Thuismonnik

Op zoek naar de monnik in mijzelf

Gemeenschap

Een van de pijlers onder het monastieke leven is gemeenschap. De Dominicaanse Lekengemeenschap Nederland vraagt van haar aspirantleden om zich te bezinnen op de betekenis van gemeenschap in hun leven. Wat is gemeenschap voor mij? Tot welke gemeenschappen behoor ik? Wat kenmerkt gemeenschap en gemeenschapsleven voor mij? In deze bijdrage wil ik stilstaan bij deze vragen, op zoek naar mijn antwoorden.

Ik woon in een dorp; met andere mensen, een drogisterij en een supermarkt (gelukkig nog wel), verenigingsleven en een dorpsraad. Maar roept dat ook het gevoel op deel uit te maken van een gemeenschap? Niet echt. Ik woon daar wel -en met heel veel plezier- maar om deel te zijn van een gemeenschap is meer nodig dan een gedeelde omgeving. Daarvoor is iets nodig wat een persoonlijke band tussen mensen schept: een gezamenlijk ideaal of verlangen, of een gemeenschappelijk verhaal. Bedrijven die een gezamenlijk gedragen visie hebben, creëren bij hun medewerkers een gemeenschap. Bedrijven die zo'n hart ontberen hebben werknemers met banen, die om vijf uur opgelucht weer naar huis gaan.

Als zo'n gemeenschap van mensen die verbonden zijn door hetzelfde ideaal, ook nog een fysieke plek van samenkomst heeft, dan is zij gezegend. Zo'n fysieke plek voedt de gemeenschap; zeker als die fysieke plek bewoond of gebruikt wordt door mensen van de gemeenschap. Dat is de kracht van het leven in een klooster; dat was voor mij ook de kracht van het landgoed Den Alerdinck waar woon- en werkgemeenschap De Voorde haar thuis had. Maar dat geldt ook voor dorpsgemeenschappen: het is niet voor niets dat dorpshuizen of een school zo'n belangrijke rol spelen in het sociale leven van dorpen.

Samengevat kun je zeggen dat een gemeenschap een hart nodig heeft, net als een mens een hart heeft. Het hart is de plaats waar inspiratie zetelt en van waaruit je de verbinding aangaat met de wereld om je heen. Het hart is ook de plek waar je thuis bent. Zonder hart, dus minimaal een gedeelde inspiratie of gedachtegoed en bij voorkeur ook een fysieke plek, heb je alleen een groep dolende mensen of losse individuen. Mét een hart schep je de voorwaarden voor het ontstaan van gemeenschap en verbondenheid tussen mensen.

Thuis

Thuis De laatste twee weken zingt er een woord door mijn hoofd dat een steeds belangrijker plaats gaat innemen en dat is het woord thuis. Het is net alsof nu tegen het einde van de anderhalf jaar "Ruimte maken voor de monnik in mijzelf" ineens iets wezenlijks van thuismonnik-zijn oplicht: thuis (monnik) zijn. Alsof de schellen van mijn ogen vallen, realiseer ik mij dat de vraag: Voel ik mij hier thuis?, een heel belangrijk kompas kan zijn bij het maken van keuzes. Precies zoals ik mij in het verleden eens realiseerde dat ik wel goed uit de voeten kan met de vraag: Waar heb ik zin in?, terwijl ik de vraag: Wat wil ik?, vaak lastig vind te beantwoorden. Een paar zaken hebben mij op het spoor van van thuis-komen en thuis-zijn gezet.

