Thuismonnik

Op zoek naar de monnik in mijzelf

Afscheid

Om meteen maar met de deur in huis te vallen: dit is het laatste bericht dat je hier kunt lezen. Ik heb besloten om een punt te zetten achter deze weblog annex website. Als je af en toe eens voorbij kwam om nieuwe inspiratie op te doen, dan zul je het al gemerkt hebben: de laatste post was (op een dag na) precies een jaar geleden. Veel nieuwe inspiratie zul je hier in 2016 vast niet opgedaan hebben: de fut is eruit. Eind deze week trek ik definitief de stekker uit deze website.

Toen ik vier jaar geleden op 1 januari 2013 met deze weblog begon, zat ik nog volop in een ontdekkingstocht naar de monnik in mijzelf. Ik heb jullie volop deelgenoot gemaakt van mijn zoektocht naar kloosters, monnik-zijn en hun waarde in mijn leven. Jullie hebben kunnen volgen hoe ik tot geloof gekomen ben en op 19 april 2014 rooms-katholiek
gedoopt ben in de kapel van het Dominicanenklooster in Huissen. Op 2 mei 2015 heb ik jullie verteld over mijn besluit om mij na een jaar kennismaking en verdieping toch niet als leek te verbinden aan de orde van de dominicanen. En jullie hebben mij in die jaren gevolgd en soms gereageerd op mijn schrijfsels. Daarvoor ben ik jullie dankbaar.

Maar nu is het moment gekomen om afscheid te nemen van deze weblog en website. Met het besluit om mij niet te verbinden aan de Dominicaanse Lekengemeenschap Nederland is kennelijk een bron opgedroogd. Of er is langzamerhand een soort stabiele onderstroom ontstaan: de onrust en de drang om verder te groeien en te onderzoeken zijn wat op de achtergrond geraakt en daarmee ook het verlangen om hier al schrijvend vorm aan te geven. Dit is pas het derde bericht na 2 mei 2015 en het is dus meteen een afscheid. Afscheid nemen doet pijn, zegt men, maar dat ervaar ik nu niet zo. Waarschijnlijk had ik mij al losgemaakt van deze fase in mijn ontwikkeling.

Thuismonnik 1.0 houdt er dus mee op. Er komt geleidelijk ruimte voor Thuismonnik 2.0, maar ik broed nog een tijdje op het wat en het hoe. We horen en lezen nog van elkaar. Ik wens je een gezegend, gezond en vreedzaam 2017 toe.

Zondagochtendgebed

Biddend-meisje "Het zijn bange tijden, mijn God. Vannacht was het voor het eerst, dat ik met brandende ogen slapeloos in het donker lag en er vele beelden van menselijk lijden langs me trokken. Ik zal je een ding beloven, God, een kleinigheidje maar: ik zal mijn zorgen om de toekomst niet als evenzovele zware gewichten aan de dag van heden hangen, maar dat kost een zekere oefening. Iedere dag heeft nu aan zichzelf genoeg. Ik zal je helpen God, dat je het niet in mij begeeft, maar ik kan van tevoren nergens voor instaan. Maar dit éne wordt me steeds duidelijker: dat jij ons niet kunt helpen, maar dat wij jou moeten helpen en door dat laatste helpen wij onszelf. En dit is het enige, wat we in deze tijd kunnen redden en ook het enige, waar het op aankomt: een stukje van jou in onszelf, God. En misschien kunnen we er ook aan meewerken jou op te graven in de geteisterde harten van anderen. Ja, mijn God, aan de omstandigheden schijn jij niet al te veel te kunnen doen, ze horen nu eenmaal ook bij dit leven. Ik roep je er ook niet voor ter verantwoording, jij mag daar later ons voor ter verantwoording roepen. En haast met iedere hartslag wordt het me duidelijker: dat jij ons niet kunt helpen, maar dat wij jou moeten helpen en dat we de woning in ons, waar jij huist, tot het laatste toe moeten verdedigen."

Dit gebed is van Etty Hillesum: ze heeft het op 12 juli 1942 opgetekend in haar dagboek, dat onder de titel Het verstoorde leven is gepubliceerd. Geboren in 1914 in Middelburg, studeerde zij na haar schooltijd in Deventer rechten en Slavische Talen in Amsterdam. Zij werd geïnterneerd in het doorgangskamp Westerbork, waar ze in dienst van de Joodsche Raad geprobeerd heeft mensen bij te staan. In september 1943 ging zij zelf op transport naar Auschwitz, waar zij waarschijnlijk op 30 november 1943 overleed. Een bijzondere joodse vrouw die temidden van alle leed een sterke geestelijke ontwikkeling doormaakte, waardoor zij "een stukje van jou in onszelf, God" wist te bewaren. Haar "bange tijden" zijn de steeds sterkere beperkingen waaraan joden onderworpen werden en de verhalen over werkkampen en vernietiging. Zij wist wat het joodse volk te wachten stond. En toch was er in haar een sterk besef dat het wezenlijk is om niet te vervallen in haat van anderen of boosheid op God. Het is noodzakelijk om de woning in ons waar God huist, onze menselijkheid en liefde, tot het laatste toe te verdedigen. God kan ons niet helpen, Hij is ook niet verantwoordelijk voor het geweld en de haat die wij elkaar aandoen: wij zullen het zelf moeten oplossen, te beginnen door "een stukje van jou in onszelf, God" te bewaren.

Onze eigen "bange tijden" zijn oplopende internationale spanningen en haantjesgedrag, moord en doodslag in het Midden-Oosten, Afrika en andere delen van de wereld, waarbij in naam van God de meest afgrijselijke misdaden worden gepleegd. En dan lees ik zo'n prachtig zondagochtendgebed van een jonge joodse vrouw uit het Amsterdam van 1942, dat bezet was door een volk waarvan de leiders uit waren op de vernietiging van haar eigen mensen. Het gebed raakt me in zijn liefde voor mensen die eruit spreekt. Als zij zo met haar situatie om weet te gaan, dan moet ik in mijn veilige Nederland anno 2015 toch in staat zijn om moslims als medemensen te zien en haat en verkettering geen kans te geven? En jij toch ook? En misschien "kunnen we er ook aan meewerken (God) op te graven in de geteisterde harten van anderen". Ja toch, Geert Wilders?

Gemeenschap

Een van de pijlers onder het monastieke leven is gemeenschap. De Dominicaanse Lekengemeenschap Nederland vraagt van haar aspirantleden om zich te bezinnen op de betekenis van gemeenschap in hun leven. Wat is gemeenschap voor mij? Tot welke gemeenschappen behoor ik? Wat kenmerkt gemeenschap en gemeenschapsleven voor mij? In deze bijdrage wil ik stilstaan bij deze vragen, op zoek naar mijn antwoorden.

Ik woon in een dorp; met andere mensen, een drogisterij en een supermarkt (gelukkig nog wel), verenigingsleven en een dorpsraad. Maar roept dat ook het gevoel op deel uit te maken van een gemeenschap? Niet echt. Ik woon daar wel -en met heel veel plezier- maar om deel te zijn van een gemeenschap is meer nodig dan een gedeelde omgeving. Daarvoor is iets nodig wat een persoonlijke band tussen mensen schept: een gezamenlijk ideaal of verlangen, of een gemeenschappelijk verhaal. Bedrijven die een gezamenlijk gedragen visie hebben, creëren bij hun medewerkers een gemeenschap. Bedrijven die zo'n hart ontberen hebben werknemers met banen, die om vijf uur opgelucht weer naar huis gaan.

