God geen stoplap. Hij moet erkend worden midden in het leven en niet pas aan de grenzen van onze mogelijkheden, in leven en niet pas in sterven, als we sterk en gezond zijn en niet pas als we lijden, als we handelen en niet pas als we zondigen.

Uit: Dietrich Bonhoeffer, Een thematisch dagboek. Uitgeverij Meinema, Zoetermeer 2011.

Gebed

Gebed Monniken bidden. Velen buiten de kloostermuren kennen de spreuk ora et labora (bid en werk), waarmee de regel van Benedictus wel wordt samengevat. Hij schrijft een dagindeling voor, die in grote lijnen neerkomt op acht uur bidden, acht uur werken en acht uur slapen. Daarin betekent acht uur bidden overigens niet, dat monniken acht uur met de handen gevouwen op hun knieën zitten. Bidden is een veel ruimer begrip dan dat. Maria ter Steeg, theologe en geestelijk verzorger, omschrijft bidden als: God lof en eer geven, getuigen van zijn bestaan, Hem danken en Hem vol vertrouwen vragen om hulp op onze levensweg. Zo bezien, is bidden vooral een houding van waaruit je je leven leeft en die je op gezette momenten markeert door expliciet tijd te maken om God lof en eer te geven. Bijvoorbeeld zoals de monniken op vaste momenten gezamenlijk tijdens de getijden, maar ook in individueel gebed. Zelfs het doen van je werk kan een vorm van bidden zijn, als je het maar met aandacht doet en het werk ziet als mogelijkheid om je dankbaarheid voor je bestaan te laten blijken en als mogelijkheid om iets voor een ander te betekenen.

Maar hoe zit dat nu met mij? Ruimte maken voor de monnik in mijzelf betekent dus ook ruimte maken om te bidden. Door mijn niet-christelijke achtergrond ben ik niet opgegroeid met bidden. Bij mij thuis waren er geen katholieke weesgegroetjes of protestantse slaapliedjes. Ik heb het bidden niet geleerd. Ik wist als kind wel wat het was en hoe dat er uiterlijk uitzag. Ik herinner mij dat mijn moeder ooit erg ziek was en dat ik bang was dat ze dood zou gaan. Toen ben ik 's avonds bij mijn bed op de knieën gegaan en heb aan God gevraagd of zij weer beter mocht worden. Mijn herinnering zegt, dat ik daarna heel rustig ben gaan slapen. Of dat echt zo was, weet ik niet meer, maar de volgende ochtend ging het wel een stuk beter met mijn moeder. Dit is tegelijk de enige herinnering die ik heb aan bidden. Ik ben er dus niet vertrouwd mee. Het idee om hardop te bidden en mijn dankbaarheid naar God te uiten of Hem te vragen om een gunst of om hulp, geeft mij een ongemakkelijk gevoel.

Gelukkig is er voor mij een mooie uitweg, waarin ik zowel tegemoet kom aan de monnik in mijzelf als aan mijn persoonlijkheid die zich ongemakkelijk voelt, namelijk het 
innerlijke gebed. In hetzelfde nummer over bidden van het tijdschrift Herademing waarin Maria ter Steeg schrijft, staat ook een artikel van Gabriëlle Steffen over het innerlijke gebed onder de titel: Bidden is gewoon 'zijn'. Zijn met mijn Beste Vriend. Zij beschrijft de grondhouding voor gebed, uitgaande van de traditie van de karmelieten, een orde die drie beroemde Theresia's heeft gekend: Theresia van Avila (16e eeuw), Theresia van Lisieux (eind 19e eeuw) en Theresia-Benedicta van het Kruis, beter bekend als Edith Stein (begin 20e eeuw). Gabriëlle Steffen schrijft: "Het inwendige gebed is niet ingewikkeld. Het is niet iets waar we bijzondere ervaringen opzoeken en ook niet een maatstaf waarmee we de vorderingen die we denken gemaakt te hebben kunnen afmeten. Nee... het is gewoon 'zijn', zijn mét... Zijn met de ogen op God gericht, en met een houding zoals ik die met mijn Beste Vriend aanneem." Dit is nu een uitleg en omschrijving waar ik heel goed mee uit de voeten kan. Wat is er niet fijner dan met een beste vriend samen te zijn, elkaar te vertellen hoe het ermee gaat, geïnteresseerd te zijn in elkaar en samen proberen te ontspannen? Prachtig. Maar je moet er wel tijd voor maken, een afspraak regelen en je daar ook aan houden. Een regelmatige afspraak is nodig, maar ook een afgemeten tijdsduur. En dan niet te vroeg vertrekken omdat het zo saai is of te lang blijven zitten omdat het zo gezellig is. Dit is een vorm van bidden die bij mij past.