De Nederlandse dominicanes Holkje van der Veer ("de hipste non van Nederland") publiceerde in oktober vorig jaar het boek Verlangen als antwoord, waarin zij beschrijft hoe haar leven als doopsgezinde Amsterdamse met Friese wortels in de afgelopen decennia vervlochten is geraakt met de orde der dominicanen en zij op een gegeven moment intrad in de orde. Ze beschrijft dominicanen als religieus geïnspireerde mannen en vrouwen die "in het voetspoor van de Heilige Dominicus een leven lang lerend en ontdekkend een eigen spoor trekken". Ze voelt zich er thuis en beschrijft waarom zij zich er zo thuis voelt. Onbewust heb ik zelf ook het woord thuis wel gebruikt om aan te geven dat ik mij bij bepaalde groepen mensen op mijn plek voel (of verwante woorden als verbonden, welkom), maar op een of andere manier werd ik mij door Holkjes woordkeuze ineens bewust van het belang van het woord thuis. Het woord heeft meer lagen dan bijvoorbeeld verbonden en trilt dieper door.

Dat werd mij zo'n twee weken geleden duidelijk toen ik mijn reactie bemerkte op het nieuws dat
Pulsar in Laag-Zuthem bij Zwolle, voorheen De Voorde en De Nieuwe Voorde, failliet is gegaan. Er wordt gewerkt aan een doorstart van de programma's, zoals de Pulsar-academie, maar het landgoed Den Alerdinck wordt verlaten en daarmee komt er een einde aan de plaats waar ik gastheer ben geweest, met mensen gelachen en gehuild heb, genoten heb van de maaltijden en de natuur en meer mens geworden ben. Terwijl ik dit opschrijf word ik opnieuw verdrietig van dit nieuws. Het is niet het faillissement waarmee ik moeite heb, maar het afscheid nemen van een plaats waar ik mij thuis voel. Thuis voelen heeft te maken met welkom zijn als de mens die ik ben met mijn mooie en moeilijke kanten, maar ook met een plaats, een omgeving, een sfeer. Thuis is een rijker woord dan verbonden.

Het belang van 
thuis komt prominent naar voren in de titel van het prachtige boek van de Nederlandse priester Henri Nouwen, waarin hij zijn gedachten beschrijft bij Rembrandts schilderij "De terugkeer van de verloren zoon" (naar de gelijkenis van Jezus over een vader met twee zonen in Lucas 15, 11-32). Zijn boek is getiteld Eindelijk thuis en uitgegeven bij Lannoo. Hij beschrijft heel mooi zijn innerlijke ontwikkeling van jongste zoon die in zijn ouderlijk huis terugkeert tot vader die zonder oordeel en vragen welkom heet. Nouwen gebruikt woorden als verzoening, genezing, geborgenheid en rust. Dat zijn woorden die ook ik associeer met thuis. Ze geven weer hoe ontzettend wezenlijk het thuisgevoel is om je echt mens te voelen. Ze maken daardoor ook hard en scherp duidelijk hoe onmenselijk wij in Nederland vreemdelingen behandelen: ons hele beleid is erop gericht om te voorkomen dat zij zich thuis gaan voelen in ons land.

Voor mij persoonlijk is 
thuis nu een kompas geworden in mijn zoektocht naar verbondenheid als leek met een Nederlandse orde. Een verbondenheid waarin dus niet alleen de mensen en de specifieke spiritualiteit een rol spelen, maar ook de plaats. Waarbij Holkje van der Veer een mooie relativerende maar belangrijke opmerking plaatst, als zij het heeft over de kracht van gemeenschapsleven (de gemeenschap waarin je thuis bent). "Relaties bouwen we op in de hoop dat die lang mogen duren. Vraag je dus niet te vaak af of dit de plaats is waar je thuishoort. Durf je te geven, durf de ander te vertrouwen. Mocht je besluiten om te vertrekken: overal waar je naartoe gaat - daarheen neem je jezelf mee..."

Leken - 2

In een vorig bericht heb ik beschreven dat ik mij wil aansluiten bij een lekengemeenschap verbonden aan een van de Nederlandse kloosterorden. Maar hoe maak je nu een keuze die bij jou past? Een van mijn lezers vroeg daarnaar en ik heb hem in een mail verteld, hoe die keuze in mijn geval verloopt. Maar ook anderen vragen zich wellicht af hoe zo'n keuzeproces eruit ziet, vandaar dat ik mijn mail vertaald heb ik deze tweede bijdrage over leken. Wellicht dat mijn verhaal jou helpt als je ook een keuze wilt maken.