Als zo'n gemeenschap van mensen die verbonden zijn door hetzelfde ideaal, ook nog een fysieke plek van samenkomst heeft, dan is zij gezegend. Zo'n fysieke plek voedt de gemeenschap; zeker als die fysieke plek bewoond of gebruikt wordt door mensen van de gemeenschap. Dat is de kracht van het leven in een klooster; dat was voor mij ook de kracht van het landgoed Den Alerdinck waar woon- en werkgemeenschap De Voorde haar thuis had. Maar dat geldt ook voor dorpsgemeenschappen: het is niet voor niets dat dorpshuizen of een school zo'n belangrijke rol spelen in het sociale leven van dorpen.

Samengevat kun je zeggen dat een gemeenschap een hart nodig heeft, net als een mens een hart heeft. Het hart is de plaats waar inspiratie zetelt en van waaruit je de verbinding aangaat met de wereld om je heen. Het hart is ook de plek waar je thuis bent. Zonder hart, dus minimaal een gedeelde inspiratie of gedachtegoed en bij voorkeur ook een fysieke plek, heb je alleen een groep dolende mensen of losse individuen. Mét een hart schep je de voorwaarden voor het ontstaan van gemeenschap en verbondenheid tussen mensen.

Mijn plek

dominics In verschillende bijdragen op deze site heb ik beschreven, hoe mijn zoektocht verloopt op weg naar verbondenheid als leek met een Nederlandse orde. Ik heb de praktische kant benoemd, maar ook beschreven hoe belangrijk voor mij het gevoel is, dat ik mij er thuis voel. Inmiddels heb ik een keuze gemaakt, door mij als aspirant voor een jaar te verbinden met de Dominicaanse Lekengemeenschap Nederland (DLN). De eerste van minimaal zes vormingsbijeenkomsten is inmiddels geweest. Maar waarom nu de DLN? Ik voel mij thuis bij de dominicanen, dat is zeker zo, maar de woorden van Lode van Hecke, abt van het trappistenklooster Orval in België (heerlijk bier!!), geven sterker weer waarom ik voor de dominicanen kies dan mijn eigen woorden. In een aflevering van de kloosterserie van Kruispunt is hij in gesprek met Leo Feijen.

De presentator vraagt hem naar het nut van monnik-zijn in deze tijd. De maatschappij vindt zo'n kloosterleven immers maar nutteloos. Lode van Hecke geeft geen rechtstreeks antwoord, maar geeft wel heel precies aan waar het volgens mij om draait. Hij zegt: "Het gaat erom waar je thuishoort. Dan sta ik niet meer aan het roer maar God. Alleen als je bent waar je hoort te zijn, kun je vrijelijk geven. Als je op je plaats bent, kun je het leven doorgeven." De kern is niet waar ik mij thuis voel (ik aan het roer), maar waar ik op mijn plek ben (God leidt). Als ik op mijn plaats ben, heb ik anderen vanuit mijn hart iets te bieden; kan ik geven. Als ik op mijn plek ben, voel ik mij daar zeker ook thuis: ze zijn wel met elkaar verbonden. Maar het omgekeerde hoeft niet waar te zijn. Ik kan mij ergens thuis voelen en toch niet bedoeld zijn om van daaruit mijn leven te leiden. De kern waar het om draait, is: op mijn plek zijn.

Ik weet dat ik bij de dominicanen op mijn plaats ben en niet bij de trappisten of de benedictijnen. Bij allen voel ik mij thuis, maar ik ben op mijn plaats bij een 
vita mixta (zowel contemplatief als actief in de wereld) en niet bij een vita contemplativa. Ik heb de wereld iets te bieden en iets te vertellen, maar daarbij heb ik behoefte aan de steun van broeders en zusters die ook vanuit hun inspiratie actief zijn in de wereld. En die hoop ik te vinden bij de DLN. Het leven van een lekendominicaan rust op vier pijlers: contemplatie en gebed, studie en vorming, gemeenschap en gemeenschapsvorming, zending en verkondiging. De eerste twee pijlers zitten in mijn genen, zo gezegd: deze website getuigt ervan. Ik heb een groot verlangen naar gemeenschapsvorming met mensen die eenzelfde inspiratie delen. Zending heeft voor mij nog steeds associaties met zieltjes winnen, maar is verkondiging niet precies wat ik hier nu doe? Het is voor mij helder: ik ben bij dominicanen op mijn plek. Ik ga dit jaar als aspirant onderzoeken, of de DLN mij stimuleert om mijzelf als thuismonnik (verder) in de wereld te brengen. Thuismonnik is wat ik ben, en thuismonnik is wat ik de wereld te bieden heb.

Leken - 2

In een vorig bericht heb ik beschreven dat ik mij wil aansluiten bij een lekengemeenschap verbonden aan een van de Nederlandse kloosterorden. Maar hoe maak je nu een keuze die bij jou past? Een van mijn lezers vroeg daarnaar en ik heb hem in een mail verteld, hoe die keuze in mijn geval verloopt. Maar ook anderen vragen zich wellicht af hoe zo'n keuzeproces eruit ziet, vandaar dat ik mijn mail vertaald heb ik deze tweede bijdrage over leken. Wellicht dat mijn verhaal jou helpt als je ook een keuze wilt maken.

De eerste stap is om kloosters van verschillende orden te bezoeken en je te verdiepen in hun spiritualiteit door met kloosterlingen in gesprek te gaan en te lezen over hun leven en geloof. In mijn ervaring is het verblijven in kloosters de beste manier om voeling te krijgen met de spiritualiteit van een bepaalde orde. De sfeer, het aantal gebedsmomenten en de wijze waarop zij gevierd worden: bij trappisten is dat anders dan bij dominicanen. Alle lekenbewegingen, voor zover ik daar zicht op heb, bieden een of andere vorming aan, waarin je je eigen spiritualiteit verdiept en verbindt met de specifieke spiritualiteit van de betreffende orde. Ook daarom is het belangrijk om eerst kloosters van verschillende ordes te bezoeken, omdat je daar die specifieke spiritualiteit proeft. Ook een gesprek met een broeder of zuster kan informatief zijn. Zo heb ik eens aan een franciscaan gevraagd, wat nu voor hem het specifiek franciscaanse was aan zijn roeping. Zijn antwoord kwam zonder aarzeling: broederschap. Een dominicaan zal je een ander antwoord geven.

Op deze wijze heb ik gemerkt, dat er voor mij drie ordes zijn waarbij ik mij in ieder geval thuis voel: trappisten, karmelieten en dominicanen. Een belangrijk verschil bij hun lekenbewegingen is, dat de leken bij de trappisten zich verbinden met één klooster, terwijl de leken bij de karmelieten en de dominicanen landelijk georganiseerd zijn. Dit sluit aan bij de spiritualiteit van die specifieke ordes. Trappisten leiden een 
vita contemplativa, een leven waarin gebed en contemplatie een hoofdrol spelen. Zij zijn meer naar binnen gericht. Karmelieten en dominicanen leiden een vita mixta, een leven dat gekenmerkt wordt door contemplatie en actie in de buitenwereld. Zij zijn meer naar de maatschappij gericht. Verstilling en contemplatie zijn voor mij erg belangrijk om mijzelf te voeden en daarvoor bezoek ik graag een contemplatief klooster. Maar actieve betrokkenheid op de buitenwereld past ook bij mij, vandaar dat ik uiteindelijk uitkom bij de karmelieten of de dominicanen. Ook de franciscanen passen hier goed bij, maar met hen heb ik weinig ervaring.

