Op zoek naar de monnik in mijzelf
2015
Zondagochtendgebed
28.06.15 // Categorieën: Inspiratie | Wereld

Dit gebed is van Etty Hillesum: ze heeft het op 12 juli 1942 opgetekend in haar dagboek, dat onder de titel Het verstoorde leven is gepubliceerd. Geboren in 1914 in Middelburg, studeerde zij na haar schooltijd in Deventer rechten en Slavische Talen in Amsterdam. Zij werd geïnterneerd in het doorgangskamp Westerbork, waar ze in dienst van de Joodsche Raad geprobeerd heeft mensen bij te staan. In september 1943 ging zij zelf op transport naar Auschwitz, waar zij waarschijnlijk op 30 november 1943 overleed. Een bijzondere joodse vrouw die temidden van alle leed een sterke geestelijke ontwikkeling doormaakte, waardoor zij "een stukje van jou in onszelf, God" wist te bewaren. Haar "bange tijden" zijn de steeds sterkere beperkingen waaraan joden onderworpen werden en de verhalen over werkkampen en vernietiging. Zij wist wat het joodse volk te wachten stond. En toch was er in haar een sterk besef dat het wezenlijk is om niet te vervallen in haat van anderen of boosheid op God. Het is noodzakelijk om de woning in ons waar God huist, onze menselijkheid en liefde, tot het laatste toe te verdedigen. God kan ons niet helpen, Hij is ook niet verantwoordelijk voor het geweld en de haat die wij elkaar aandoen: wij zullen het zelf moeten oplossen, te beginnen door "een stukje van jou in onszelf, God" te bewaren.
Onze eigen "bange tijden" zijn oplopende internationale spanningen en haantjesgedrag, moord en doodslag in het Midden-Oosten, Afrika en andere delen van de wereld, waarbij in naam van God de meest afgrijselijke misdaden worden gepleegd. En dan lees ik zo'n prachtig zondagochtendgebed van een jonge joodse vrouw uit het Amsterdam van 1942, dat bezet was door een volk waarvan de leiders uit waren op de vernietiging van haar eigen mensen. Het gebed raakt me in zijn liefde voor mensen die eruit spreekt. Als zij zo met haar situatie om weet te gaan, dan moet ik in mijn veilige Nederland anno 2015 toch in staat zijn om moslims als medemensen te zien en haat en verkettering geen kans te geven? En jij toch ook? En misschien "kunnen we er ook aan meewerken (God) op te graven in de geteisterde harten van anderen". Ja toch, Geert Wilders?
Dominicaan zijn
Vorig jaar ben ik aan een bijzondere tocht begonnen. Na een gesprek met twee leden van het bestuur en een gesprek met een lid van de Commissie Initiële Vorming ben ik toegelaten tot het aspirantenjaar van de DLN, de Dominicaanse Lekengemeenschap Nederland. Met vijf anderen en de drie leden van de commissie ben ik begonnen aan een traject van kennismaking met de leden en organisatie van de DLN en van onderzoek van de vier pijlers van de dominicaanse spiritualiteit: contemplatie, gemeenschap, studie en zending of verkondiging. De Dominicanen zijn de orde van de predikers. Zij zijn vanuit een open houding betrokken op de maatschappij en de kerk, zoeken naar waarachtigheid en gerechtigheid en verkondigen wat zij aan waarheid gevonden hebben. Zij proberen oprecht Jezus' voorbeeld van gerechtigheid en omgang met verschoppelingen gestalte te geven in hun leven in deze wereld. Doel van mijn traject was om te onderzoeken of ik mij thuisvoel bij de DLN en mij als leek met de orde wil verbinden.
Twee weken geleden was onze laatste bijeenkomst van de aspiranten. 's Middags hebben we gesproken over de vraag of je er al uit bent, of je in oktober professie gaat doen. Door professie te doen op de regel van de DLN tijdens een bijzondere viering met mensen van alle geledingen van de orde (broeders, zusters, leken) verbind je je voor drie jaar aan de orde. Na drie jaar en voortgezette vorming kun je die professie bekrachtigen voor het leven. Als leek ben je dan een volwaardig lid van de orde van de Dominicanen. Na veel twijfel heb ik besloten om geen professie te doen, ondanks het feit dat ik mij bij de DLN thuis voel en denk dat de dominicaanse identiteit erg bij mij past. Dat besluit heeft onder andere te maken met de bestaansgrond van dit weblog: uitzoeken wat monnik-zijn voor mijzelf betekent.