De eerste stap is om kloosters van verschillende orden te bezoeken en je te verdiepen in hun spiritualiteit door met kloosterlingen in gesprek te gaan en te lezen over hun leven en geloof. In mijn ervaring is het verblijven in kloosters de beste manier om voeling te krijgen met de spiritualiteit van een bepaalde orde. De sfeer, het aantal gebedsmomenten en de wijze waarop zij gevierd worden: bij trappisten is dat anders dan bij dominicanen. Alle lekenbewegingen, voor zover ik daar zicht op heb, bieden een of andere vorming aan, waarin je je eigen spiritualiteit verdiept en verbindt met de specifieke spiritualiteit van de betreffende orde. Ook daarom is het belangrijk om eerst kloosters van verschillende ordes te bezoeken, omdat je daar die specifieke spiritualiteit proeft. Ook een gesprek met een broeder of zuster kan informatief zijn. Zo heb ik eens aan een franciscaan gevraagd, wat nu voor hem het specifiek franciscaanse was aan zijn roeping. Zijn antwoord kwam zonder aarzeling: broederschap. Een dominicaan zal je een ander antwoord geven.

Op deze wijze heb ik gemerkt, dat er voor mij drie ordes zijn waarbij ik mij in ieder geval thuis voel: trappisten, karmelieten en dominicanen. Een belangrijk verschil bij hun lekenbewegingen is, dat de leken bij de trappisten zich verbinden met één klooster, terwijl de leken bij de karmelieten en de dominicanen landelijk georganiseerd zijn. Dit sluit aan bij de spiritualiteit van die specifieke ordes. Trappisten leiden een 
vita contemplativa, een leven waarin gebed en contemplatie een hoofdrol spelen. Zij zijn meer naar binnen gericht. Karmelieten en dominicanen leiden een vita mixta, een leven dat gekenmerkt wordt door contemplatie en actie in de buitenwereld. Zij zijn meer naar de maatschappij gericht. Verstilling en contemplatie zijn voor mij erg belangrijk om mijzelf te voeden en daarvoor bezoek ik graag een contemplatief klooster. Maar actieve betrokkenheid op de buitenwereld past ook bij mij, vandaar dat ik uiteindelijk uitkom bij de karmelieten of de dominicanen. Ook de franciscanen passen hier goed bij, maar met hen heb ik weinig ervaring.

De volgende stap is om kennis te maken met de verschillende lekenbewegingen. De leken bij de karmelieten (
Karmelbeweging) hebben naast de landelijke ook regionale samenkomsten. Hier in Noord-Nederland is er de Karmel Noord, die in het voormalige Karmelklooster in Drachten haar bijeenkomsten heeft. Na overleg zijn deze toegankelijk voor mensen die geïnteresseerd zijn in een mogelijke aansluiting bij Karmelbeweging. De leken bij de dominicanen zijn georganiseerd in de Dominicaanse Lekengemeenschap Nederland. De DLN biedt geen open toegankelijke activiteiten. Verschillende leken zijn actief in de dominicaanse gemeenschappen in Zwolle, Huissen en Rotterdam. Kennismaking verloopt via deze dominicaanse plekken en via gesprekken met leden van het bestuur en van de commissie die de vorming verzorgt.

En dat brengt mij tenslotte bij de belangrijkste leidraad in de keuze voor een beweging: God. Ik vertrouw erop dat ik op deze manier, door te proeven, te voelen en in gesprek te gaan, door Hem bij mijn keuze wordt geleid. Een keuze is niet het afstrepen van voordelen en nadelen, maar het geleid worden op het pad dat voor jou zichtbaar wordt en dat is een intuïtief proces. Ik vind het belangrijk dat een lekenbeweging mij voedt en dat ik in gemeenschap met de leden van die beweging gestimuleerd wordt om mijn talenten en mogelijkheden in te zetten voor een betere wereld. En daarvoor wil ik de tijd nemen.