De volgende stap is om kennis te maken met de verschillende lekenbewegingen. De leken bij de karmelieten (
Karmelbeweging) hebben naast de landelijke ook regionale samenkomsten. Hier in Noord-Nederland is er de Karmel Noord, die in het voormalige Karmelklooster in Drachten haar bijeenkomsten heeft. Na overleg zijn deze toegankelijk voor mensen die geïnteresseerd zijn in een mogelijke aansluiting bij Karmelbeweging. De leken bij de dominicanen zijn georganiseerd in de Dominicaanse Lekengemeenschap Nederland. De DLN biedt geen open toegankelijke activiteiten. Verschillende leken zijn actief in de dominicaanse gemeenschappen in Zwolle, Huissen en Rotterdam. Kennismaking verloopt via deze dominicaanse plekken en via gesprekken met leden van het bestuur en van de commissie die de vorming verzorgt.

En dat brengt mij tenslotte bij de belangrijkste leidraad in de keuze voor een beweging: God. Ik vertrouw erop dat ik op deze manier, door te proeven, te voelen en in gesprek te gaan, door Hem bij mijn keuze wordt geleid. Een keuze is niet het afstrepen van voordelen en nadelen, maar het geleid worden op het pad dat voor jou zichtbaar wordt en dat is een intuïtief proces. Ik vind het belangrijk dat een lekenbeweging mij voedt en dat ik in gemeenschap met de leden van die beweging gestimuleerd wordt om mijn talenten en mogelijkheden in te zetten voor een betere wereld. En daarvoor wil ik de tijd nemen.

Leken - 1

Monniken leven in een gemeenschap. Mannen (of vrouwen natuurlijk) die elkaar niet hebben uitgekozen, omdat ze elkaar zo aardig vinden, maar die geïnspireerd zijn door een zelfde ideaal of spiritualiteit: waarden in hun leven die zij belangrijk vinden. Zij geven hun leven vorm in een groep mensen met wie zij die spiritualiteit delen. Ze nemen hun eigen karakter en eigen aardigheden mee en dat wringt wel eens of leidt tot spanningen, maar een monnik kiest voor leven in gemeenschap. Voor mij als thuismonnik ligt dat anders: ik kies voor een partnerrelatie met een man van wie ik veel hou, niet voor een groep. Maar ook ik heb de behoefte om deel uit te maken van een groep met wie ik belangrijke waarden over geloof, leven en omgaan met anderen en de Ander deel. Ik zoek diepgang in mijn leven vanuit een kloosterlijke traditie en spiritualiteit. De parochie om de hoek biedt op dit punt niet wat ik zoek, denk ik, omdat zij nu eenmaal die binding met kloosters ontbeert. De parochie kan voor mij vast zeer waardevol zijn, maar mijn gevoel van in de kerk ergens thuis te horen is erg gekoppeld aan de spiritualiteit van kloosters. Maar gelukkig zijn er de lekenbewegingen.

Veel kloosterorden kennen al van ouds her mensen, leken, die zich nauw verbonden voelen met die specifieke orde. Zij zijn niet geprofest, dat wil zeggen dat zij geen eeuwige geloften hebben afgelegd en toegetreden zijn tot een kloostergemeenschap, maar zij proberen de specifieke waarden van hun orde in hun dagelijkse leven buiten het klooster gestalte te geven. Leken worden middels een programma, gesprekken, enz. gevormd in de spiritualiteit van een specifieke orde en vaak leggen ze een of andere vorm van geloften af, waardoor ze zich ook in formele, kerkrechtelijke zin verbinden met de orde. Veel kloosters in Nederland worden langzamerhand steeds leger, terwijl het aantal leken groeit. Leken zijn niet allemaal katholiek: ook veel protestanten vinden in een lekenbeweging een verbondenheid en spiritualiteit die hen aanspreekt. En leken kunnen getrouwd zijn, kinderen hebben en een drukke baan.

Monniken van contemplatieve orden zoals benedictijnen en cisterciënzers hebben de gelofte van de 
stabilitas loci, vastheid van plaats, afgelegd: zij blijven hun hele leven in hetzelfde klooster. De lekenbewegingen van die orden zijn dan ook aan een klooster gebonden: de oblaten bij de benedictijnen en de vriendengroepen bij de trappisten. Een bekende oblaat van de St. Willibrordsabdij bij Doetinchem is bijvoorbeeld Wil Derkse, die het veel gelezen boek (een aanrader!) Een levensregel voor beginners - Benedictijnse spiritualiteit voor het dagelijkse leven heeft geschreven. Aan de abdij Sion bij Diepenveen is de Cisterciënzergroep Sion verbonden. Hun prachtige website ademt in alles hun betrokkenheid bij het gedachtegoed van de trappisten.

Actieve orden zoals de dominicanen, franciscanen en karmelieten kennen een landelijke organisatie, hoewel zij ook in gemeenschappen kunnen samenleven. Maar zij kennen geen gelofte van stabiliteit van plaats zoals de contemplatieven. Hun lekenbewegingen zijn dan ook landelijk georganiseerd. Zo kennen de dominicanen de
Dominicaanse Lekengemeenschap Nederland, de franciscanen de Franciscaanse beweging en de karmelieten Karmelbeweging. De Konferentie Nederlandse Religieuzen heeft alle vormen van lekenbewegingen op zijn website mooi bijeen gebracht en beschreven. Mijn wens is om mij als thuismonnik bij een van de lekenbewegingen aan te sluiten. Ik dacht aanvankelijk na mijn doop een keuze te maken, maar ik wil meer tijd nemen voordat ik een besluit neem. Dat betekent dus af en toe afreizen naar elders in het land om te proeven. Maar dat is de moeite volop waard.

Thomas Merton

Thomas-Merton In 1948 verscheen in de VS The seven storey mountain, de autobiografie van de Engels-Amerikaanse monnik en trappist Thomas Merton (1915-1968). De eerste Nederlandse editie is verschenen in 1949 onder de titel Louteringsberg. De Louteringsberg is een beeld dat ontleend is aan de Goddelijke Komedie van Dante. Het centrale thema van het boek is Mertons bekering, die leidde tot zijn doop en opname in de katholieke kerk in 1938. Hij bleef zoeken naar de juiste manier om zijn leven verder vorm te geven en was heel actief met sociaal werk in Harlem. Hij wilde aanvankelijk intreden bij de franciscanen, maar na een retraite in de trappistenabdij Gethsemani in Kentucky besloot hij in 1941 daar in te treden. Zijn abt vond dat hij zijn schrijftalent moest gebruiken en dat leidde allereerst tot zijn autobiografie. Later zouden nog verschillende andere werken volgen, met veel meer spirituele diepgang dan deze eersteling. Al snel na publicatie bleek The seven storey mountain een enorme best-seller, die in tientallen talen is vertaald. Veel over het leven en werk van Thomas Merton is te vinden op de website van de Mertonvrienden van de Lage Landen en op de website van het Thomas Merton Center van de Bellarmine University.

Hoewel Merton zijn klooster weinig verliet, was hij sterk sociaal betrokken in woord en geschrift en onderhield hij bijvoorbeeld contacten met boeddhistische monniken die in Vietnam streefden naar vrede. Tijdens een congres in Bangkok in 1968 kwam hij door een tragisch ongeval om het leven. Vermoedelijk heb ik in mijn linkse studententijd eind jaren '70 voor het eerst gehoord over deze pacifistische monnik en vredesactivist, die toen dus al was overleden. Mijn echte kennismaking kwam echter veel later en wel op een bijzondere wijze. In 2010 was ik met een groep gasten van De Wandelmaat op bezoek in het trappistinnenklooster Nazareth in de buurt van Antwerpen. Ik werd daar zeer geraakt door een eucharistieviering, die volgens mijn dagboek die dag nog lang natrilde. Die nacht had ik een droom, waarin een vrouw een wesp van de muur pakte met een doekje om die tegen het raam dood te wrijven. Dat lukte echter niet en de wesp kwam al slingerend recht op mij af vliegen en belandde in mijn rechter oor. Ik heb op allerlei manieren geprobeerd die wesp uit mijn oren te krijgen zonder dat zij zou prikken, maar ik raakte haar niet kwijt. Einde droom. Pelgrim Henricus, die onze wandelingen begeleidde, suggereerde de volgende dag dat het wellicht ging om een boodschap die mijn oor binnen kwam en die ik maar niet weer kwijt raakte, hoe graag ik dat ook wilde. En hij raadde mij dus Louteringsberg aan.