Een monnik is een godzoeker en voor mij is monnik-zijn ook sterk verbonden met verstilling, inkeer in mijzelf en mij in die stilte open stellen voor een ontmoeting met God. Ik heb die stilte nodig om de verbinding met Hem, met de "andere Ander" (term van James Alison) of het Hogere, te voelen. Verstilling en kloosters van trappisten of benedictijnen voeden mijn band met God en mijn geloof. Dominicanen vinden verstilling belangrijk om van daaruit de wereld in te gaan: vanuit de contemplatie naar de actie. Ik heb dit jaar gemerkt dat de DLN bij mij vooral het gericht-zijn op de buitenwereld versterkt: de actie. Dat is geen fout van de DLN, dat is eenvoudig het effect dat deze groep mensen en het volle jaarprogramma met activiteiten op mij heeft. Ik heb gemerkt dat de verstilling en contemplatie tekort komen.
Ik verlang erg naar de inkeer die ik anderhalf jaar geleden heb ervaren bij de trappisten, maar ik heb geen tijd en ruimte voor een dergelijke retraite. En ik ben ook een Thuismonnik: ik heb een plek die mijn eigen plek is en een man die ik veel alleen laat. Niet alleen mijn verlangen naar inkeer komt tekort, ook mijn thuis komt tekort. Hoewel ik ervan overtuigd ben dat de dominicaanse spiritualiteit en levenshouding heel erg bij mij passen, heb ik daarom toch met pijn in mijn hart besloten om afscheid te nemen van de DLN en geen professie te doen als lekendominicaan. Maar, zoals een van mijn begeleiders het formuleerde, je kunt heel goed Dominicaan zijn buiten de DLN om. En misschien sta ik er over een aantal jaren wel anders in. God knows.
Twee weken geleden was onze laatste bijeenkomst van de aspiranten. 's Middags hebben we gesproken over de vraag of je er al uit bent, of je in oktober professie gaat doen. Door professie te doen op de regel van de DLN tijdens een bijzondere viering met mensen van alle geledingen van de orde (broeders, zusters, leken) verbind je je voor drie jaar aan de orde. Na drie jaar en voortgezette vorming kun je die professie bekrachtigen voor het leven. Als leek ben je dan een volwaardig lid van de orde van de Dominicanen. Na veel twijfel heb ik besloten om geen professie te doen, ondanks het feit dat ik mij bij de DLN thuis voel en denk dat de dominicaanse identiteit erg bij mij past. Dat besluit heeft onder andere te maken met de bestaansgrond van dit weblog: uitzoeken wat monnik-zijn voor mijzelf betekent.
Een monnik is een godzoeker en voor mij is monnik-zijn ook sterk verbonden met verstilling, inkeer in mijzelf en mij in die stilte open stellen voor een ontmoeting met God. Ik heb die stilte nodig om de verbinding met Hem, met de "andere Ander" (term van James Alison) of het Hogere, te voelen. Verstilling en kloosters van trappisten of benedictijnen voeden mijn band met God en mijn geloof. Dominicanen vinden verstilling belangrijk om van daaruit de wereld in te gaan: vanuit de contemplatie naar de actie. Ik heb dit jaar gemerkt dat de DLN bij mij vooral het gericht-zijn op de buitenwereld versterkt: de actie. Dat is geen fout van de DLN, dat is eenvoudig het effect dat deze groep mensen en het volle jaarprogramma met activiteiten op mij heeft. Ik heb gemerkt dat de verstilling en contemplatie tekort komen.
Ik verlang erg naar de inkeer die ik anderhalf jaar geleden heb ervaren bij de trappisten, maar ik heb geen tijd en ruimte voor een dergelijke retraite. En ik ben ook een Thuismonnik: ik heb een plek die mijn eigen plek is en een man die ik veel alleen laat. Niet alleen mijn verlangen naar inkeer komt tekort, ook mijn thuis komt tekort. Hoewel ik ervan overtuigd ben dat de dominicaanse spiritualiteit en levenshouding heel erg bij mij passen, heb ik daarom toch met pijn in mijn hart besloten om afscheid te nemen van de DLN en geen professie te doen als lekendominicaan. Maar, zoals een van mijn begeleiders het formuleerde, je kunt heel goed Dominicaan zijn buiten de DLN om. En misschien sta ik er over een aantal jaren wel anders in. God knows.