Leken - 1

Monniken leven in een gemeenschap. Mannen (of vrouwen natuurlijk) die elkaar niet hebben uitgekozen, omdat ze elkaar zo aardig vinden, maar die geïnspireerd zijn door een zelfde ideaal of spiritualiteit: waarden in hun leven die zij belangrijk vinden. Zij geven hun leven vorm in een groep mensen met wie zij die spiritualiteit delen. Ze nemen hun eigen karakter en eigen aardigheden mee en dat wringt wel eens of leidt tot spanningen, maar een monnik kiest voor leven in gemeenschap. Voor mij als thuismonnik ligt dat anders: ik kies voor een partnerrelatie met een man van wie ik veel hou, niet voor een groep. Maar ook ik heb de behoefte om deel uit te maken van een groep met wie ik belangrijke waarden over geloof, leven en omgaan met anderen en de Ander deel. Ik zoek diepgang in mijn leven vanuit een kloosterlijke traditie en spiritualiteit. De parochie om de hoek biedt op dit punt niet wat ik zoek, denk ik, omdat zij nu eenmaal die binding met kloosters ontbeert. De parochie kan voor mij vast zeer waardevol zijn, maar mijn gevoel van in de kerk ergens thuis te horen is erg gekoppeld aan de spiritualiteit van kloosters. Maar gelukkig zijn er de lekenbewegingen.

Veel kloosterorden kennen al van ouds her mensen, leken, die zich nauw verbonden voelen met die specifieke orde. Zij zijn niet geprofest, dat wil zeggen dat zij geen eeuwige geloften hebben afgelegd en toegetreden zijn tot een kloostergemeenschap, maar zij proberen de specifieke waarden van hun orde in hun dagelijkse leven buiten het klooster gestalte te geven. Leken worden middels een programma, gesprekken, enz. gevormd in de spiritualiteit van een specifieke orde en vaak leggen ze een of andere vorm van geloften af, waardoor ze zich ook in formele, kerkrechtelijke zin verbinden met de orde. Veel kloosters in Nederland worden langzamerhand steeds leger, terwijl het aantal leken groeit. Leken zijn niet allemaal katholiek: ook veel protestanten vinden in een lekenbeweging een verbondenheid en spiritualiteit die hen aanspreekt. En leken kunnen getrouwd zijn, kinderen hebben en een drukke baan.

Monniken van contemplatieve orden zoals benedictijnen en cisterciënzers hebben de gelofte van de 
stabilitas loci, vastheid van plaats, afgelegd: zij blijven hun hele leven in hetzelfde klooster. De lekenbewegingen van die orden zijn dan ook aan een klooster gebonden: de oblaten bij de benedictijnen en de vriendengroepen bij de trappisten. Een bekende oblaat van de St. Willibrordsabdij bij Doetinchem is bijvoorbeeld Wil Derkse, die het veel gelezen boek (een aanrader!) Een levensregel voor beginners - Benedictijnse spiritualiteit voor het dagelijkse leven heeft geschreven. Aan de abdij Sion bij Diepenveen is de Cisterciënzergroep Sion verbonden. Hun prachtige website ademt in alles hun betrokkenheid bij het gedachtegoed van de trappisten.

Actieve orden zoals de dominicanen, franciscanen en karmelieten kennen een landelijke organisatie, hoewel zij ook in gemeenschappen kunnen samenleven. Maar zij kennen geen gelofte van stabiliteit van plaats zoals de contemplatieven. Hun lekenbewegingen zijn dan ook landelijk georganiseerd. Zo kennen de dominicanen de
Dominicaanse Lekengemeenschap Nederland, de franciscanen de Franciscaanse beweging en de karmelieten Karmelbeweging. De Konferentie Nederlandse Religieuzen heeft alle vormen van lekenbewegingen op zijn website mooi bijeen gebracht en beschreven. Mijn wens is om mij als thuismonnik bij een van de lekenbewegingen aan te sluiten. Ik dacht aanvankelijk na mijn doop een keuze te maken, maar ik wil meer tijd nemen voordat ik een besluit neem. Dat betekent dus af en toe afreizen naar elders in het land om te proeven. Maar dat is de moeite volop waard.