Inmiddels ben ik bezig om dit werk voor de tweede keer te lezen. Vorig jaar heb ik bovendien kennis gemaakt met de andere, mystieke kant van Thomas Merton, tijdens een workshop die werd verzorgd door
Antoinette van Gurp. Ik herken veel van Thomas Merton in mijzelf en in mijn eigen pelgrimsweg door dit leven. Onze achtergronden zijn heel verschillend. Zo komt hij uit een artistiek milieu (zijn vader was de Engelse schilder Owen Merton uit Nieuw-Zeeland) en heeft hij wel enig geloof meegekregen in zijn opvoeding. Maar wij hebben beiden een niet-gelovige, links-activistische studententijd gehad, we hebben beiden een bijzondere ervaring gehad geknield onderaan een kruis die het begin van onze geestelijke thuiskomst markeerde en we zijn/worden beiden op latere leeftijd katholiek gedoopt. Thomas Merton trad uiteindelijk in in een contemplatief klooster en ik heb mijn plek als thuismonnik. Maar ik voel mij verbonden met deze man, die zijn monnik-zijn en verlangen naar contemplatie en mystiek verenigde met  sociale bewogenheid en betrokkenheid op de wereld om hem heen. Hij was voor velen en is ook voor mij een bijzondere inspiratiebron.

Kerkregels

Bijbel Eerder deze week kwam ik via Twitter terecht bij een bijzondere, ontroerende documentaire, die door de NCRV op 23 december is uitgezonden. Het is het portret van een sterke, warme vrouw uit Staphorst: een van de plekken in Nederland waar het orthodoxe protestantse geloof nog voor veel mensen leidend is bij de inrichting van hun leven. Hilligje Kok-Bisschop is een weduwe met in ieder geval drie kinderen, actief en betrokken bij de gemeenschap van haar kerk, die zelfstandig een boerenbedrijf lijkt te leiden. De documentaire laat zien hoe zij als vrouw haar plek wil innemen in het mannenbolwerk van haar kerk en de SGP: omdat zij vindt dat God geen onderscheid maakt en dat zij dus meer stem zou moeten hebben dan alleen te mogen dweilen in de kerk. Het kerkbestuur maakt duidelijk dat zij zich op een heilloze weg bevindt. Uiteindelijk kiest zij voor haar eigenwaarde en voor haar homoseksuele zoon en verlaat zij de kerk. Ze blijft een erg gelovige vrouw die vanuit het evangelie leeft en dat ook wil uitdragen, maar met de beklemmende regels van haar kerk kan ze niet meer uit de voeten.

De documentaire laat op liefdevolle manier zien, zonder met de beschuldigende vinger naar de kerk te wijzen, hoe iemand die oprecht en vanuit liefde met haar medemensen wil omgaan, vastloopt in kerkregels die claimen de waarheid of het juiste geloof in pacht te hebben. Juist de menselijke opzet van de film maakt het contrast met de rigide kerkregels voelbaar. Ik vind het extra schrijnend dat de veroordelingen door de kerk over het pad dat zij kiest, ook nog eens worden uitgesproken uit naam van God. Zo raakt de menselijkheid volledig uit het zicht en hoeft de predikant of kerkenraad zelf geen verantwoordelijkheid te nemen voor mogelijke gevolgen van dergelijke oordelen. Zij vertolken immers de wil van God? Ik bewonder de weg die deze vrouw is gegaan om zichzelf eerlijk in de ogen te kunnen blijven kijken. De manier waarop zij rustig, met alle twijfels maar wel doorzettend opkomt voor zichzelf en voor de band met haar zoon, is prachtig om te zien.

En de SGP, de partij die een uitspraak van de Hoge Raad aan zijn broek kreeg om de uitsluiting van vrouwen te stoppen? Kees van der Staaij, de fractievoorzitter in de Tweede Kamer, laat duidelijk zien van het gevoel van deze vrouw volstrekt niets te begrijpen. Hij geeft niet eens antwoord op haar vraag naar de uitkomst van de speciale SGP-vergadering over het arrest van de Hoge Raad. Hij walst volkomen over haar heen en nodigt haar uit op een kopje koffie in Den Haag. En vertrekt dan zo snel mogelijk uit het oog van de camera, samen met zijn slippendrager: dezelfde man die Hilligje Kok eerder glimlachend meldde dat zij van de rechter niet mogen discrimineren, om haar vervolgens niet toe te laten tot de vergadering, omdat zij geen perskaart heeft. Als dat de manier is waarop de mannenbroeders omgaan met de terechte vragen van hun vrouwen....

http://www.ncrv.nl/ncrvgemist/23-12-2013/ncrv-dokument-houdt-god-van-vrouwen

Gastvrijheid

de-gastvrijheid-van-abraham "Alle gasten die langskomen worden ontvangen als Christus zelf, want Hij zal zeggen: 'Ik was gast en u hebt Mij ontvangen ' (Mt. 25, 35). Aan allen wordt de gepaste eer bewezen, vooral aan broeders in het geloof en aan pelgrims." Dit citaat uit het drieënvijftigste hoofdstuk van de Regel van Benedictus ligt aan de basis van de gastvrijheid in kloosters. Er spreekt uit dat je iemand die bij jou aanklopt om onderdak, gastvrij welkom heet, want hij of zij kan immers Christus zelf zijn? In de kloosters van de Benedictijnen en de Trappisten die ik heb bezocht (zij leven volgens deze Regel), was ik ook altijd welkom. Al moet ik wel zeggen, dat het gevoel welkom te zijn de ene keer wel sterker was dan de andere keer. Dat kan met mijn eigen constitutie van dat moment te maken hebben gehad, maar de ene gastenbroeder of -zuster is ook absoluut vriendelijker en gastvrijer dan de ander. Ook in dat opzicht zijn kloosterlingen net zulke onvolmaakte mensen als jij en ik. Maar wat zorgt er nu voor dat ik mij als gast welkom voel?

Een van de aspecten van gastvrijheid is dat de gastheer (of -vrouw, maar om dit verhaal op mijzelf te kunnen betrekken, beperk ik mij tot de -heer) ervoor zorgt, dat de materiële zaken voor het verblijf van de gast goed geregeld zijn. Als goed gastheer maak je je gast wegwijs, je zorgt dat de kamer schoon en in orde is en dat er voor eten en drinken wordt gezorgd. Dit is belangrijk in gastheerschap, maar het is maar een begin. Ik heb de afgelopen jaren heel veel nachten doorgebracht in hotels. Meestal waren de receptionisten goed opgeleid en deden ze precies wat ik hierboven beschreef. Maar voelde ik mij in die hotels een gast? Nee: ik voelde mij meestal een klant en maar zelden een gast: een klant die tegen betaling een dienst geleverd krijgt. Meestal een goede dienst, maar dit is volgens mij niet wat Benedictus bedoelde. Deze manier van ontvangen vormt de buitenkant van het gastheerschap.