De kerk als restaurant
24.02.15 // Categorieën: Kerk

Stel je een Bijzonder Goed restaurant voor. En jij bent een Echt Edele Gast in dit Restaurant. Je bent in het Restaurant uitgenodigd voor een magnifiek diner, zo eentje waar zelfs jouw Nobele smaakpapillen onvoldoende op voorbereid zijn. Je hebt gehoord over de Chef, hoewel niemand hem meer gezien heeft sinds vlak na de opening. Het zou zelfs kunnen, zoals in de film Ratatouille, dat de Chefkok een rat blijkt te zijn. Hoe het ook zij, de Chef is druk bezig in de keuken achter het soort klapdeuren, waar obers balancerend met grote stapels borden en schotels doorheen komen. Er zijn twee redenen waarom je bent uitgenodigd, die eigenlijk een en dezelfde zijn: omdat de Chef om je geeft en omdat hij jou wil voeden. In feite is dit de manier waarop de Chef laat zien, dat hij blij is met jou: door je het allerbeste voor te schotelen en wel op zo'n manier, dat je je nog bewuster wordt hoe nobel, bevoorrecht en rijk je bent. Je komt in een steeds beter humeur.
Zoals in ieder goed restaurant heb je ook hier obers en sommeliers. Hun taak is om zich heen en weer te haasten tussen de keuken, de kelder en de tafels en jou menu's, suggesties, bestek en borden aan te bieden en uiteindelijk het voedsel en de drank te serveren, die jou schikken. Behalve dat er in dit restaurant iets niet klopt. De obers hebben een ernstig probleem met hun perspectief. Zij lijken te geloven, dat het restaurant helemaal om hen draait, terwijl het hun taak is om de Chef te dienen door de gasten te dienen, die de Chef wil voeden. Maar terwijl de Chef zijn maaltijden bereidt en de edele gasten steeds meer ontspannen raken in het besef hoe bevoorrecht zij zijn, zijn de obers verwikkeld in permanent dramatisch fluisterend gekissebis. Soms gaat het om wie de gastheer is, of dat er überhaupt een gastheer nodig is. Soms is er ruzie over het geslacht, de huwelijkse staat of (mijn God!) zelfs over de seksuele identiteit van de obers.
Zij schijnen uit hun bezoekjes aan de keuken opgepikt te hebben, dat zij niet alleen op een of andere manier verlengstuk zijn van de Chef, maar dat ze zelfs beter dan de Chef weten wie de gasten zijn en wat goed voor hen is. Zij geven gasten dus allerlei gekleurde voorstellingen van het menu, die hen goed passen maar de rijkdom van het aanbod behoorlijk inperken. En soms maken zij heel erg duidelijk dat zij een hekel hebben aan bepaalde gasten en dat die niet in het restaurant thuishoren. Ze weigeren hen te bedienen of serveren alleen kleine porties. Wonderbaarlijk genoeg kunnen zij de maaltijd niet vergiftigen, maar ze kunnen de atmosfeer wel behoorlijk verpesten. Maar gelukkig laten Echt Edele Gasten zich niet op stang jagen. Ze zijn zich er zeer goed van bewust dat ze door de Edele Chef zelf uitgenodigd zijn, de ware bron van Adeldom. Ze zijn in staat om geamuseerd uit te roepen: "Het is ook zo moeilijk om tegenwoordig nog goede service te krijgen!" De Edele Gasten zijn ontspannen in het besef dat de Edele Chef onbewogen doorgaat om zijn gaven uit te delen, via niet-geüniformeerd personeel dat de obers niet eens opmerken.
Dit restaurant met een probleem tovert ons uiteraard de kerk in onze eigen tijd voor ogen. Veel discussies over wat Kerk inhoudt, komen voort uit een ober-perspectief en gaan ervan uit dat Kerk meer van doen heeft met obers dan waar het echt om gaat. Maar in feite draait Kerk helemaal om de Chef die iets uitgeeft aan zijn gasten en om wat de gasten vervolgens doen met de energie die zij bij hem opdoen. Kerk draait om de Chef en de gasten, niet om de bedienaars, de obers. Dat is een boodschap die mijn eigen bisschop, mgr. De Korte, gelukkig beter begrijpt dan onze aartsbisschop, mgr. Eijk. In zijn bisdom is het voor de gasten veel moeilijker om hun adeldom te koesteren, zeker als de gastheer van mening is dat het om de obers draait en 90% van de restaurants laat sluiten. Als je dan verkondigt dat gasten tegenwoordig menen geen eten nodig te hebben, dan verlaten zij bitter teleurgesteld het restaurant. En dat is triest.