Franciscanen

Franciscus Dit weekend was ik voor het eerst te gast bij de franciscanen in hun klooster in het prachtige stadje Megen, ook wel Assisi aan de Maas genoemd omdat er zowel een broederklooster van de franciscanen is als een zusterklooster van de clarissen. voor mij de kennismaking met weer een andere smaak kloosterspiritualiteit. Ik ben al vaak te gast geweest bij de contemplatieve ordes, zoals benedictijnen en trappisten. Ik voel mij thuis bij hun stilte en rust, hun verzorgde liturgie in een vast ritme van zes of zeven getijden, hun zingen van de psalmen. Een verblijf in hun kloosters brengt mij tot rust, voedt mijn verlangen naar stilte en loskomen van deze jachtige maatschappij met al met zijn hypes en dwang tot prestatie en concurrentie. Als gast deel ik maar beperkt in hun leven: ik logeer meestal in een apart gastenverblijf en ontmoet de monniken of monialen alleen tijdens de gebedsvieringen en soms de warme maaltijd en spreek hooguit met de gastenbroeder of -zuster. Het afgelopen jaar was ik enkele keren te gast bij een programma in het Dominicanenklooster in Huissen. Niet direct tussen de monniken, maar met name tijdens de Goede Week dit jaar heb ik ruimschoots kennisgemaakt met de dominicaanse smaak van kloosterspiritualiteit: open naar de wereld, kritisch binnen kerk en maatschappij op zoek naar het ware en veel belang hechtend aan je eigen geweten en inzichten in plaats van aan regels. Dominicanen zijn betrokken bij de onderdrukten van deze wereld. Ze hebben maar twee gebedsdiensten per dag, maar die zijn wel verzorgd en tijdens de Goede Week hebben we prachtig gevierd.

En nu was ik dus bij de franciscanen: een enorm contrast met de contemplatieve kloosters. Wij maakten als gasten in alle opzichten deel uit van hun leven. We hadden onze kamers tussen die van de broeders in. Tijdens de vier gebedsmomenten per dag zaten we tussen hen in in de koorbanken. Tijdens de maaltijden en de koffie en thee zaten we met hen aan tafel en spraken over van alles en nog wat. Om 21:50 was er de dagsluiting van 10 minuten, waarna we nog tot ca 23:00 onder het genot van een hapje en een drankje "recreatie" hadden met de broeders. Heerlijk ontspannen met serieuze gesprekken en grapjes. Een samenzijn onder vrienden. In de contemplatieve kloosters is dan al vanaf ca 21:00 de zogenaamde grote stilte ingegaan. Terwijl de benedictijnen een mooie verzorgde liturgie hebben en je als gast tijdens de viering je eigen weg laten zoeken in de psalmen, vond ik die bij de franciscanen rommeliger. Zij doen namelijk hun uiterste best om je bij de viering te helpen. De liturgie wordt telkens onderbroken na een bepaald onderdeel, omdat de voorganger dan bijv. even vertelt op welke pagina in de ringband we weer verder gaan. Pas als hij het gevoel heeft dat we het allemaal hebben gevonden, gaan we door. De psalmen worden meer gelezen dan gezongen.