Je kunt als gastheer een stap verder gaan door interesse te tonen in je gast. Wie is deze mens die ik onderdak verleen? Waar komt ze vandaan, waar gaat ze heen? Heeft hij bijzondere wensen of verlangens? Voelt zij zich wel op haar gemak in dit vreemde huis? Je kunt die interesse in je gast ook materieel tonen, bijvoorbeeld door een welkomstkaart op de kamer of een bloemetje op tafel. Misschien een welkomstdrankje? Voor dergelijke blijken van aandacht in je gasten is het nodig, dat je je als gastheer in hem of haar verplaatst, al voordat de gast is gearriveerd. En dat je je alle tijd dat de gast bij jou onderdak is, betrokken voelt bij hem of haar. Niet als aangeleerd maniertje elke ochtend vragen of de gast goed geslapen heeft, maar
weten of aanvoelen hoe het met hem of haar staat en daarop aansluiten met je eigen reacties. Deze manier om mensen te ontvangen heb ik zelf in praktijk gebracht als gastheer bij retraites die werden georganiseerd door Pulsar (De Voorde). Bij Pulsar voelt een gastheer of trainer zich echt betrokken bij jou als uniek mens, wanneer je daar komt als deelnemer aan een programma of als individuele gast. En dat is nu net het grote verschil dat ik ervaar met hotels: bij Pulsar voel ik mij gezien en opgenomen in het huis, bij hotels voel ik mij meestal wel welkom, maar niet deel van het geheel. En de kloosters? De grote afstand tussen hotels en Pulsar overbruggen zij niet, in mijn ervaring. Maar de ontvangst is in ieder geval vele malen persoonlijker dan in hotels en soms zit er een parel tussen, waar ik mij echt opgenomen voel in het geheel, zoals bij de Franciscanen in Megen. Over deze minderbroeders kan Benedictus in ieder geval tevreden zijn, ook al volgen zij nu net weer een andere regel...

Matigheid

Temperantia In de middeleeuwen kreeg de christelijke deugdenleer zijn vastomlijnde vorm, waarvan wij in onze tijd nog vooral de leer van de zeven hoofdzonden kennen. Al zullen er anno 2013 niet zoveel mensen meer zijn die het hele rijtje kunnen opnoemen. "Zonde" is inmiddels een beladen woord geworden, of het heeft als bijvoeglijk naamwoord de betekenis van "spijtig" gekregen. Als je je als mens met een van de volgende zeven zonden inliet, dan diende je dat onverwijld te biechten en de opgelegde boete uit te voeren. Omdat ik het Latijn zo mooi vind, benoem ik de zeven hoofdzonden met hun officiële naam:

  • superbia - hoogmoed
  • avaritia - hebzucht
  • luxuria - wellust
  • invidia - jaloezie
  • gula - gulzigheid, onmatigheid
  • ira - woede
  • acedia - gemakzucht, luiheid

Wie heeft er niet af en toe last van een van deze hoofdzonden? Opvallend is natuurlijk, dat ook anno 2013 de meeste van deze zonden nog steeds als negatief worden beoordeeld. Veel minder bekend is dat de middeleeuwers tegenover deze zeven hoofdzonden ook zeven deugden hebben geformuleerd. De eerste vier stammen al uit de klassieke oudheid (de zogenaamde kardinale deugden), de andere drie zijn de bekende christelijke deugden:

  • prudentia - voorzichtigheid
  • iustitia - rechtvaardigheid
  • temperantia - matigheid
  • fortitudo - moed
  • fides - geloof (=vertrouwen)
  • spes - hoop
  • caritas - (naasten)liefde

Een van de monastieke waarden waar wij in onze maatschappij heel ver vanaf gedreven zijn, is de deugd van de 
matigheid of de temperantia. Benedictus beargumenteert in zijn Regel bijvoorbeeld dat twee warme gerechten per tafel voldoende is en ook vindt hij een pond brood per dag wel voldoende. Hij voegt er wel aan toe: "Als er extra zwaar werk is verricht, kan het dienstig zijn de porties te vergroten; het is geheel aan de abt om hierover te beslissen. Maar in elk geval voorkomt hij onmatigheid, zodat het nooit zover komt dat een monnik aan indigestie lijdt. Want niets is zo oneigenlijk voor élke christen als overmaat, zoals onze Heer zegt: 'Zorg ervoor dat u niet versuft raakt door overmaat' (Lc 21, 34)." Dit is maar een voorbeeld, maar de hele Regel (en het leven van monniken in 2013) ademt de geest van de temperantia.

Voordat we ons als moderne westerse mens hiervan afkeren onder het mom dat er sprake is van "overdreven zuinigheid", is het goed om te beseffen dat het hier niet gaat om opgelegd zuinig moeten zijn. Het gaat hier om 
het vinden van de juiste maat: matigheid zoekt het juiste midden, het juiste evenwicht tussen bijvoorbeeld onze wensen en verlangens en onze fysieke constitutie. Of tussen de graaizucht van de mens en de spankracht van natuur en milieu. Of tussen de hoog opgeschroefde prestatie-eisen van je school of je werk en de noodzaak om te ontspannen en tot rust te komen. Deze voorbeelden zijn met talloze andere aan te vullen, die allemaal schrijnend duidelijk maken, hoe noodzakelijk het is om het juiste midden te vinden, dus hoe belangrijk de deugd van temperantia is die de monniken ons voorleven. Tot slot een mooi voorbeeld van de tegenhanger van matigheid, de hoofdzonde gula.

Overvloed-supermarkt

Roomse heisa

JPII Struinend in mijn boekenkast op zoek naar geschikte lectuur voor mijn middagje sauna stuitte ik op een klein boekje van 52 pagina's onder de titel Roomse Heisa. Het boekje is een bundeling van artikelen (het woord columns bestond toen nog niet, volgens mij) van de hand van Gerard Reve, die in NRC Handelsblad verschenen zijn in de periode van 5 april tot 15 mei 1985. De titel trok mij aan na alle commotie over het interview met Vaticaan-theoloog Wojciech. Reve blijkt zijn artikelen geschreven te hebben op verzoek van de krant met als aanleiding het omstreden bezoek van de toenmalige paus Johannes Paulus II aan Nederland.

Ik moet zeggen dat ik niet teleurgesteld ben in mijn keuze voor dit boekje als saunalectuur. Door de omvang past het precies in de zak van mijn badjas, wat natuurlijk erg praktisch is. Het bevat pareltjes van Reviaans taalgebruik en humor, waardoor ik regelmatig met een glimlach aan mijn maaltijd zat. Zo moppert de schrijver naar aanleiding van de openluchtmis op vliegveld Beek bij het vertrek van de paus: "En dan dat geëmmer over de liefde, al maar door, maar heeft die liefde iets met tederheid of deernis te maken? Wat hebben u of ik te maken met de 'mysterieuze, oneindige liefde tussen de Drie Goddelijke Personen'? Niemand beweert toch dat die drie bonje met elkaar hebben?" Een betere observator en verslaggever van de Roomse heisa dan de homoseksuele en erg katholieke Gerard Reve kon ik mij na al dat zware gedoe over de katholieke moraal niet wensen.

Een van de artikelen draagt de titel (let op de hoofdletters!):
De Ontoepasbaarheid Van De Katholieke Moraal. In het licht van Wojciech een interessante titel. De aanleiding van dit artikel was de toespraak van Hedwig Wasser, lid van de Nederlandse Missieraad, voor de paus in de Jaarbeurs in Utrecht. In een persoonlijke toevoeging aan de goedgekeurde toespraak hekelde zij de uitsluiting in de kerk van ongehuwd samenwonenden, gescheidenen, gehuwde priesters, homoseksuelen én vrouwen. Reve vindt na lang nadenken dat zij terecht haar eigen mening uitsprak. Dit is aanleiding voor een beschouwing met als kern: "Het wezenlijke van een volwassen, volgroeide religie is dat zij iets zegt, maar iets anders bedoelt. Dat geldt zowel voor de verwoording van het geloof als voor de verwoording van de moraal die ze haar aanhangers voorhoudt." Hij illustreert dat aan de hand van een paar geloofswaarheden en concludeert: "Dit betekent volgens mij, dat de verwoording van het verkondigde niet is wat met gelooft. Men gelooft iets anders dat men niet wil of niet kan uitspreken." Vervolgens betrekt hij die redenering op de katholieke moraal.