Tijdens een gezamenlijk moment met onze groep gasten heb ik mijn ervaring tot dan toe omschreven als "gewoon". Ik vond het in het klooster zo 
gewoon. En dat bedoelde ik in positieve zin. Op deze manier delen met elkaar past heel erg bij de franciscanen, die ieder mens bij voorbaat al beschouwen als een broeder of zuster. Toen ik de gardiaan, de overste van het klooster, vroeg wat er nu zo franciscaans is aan zijn leven als franciscaan, was broederschap het eerste dat in hem opkwam. Zij zijn betrokken bij vrede en ecologie vanuit dit ideaal. Zo versta ik ook de vraag van de gastenbroeder of ik iets van mij wil laten horen, als ik mij laat opnemen in de kerk: ik ben een broeder, zij zijn betrokken en op dat moment bidden zij ook voor mij. Deze vorm van openheid en betrokkenheid ontroert me en maakte dat ik mij heel snel thuis voelde bij de broeders in Megen. Maar ik heb de stilte, het zingen en de mooie liturgie wel wat gemist. Het gewone van het leven bij de broeders haalt mijn romantisch-mystieke beeld van de plechtige monnik wel wat onderuit.

Dominicanen

Domincus Mijn eerste bezoek aan een klooster was aan de St. Paulusabdij in Oosterhout, een benedictijns klooster. Benedictijnen zijn een contemplatieve orde: zij richten zich sterk op een innerlijk leven en werken in en om het klooster waar zij wonen. Ze zijn meestal niet erg naar buiten gericht (hoewel voormalig bisschop van Rotterdam Mgr. Bär benedictijn is) en in het publieke debat zul je ze dan ook niet tegenkomen. Ook cisterciënzers of trappisten zijn contemplatieve monniken en monialen. Na mijn bezoek aan Oosterhout ben ik nog in vele kloosters te gast geweest, alleen of in gezelschap tijdens een reis met De Wandelmaat, en meestal waren dit contemplatieve kloosters. De stilte, het ritme, de getijden: ze raken mij en zijn belangrijk voor mij, wat je ook overal op deze website terug vindt. Maar het laatste jaar begint een andere loot aan de stam van de kloosterboom voor mij steeds meer te bloeien: de orde van de Dominicanen. En dat noopt mij als Thuismonnik tot zelfreflectie.

De Dominicanen in Nederland zijn verdeeld over enkele gemeenschappen en/of kloosters. Een van de bekendste daarvan is het Dominicanenklooster in Huissen, dat een jarenlange traditie heeft van cursussen en bijeenkomsten voor bezinning, bezieling en beweging. Al voordat ik actiever kloosters bezocht, had ik van hen gehoord als bijzonder cursuscentrum. Maar de Dominicanen hebben ook een actieve en steeds groeiende lekenbeweging: mensen die geïnspireerd door het Dominicaanse gedachtegoed buiten de kloostermuren leven, al of niet werken of een gezin hebben en hun inspiratie actief uitdragen in de buitenwereld. Het ordedevies van de Dominicanen luidt contemplari et contemplata aliis tradere: datgene wat wij door overweging hebben mogen ontvangen, willen wij doorgeven aan anderen. Dominicanen nemen iets waar of bestuderen het, ze gaan bij zichzelf naar binnen en overwegen het waargenomene, en ze dragen vervolgens actief uit. Dominicanen hebben een mening. In het Nederlands heet hun orde: orde der predikers (vroeger: predikheren).

Bij de Dominicanen in Huissen voel ik mij thuis. Ik heb er mooie programma's gevolgd zoals een stilteretraite en een Gregoriaanse studieweek, maar ik heb er ook prachtig mogen vieren tijdens de
Goede Week. De Dominicanen die ik ken, zijn open en tolerant en betrokken op mensen en maatschappij. Homoseksualiteit is voor hen een normaal en geaccepteerd gegeven en iedereen wordt uitgenodigd deel te nemen aan de eucharistie. Ook de theoloog James Alison van wie ik een lezing over Paulus' brief aan de Romeinen heb vertaald, was Dominicaan voordat hij uittrad. Zij zijn (in ieder geval in Nederland) een kritische luis in de pels van de katholieke kerk, maar ook in onze steeds egoïstischer maatschappij. Dominicanen kom je wel tegen in het publieke debat. Zij laten mij zien hoe je vanuit geloof en overtuiging kloosterling kunt zijn en positief kritisch actief deel kunt nemen aan de samenleving. Waarbij de waarde van ieder mens voorop staat. Persoonlijk heb ik het vaste ritme, de vele gebedsmomenten en de stilte van een contemplatief klooster nodig om in mijzelf te keren en tot rust te komen. Benedictijnen en trappisten voeden mij (ook intellectueel en met bier en kaas), maar Dominicanen zijn voor mij voorbeelden, hoe ik als Thuismonnik ook mijn leven zou willen inrichten. Een soort rolmodel, zeg maar.