"Zo gelieve men ook de door de RK kerk officieel gedecreteerde seksuele moraal te beschouwen. Deze is zo absurd en zo totaal ontoepasbaar dat iemand die het bij een oppervlakkige beschouwing laat gemakkelijk tot de conclusie kan komen 'dat ze in Rome gek geworden zijn'. De ontoepasbaarheid van die moraal zoude ons echter ook tot het vermoeden kunnen leiden dat niet van ons verondersteld wordt dat wij die moraal naar haar woordelijke inhoud ooit zouden kunnen naleven. Vandaar dat ik, net als bij mijn beschouwing van het geloof, denk dat, mutatis mutandis, er iets anders dan het letterlijk medegedeelde bedoeld wordt." Het is een mooie redenering, maar ook een naïeve gedachte volgens mij. Ik vrees dat Rome in de persoon van Wojtiech echt vindt dat de uitsluiting van de groepen die Hedwig Wasser noemde, geheel terecht is. Maar ik schaar mij volgaarne achter Reves overtuiging, dat ik verondersteld word om die moraal niet woordelijk na te leven, omdat zij zo absurd en ontoepasbaar is. Ik vind haar namelijk ook absurd, ontoepasbaar en niet van deze tijd. Ik vind mijn eigen seksuele moraal goed en wel van deze tijd. Of getuigt dit nu van de zonde van de hoogmoed?

Kerk

kerk-e1374876300373 Vorige week schreef ik hier een bijdrage over katholiek worden onder de titel Katholiek?  De aanleiding voor deze bijdrage was het interview van een Amerikaanse tv-zender met de huis- of hoftheoloog van paus Franciscus, de Poolse Dominicaan Wojciech Giertych. Ik was op dit interview geattendeerd door de nieuwsbrief van de Dominicaanse gemeenschap in Nederland, waarop ik geabonneerd ben. Het artikel over dit interview op de website van Dominicaans Nederland heeft veel reacties losgemaakt. Zelf heb ik daar ook aan bijgedragen en het doet mij heel erg goed, dat mijn persoonlijke reacties zoveel ondersteunende en warme respons opgeleverd heeft van mensen die ik persoonlijk helemaal niet ken. Mensen die zich goed kunnen verplaatsen in een ander en die, om het christelijk te zeggen, ware naastenliefde tonen. Dit in tegenstelling tot de man die de aanleiding was van al deze commotie, al denkt hijzelf daar natuurlijk anders over. Je helpt mensen met "dat probleem" immers het beste "door hen de waarheid te zeggen?"

Mijn reacties op Giertychs verhaal en de zoektocht waarvan ik hier als Thuismonnik verslag doe, riepen bij sommige lezers van Dominicaans Nederland herkenning op. Bijvoorbeeld bij Raymond Meulendijk, weer iemand die ik nog nooit gezien of gesproken heb, maar die net als ik een open en persoonlijke reactie gaf. Het is fijn om te weten dat ik niet alleen sta in mijn zoektocht naar een religieus en spiritueel thuis met een katholieke kleur. Ook herkent hij mijn twijfels en aarzeling bij die tocht, wanneer er vanuit Rome geluiden komen zoals in het interview: "Mijn inmiddels overleden vader was homoseksueel en daardoor roepen uitspraken zoals die van Giertych ook bij mij vragen op als ‘hoe kan ik kiezen voor iets dat zo haaks staat op mijn overtuigingen en ideeën?’ Wat fijn dat iemand als Leo er dan is en terecht de nadruk legt op de ‘bodem’ van de kerk."

De Leo waarover hij het heeft, is Leo Raph. A. de Jong o.p. Hij is Dominicaan, zoals blijkt uit de letters o.p. (ordo preadicatorum of orde der predikheren). Ik citeer graag uit zijn reactie op
Dominicaans Nederland omdat daaruit een visie op het wezen van kerk blijkt, die mij na alle commotie weer verzoent met de weg die ik momenteel bewandel. Het wezen van kerk is voor mij, dat ze bestaat uit mensen, die als gemeenschap in naastenliefde verbonden zijn met elkaar en met God. "Voor zover dat mogelijk is kan ik jouw teleurstelling mede aanvoelen. Het enige, dat ik jou kan antwoorden is de formulering, die ik zelf vaak in onze kerk gebruik, voordat wij te communie gaan: “Omdat niet wij het zijn, die aan deze Tafel uitnodigen, maar de verrezen Heer zelf, mag ieder, die zich genodigd weet, naar voren komen en samen met ons te communie gaan”Lijkt me heel wat christelijker dan al die kerkelijke uitspraken, waar jij pijn aan hebt. En ook wij zijn Rooms Katholiek. Want de eeuwige is niet alleen aanwezig bij de hiërarchie – al denken zij dat soms wel – maar juist, en misschien bij voorkeur op de bodem van de kerk. En dat zijn wij."

Wat is dus het mooie resultaat van al dat geworstel? Dat helder geworden is, wat voor mij het wezen van "kerk" uitmaakt. Het
etymologisch woordenboek geeft aan dat dit woord afkomstig is van het vulgair Griekse kÅ«rikón, dat 'huis van de heer' betekent. Etymologisch verwijst de kerk dus naar het gebouw of het instituut, niet naar de mensen. Zonder mensen is zo'n gebouw echter leeg. Zonder gehoorzame onderdanen is zo'n instituut een tandeloze tijger, die op een van de heuvels van Rome weliswaar hard brult, maar zichzelf ook steeds onmogelijker maakt. Mijn kerk is de kerk van Leo de Jong en van de broeders in Huissen, niet de kerk die Giertych in Rome propageert.

Katholiek?

katholiek De laatste jaren ben ik mij geleidelijk steeds meer verbonden gaan voelen met het katholieke geloof. Het mysterie, de rituelen en liturgie en de vieringen: ik vind dat de katholieke kerk veel bewaard heeft van de waarde van het christendom voor mijn leven, nl. verbondenheid met God en de boodschap van liefde van Jezus. Het grote sacrament van de eucharistie raakt mij erg en ik vind het onbegrijpelijk dat de protestantse kerken het delen van brood en wijn maar zo zelden vieren. Het meevieren dit jaar van de Goede Week in Huissen was voor mij een hoogtepunt in deze verbondenheid met het katholicisme.

Daar is nu voor de zoveelste keer een enorme knauw in gekomen. En de aanleiding is opnieuw - hoe kan het ook anders? - homoseksualiteit. Een Amerikaanse tv-zender interviewde de zogenoemde huistheoloog van de paus, de man die toespraken en dergelijke op hun theologische zuiverheid en waarheid controleert. In dit interview heeft hij het over de homo-ideologie die erop uit is om de mensheid te veranderen, gesteund door overheden met macht en geld. Hij heeft het over perversie, ziekte en misvorming van de menselijke natuur. Hij heeft het over emotioneel instabiele mensen uit gebroken gezinnen. Hij heeft het over abortus en anticonceptie als oorzaken van de huidige moraal. Hij heeft het over "mensen met dit probleem". Hij heeft het over mij....

Opnieuw schoffeert de top van de katholieke kerk medemensen zoals jij en ik door ze af te schilderen als perverse misvormingen van de menselijke natuur, die er zelfs nog op uit zijn om de mensheid te gronde te richten met hun "ideologie". Giertych is van mening dat met het toenemen van de invloed van de overheid de moraal omlaag gaat. De kerk daarentegen zorgt wel voor hoge morele normen, want zij heeft immers de genade van Christus? Is dat niet een vorm van hoogmoed, een van de zeven doodzonden? Verbijsterend vind ik dat deze uitspraken gedaan worden door een Dominicaan, terwijl ik mij als homo juist door de
Dominicanen in Huissen binnen de kerk zo gezien voel.

Velen hebben mij al eens gevraagd, waarom ik als homo de stap wil zetten om mij op te laten nemen in de katholieke kerk. Uiteraard heb ik mijzelf dat ook afgevraagd, waarbij ik telkens uitkom bij hetzelfde antwoord. Dat antwoord is, dat het mij niet te doen is om het instituut kerk, maar om mijn relatie met God, die ik nu eenmaal het beste bemiddeld ervaar in de katholieke kerk. Toch noemde ik mijzelf de laatste tijd nogal eens "katholiek-in-wording" of "leerling-katholiek". Dit interview slaat voor mij op dit moment echter de deur dicht. Die woorden komen voorlopig mijn mond niet meer uit. Een volgende stap op mijn weg zal nog steeds zijn om mij te laten dopen. Niet om opgenomen te worden in de katholieke kerk, maar om mijn verbondenheid met Jezus' voorbeeld als mens te markeren.

Franciscanen

Franciscus Dit weekend was ik voor het eerst te gast bij de franciscanen in hun klooster in het prachtige stadje Megen, ook wel Assisi aan de Maas genoemd omdat er zowel een broederklooster van de franciscanen is als een zusterklooster van de clarissen. voor mij de kennismaking met weer een andere smaak kloosterspiritualiteit. Ik ben al vaak te gast geweest bij de contemplatieve ordes, zoals benedictijnen en trappisten. Ik voel mij thuis bij hun stilte en rust, hun verzorgde liturgie in een vast ritme van zes of zeven getijden, hun zingen van de psalmen. Een verblijf in hun kloosters brengt mij tot rust, voedt mijn verlangen naar stilte en loskomen van deze jachtige maatschappij met al met zijn hypes en dwang tot prestatie en concurrentie. Als gast deel ik maar beperkt in hun leven: ik logeer meestal in een apart gastenverblijf en ontmoet de monniken of monialen alleen tijdens de gebedsvieringen en soms de warme maaltijd en spreek hooguit met de gastenbroeder of -zuster. Het afgelopen jaar was ik enkele keren te gast bij een programma in het Dominicanenklooster in Huissen. Niet direct tussen de monniken, maar met name tijdens de Goede Week dit jaar heb ik ruimschoots kennisgemaakt met de dominicaanse smaak van kloosterspiritualiteit: open naar de wereld, kritisch binnen kerk en maatschappij op zoek naar het ware en veel belang hechtend aan je eigen geweten en inzichten in plaats van aan regels. Dominicanen zijn betrokken bij de onderdrukten van deze wereld. Ze hebben maar twee gebedsdiensten per dag, maar die zijn wel verzorgd en tijdens de Goede Week hebben we prachtig gevierd.

En nu was ik dus bij de franciscanen: een enorm contrast met de contemplatieve kloosters. Wij maakten als gasten in alle opzichten deel uit van hun leven. We hadden onze kamers tussen die van de broeders in. Tijdens de vier gebedsmomenten per dag zaten we tussen hen in in de koorbanken. Tijdens de maaltijden en de koffie en thee zaten we met hen aan tafel en spraken over van alles en nog wat. Om 21:50 was er de dagsluiting van 10 minuten, waarna we nog tot ca 23:00 onder het genot van een hapje en een drankje "recreatie" hadden met de broeders. Heerlijk ontspannen met serieuze gesprekken en grapjes. Een samenzijn onder vrienden. In de contemplatieve kloosters is dan al vanaf ca 21:00 de zogenaamde grote stilte ingegaan. Terwijl de benedictijnen een mooie verzorgde liturgie hebben en je als gast tijdens de viering je eigen weg laten zoeken in de psalmen, vond ik die bij de franciscanen rommeliger. Zij doen namelijk hun uiterste best om je bij de viering te helpen. De liturgie wordt telkens onderbroken na een bepaald onderdeel, omdat de voorganger dan bijv. even vertelt op welke pagina in de ringband we weer verder gaan. Pas als hij het gevoel heeft dat we het allemaal hebben gevonden, gaan we door. De psalmen worden meer gelezen dan gezongen.

Tijdens een gezamenlijk moment met onze groep gasten heb ik mijn ervaring tot dan toe omschreven als "gewoon". Ik vond het in het klooster zo 
gewoon. En dat bedoelde ik in positieve zin. Op deze manier delen met elkaar past heel erg bij de franciscanen, die ieder mens bij voorbaat al beschouwen als een broeder of zuster. Toen ik de gardiaan, de overste van het klooster, vroeg wat er nu zo franciscaans is aan zijn leven als franciscaan, was broederschap het eerste dat in hem opkwam. Zij zijn betrokken bij vrede en ecologie vanuit dit ideaal. Zo versta ik ook de vraag van de gastenbroeder of ik iets van mij wil laten horen, als ik mij laat opnemen in de kerk: ik ben een broeder, zij zijn betrokken en op dat moment bidden zij ook voor mij. Deze vorm van openheid en betrokkenheid ontroert me en maakte dat ik mij heel snel thuis voelde bij de broeders in Megen. Maar ik heb de stilte, het zingen en de mooie liturgie wel wat gemist. Het gewone van het leven bij de broeders haalt mijn romantisch-mystieke beeld van de plechtige monnik wel wat onderuit.

Dominicanen

Domincus Mijn eerste bezoek aan een klooster was aan de St. Paulusabdij in Oosterhout, een benedictijns klooster. Benedictijnen zijn een contemplatieve orde: zij richten zich sterk op een innerlijk leven en werken in en om het klooster waar zij wonen. Ze zijn meestal niet erg naar buiten gericht (hoewel voormalig bisschop van Rotterdam Mgr. Bär benedictijn is) en in het publieke debat zul je ze dan ook niet tegenkomen. Ook cisterciënzers of trappisten zijn contemplatieve monniken en monialen. Na mijn bezoek aan Oosterhout ben ik nog in vele kloosters te gast geweest, alleen of in gezelschap tijdens een reis met De Wandelmaat, en meestal waren dit contemplatieve kloosters. De stilte, het ritme, de getijden: ze raken mij en zijn belangrijk voor mij, wat je ook overal op deze website terug vindt. Maar het laatste jaar begint een andere loot aan de stam van de kloosterboom voor mij steeds meer te bloeien: de orde van de Dominicanen. En dat noopt mij als Thuismonnik tot zelfreflectie.

De Dominicanen in Nederland zijn verdeeld over enkele gemeenschappen en/of kloosters. Een van de bekendste daarvan is het Dominicanenklooster in Huissen, dat een jarenlange traditie heeft van cursussen en bijeenkomsten voor bezinning, bezieling en beweging. Al voordat ik actiever kloosters bezocht, had ik van hen gehoord als bijzonder cursuscentrum. Maar de Dominicanen hebben ook een actieve en steeds groeiende lekenbeweging: mensen die geïnspireerd door het Dominicaanse gedachtegoed buiten de kloostermuren leven, al of niet werken of een gezin hebben en hun inspiratie actief uitdragen in de buitenwereld. Het ordedevies van de Dominicanen luidt contemplari et contemplata aliis tradere: datgene wat wij door overweging hebben mogen ontvangen, willen wij doorgeven aan anderen. Dominicanen nemen iets waar of bestuderen het, ze gaan bij zichzelf naar binnen en overwegen het waargenomene, en ze dragen vervolgens actief uit. Dominicanen hebben een mening. In het Nederlands heet hun orde: orde der predikers (vroeger: predikheren).

Bij de Dominicanen in Huissen voel ik mij thuis. Ik heb er mooie programma's gevolgd zoals een stilteretraite en een Gregoriaanse studieweek, maar ik heb er ook prachtig mogen vieren tijdens de
Goede Week. De Dominicanen die ik ken, zijn open en tolerant en betrokken op mensen en maatschappij. Homoseksualiteit is voor hen een normaal en geaccepteerd gegeven en iedereen wordt uitgenodigd deel te nemen aan de eucharistie. Ook de theoloog James Alison van wie ik een lezing over Paulus' brief aan de Romeinen heb vertaald, was Dominicaan voordat hij uittrad. Zij zijn (in ieder geval in Nederland) een kritische luis in de pels van de katholieke kerk, maar ook in onze steeds egoïstischer maatschappij. Dominicanen kom je wel tegen in het publieke debat. Zij laten mij zien hoe je vanuit geloof en overtuiging kloosterling kunt zijn en positief kritisch actief deel kunt nemen aan de samenleving. Waarbij de waarde van ieder mens voorop staat. Persoonlijk heb ik het vaste ritme, de vele gebedsmomenten en de stilte van een contemplatief klooster nodig om in mijzelf te keren en tot rust te komen. Benedictijnen en trappisten voeden mij (ook intellectueel en met bier en kaas), maar Dominicanen zijn voor mij voorbeelden, hoe ik als Thuismonnik ook mijn leven zou willen inrichten. Een soort rolmodel, zeg maar.

Wòrden

Van een vriendin kreeg ik een boek te leen van Ben Bos: Alles is één. Kanttekeningen over psychologie en mystiek. Zij is door Ben opgeleid in de psychosynthese bij het Centrum Psychosynthese Holland. Ben was mede-oprichter van dit centrum en had in haar woorden "ook een monnik in zich waar hij behoorlijk mee heeft geworsteld bij tijd en wijle. Hij deelde dat regelmatig in de therapiegroep of in zijn workshops en het is deels terug te vinden in zijn boeken." De psychosynthese wordt ook wel de psychologie van het hart genoemd. Het is een praktische en positieve psychologie, ontwikkeld door de Italiaanse psychiater Roberto Assagioli, die de mens in zijn wezen benadert. Meer dan je zorgen of wisselende stemmingen is er een stille onveranderlijke plek in je innerlijk, ‘het zelf’: een liefdevol en krachtig centrum. Psychosynthese is er mede op gericht om dit 'zelf' te ontwikkelen. Jaren geleden heb ik de prachtige en liefdevolle benadering van deze psychologie zelf in therapie mogen ervaren.

Ben Bos schrijft een zin die bij mij blijft haken. Ik citeer hem hier samen met de voorafgaande alinea, omdat die context nodig is om hem te begrijpen. "Ik ben veel meer dan mijn zelf - manifestaties in het leven van alledag. Ik heb een voorgrond (mijn bewuste, PW) en een niet direct peilbare achtergrond (mijn onbewuste, dat de psychosynthese in drieën verdeelt, PW). Wanneer wij elkaar in de voorgrond ontmoeten, ligt er een enorme wereld achter. Het gaat niet aan, een ander volledig te identificeren met zijn aanwezigheid van dit moment. Elk mens die ik ontmoet is vloeiend. Kan zo meteen 'anders' zijn. Gemakkelijke, typologische oordelen over een ander zijn altijd vooroordelen, zeker wanneer ik in mijn oordeel de ander dan ook nog afwijs, waardeloos vind, op de vuilnishoop gooi, haat, kan verscheuren. Leef ik in vooroordelen, dan kies ik voor strijd - straf - kwetsen - niet verstaan - jaloezie - vernietiging - bijtzucht etc. Erg vrolijk wordt de wereld er niet van. Ik vorm in dat geval een schakel in de ketting van het lijden. Roberto verbreekt die schakel. Hij kiest voor liefde, voor de Ziel, voor ruimte
opdat ik mezelf kan zijn en zo kan wòrden."

Het streepje op 'wòrden' is hier essentieel. Het geeft aan dat ik niet een vastomlijnd iemand bèn, maar dat ik 'in wording' ben. Ik ben dus groeiende. Ook fysiek is dat zo: alle cellen in mijn lichaam worden voortdurend vernieuwd. De Nieuwe Katechismus uit 1966, die ik gelezen heb tijdens mijn geloofsgesprekken, verwoordt het zo: God
heeft niet geschapen, maar God schept. De schepping is niet iets vaststaands vanuit het verleden, maar is permanent in wording. Iemand vertelde mij over roeping, dat dat geen 'ding' is dat je hebt maar dat roeping een proces is. Ik vind dit een zeer bevrijdend inzicht, dat door Ben Bos prachtig is verwoord. Ik ben niet maar ik word. Het geeft mij een groot gevoel van ruimte om zo naar mijzelf en anderen te kijken. Het maakt mij liefdevol naar mijzelf en naar anderen. Dank je wel, Ben Bos.

Werken

Monnikenwerk Maandag 21 januari was het zo ver: ik moest weer aan de bak om geld te verdienen. De laatste weken heb ik veel tijd gehad om mij een dagritme eigen te maken, deze website op te zetten en te onderzoeken hoe ik mijn thuismonnik ruimte kan geven. Maar maandag startte mijn leven buiten de muren van mijn eigen klooster weer. En dat bracht direct de eerste uitdaging: zou het mij lukken om het dagritme met vier gebedsmomenten per dag te handhaven? Zou het mij lukken om niet te veel meegesleept te worden in de dagelijkse hectiek en tijd te maken voor bezinning? Ik moet bekennen dat het mij niet gelukt is. Maandag heb ik er niks van gebakken: de lauden heb ik pas tussen de middag gevierd en de andere momenten heb ik zelfs helemaal overgeslagen. Dinsdag bracht ik het er iets beter vanaf, maar omdat ik pas om 9:30 u ben opgestaan begon ik direct met koffie. Toen aan het werk en tussen de middag de lauden. Dus opnieuw geen latifa-gebed, wel vespers en completen. Geen geweldige start dus.

Dit patroon heeft zich eigenlijk de hele week gehandhaafd. Als ik te laat opstond, dan schoof de lauden op naar de middag en het latifa-gebed sloeg ik over. Op werkdagen heb ik geen enkele keer alle vier momenten gevierd. Vandaag, zaterdag, lukt het daarentegen weer wel. Toen ik hiermee begon, verwachtte ik eigenlijk dat de vespers aan het einde van de werkdag voor mij het moeilijkste moment zou zijn. Het blijkt echter dat ik het middaggebed het lastigste moment vind. Ik merk dat het ook met de oefening te maken heeft; het latifa-gebed heeft zo'n andere energie of sfeer dan de andere drie momenten, die direct geïnspireerd zijn op de kloostertraditie.

Hoe nu verder? Terug naar drie momenten? Vasthouden aan mijn oorspronkelijke besluit en niet te snel opgeven? Inmiddels heb ik wel geleerd dat het veel wilskracht vraagt om tegen de stroom in vast te houden aan een genomen besluit. Te snel opgeven brengt je niet verder, maar te lang vasthouden kost heel veel energie en het lukt dan alsnog niet om je wens te realiseren. Probeer maar eens om na 1 januari je goede voornemens (zoals op dieet gaan) vol te houden.... En dus kies ik voor een praktische oplossing: vanaf nu vier ik op werkdagen drie momenten en op vrije dagen voeg ik het latifa-gebed daaraan toe. Hoef ik mij direct ook niet meer bekeken te voelen door allemaal studenten, wanneer ik tussen de middag in de kantine van een of andere hogeschool pauze heb. Iemand die met zijn ogen dicht zijn handen over zijn lijf beweegt, ziet er toch wat vreemd uit.