Geraakt worden

Voetwassing Geloof is iets wat je raakt. Geloven gaat niet over het verstand, hoe belangrijk ons verstand ook is. Het helpt ons bijvoorbeeld om waarheid van leugen te onderscheiden en om de wereld om ons heen te begrijpen. Zonder verstand zouden wij geen mens zijn, zouden wij als biologische soort al lang uitgestorven zijn. Geloof is ook niet het aannemen van een serie dogma's en regels van een kerk en je leven daardoor laten bepalen. Geloven is een kwestie van het hart: de zetel van je gevoel en emoties en de bron van jouw liefde voor een ander. Het is de plek waar je geraakt wordt door de Bron van Liefde. Je kunt een pantser om je hart heen leggen zodat de pijlen afketsen, maar je kunt het ook open zetten en je laten raken. En dat is wat er dezer dagen volop met mij gebeurt.

In het Dominicanenklooster in Huissen vier ik sinds woensdag samen met andere gasten, de gemeenschap hier en mensen van buiten de Goede Week: de periode in het jaar waarin de kerk het lijden, sterven en de verrijzenis van Jezus Christus gedenkt. De liturgie is prachtig, ingetogen en met veel samen zingen en gedenken van Jezus' boodschap van liefde voor mensen. Ik word iedere keer geraakt door de boodschap die in deze dagen telkens terugkomt, dat ieder mens van waarde is en dat Jezus naast de misdeelden en verdrukten stond. Dat Hij heeft laten zien in woord en daad waartoe wij mensen geschapen zijn, namelijk om elkaar nabij te zijn, te steunen en te helpen, niemand uitgezonderd. In iedere viering bij de voorbeden (de hardop uitgesproken uitnodiging om mensen of groepen mensen in je gedachten of gebed mee te nemen) worden ook altijd de homo's genoemd. Deze openheid en betrokkenheid bij mens en maatschappij is kenmerkend voor de Dominicanen; en voor Jezus' boodschap zoals Hij die heeft voorgeleefd. En dat raakt mij in mijn hart.

In deze tijd van het jaar, in deze omgeving van het klooster in Huissen, kan ik niet aanwezig zijn zonder mij te laten raken door wat ik zie en ervaar. Op Witte Donderdag de "Gedachtenis van het Laatste Avondmaal van Jezus Messias" vieren met zo'n 100 mensen rondom een lange tafel, een mooie overweging van
André Lascaris o.p., prachtige zang van de cantorij en samenzang met elkaar: voor mij wordt dan invoelbaar hoe Jezus met zijn leerlingen zijn laatste avondmaal vierde. Jezus die tijdens de maaltijd opstaat en zijn leerlingen de voeten wast, toont dat dienstbaarheid betekent dat je handelt (Johannes 13: 17). En ook dat raakt mij: hoe dienstbaar ben ik, hoe egocentrisch ben ik? Iedere viering zijn er wel momenten, die mij raken.

Dat is ook precies waar het hier om gaat, volgens mij. Mijzelf laten raken door het meeleven met deze periode uit het leven van Jezus en mijzelf dan vervolgens de vraag stellen: en ik dan? Waar sta ik nu? Wat betekent dit voor mij en voor mijn leven? En die vragen stel ik mijzelf zonder mijzelf met mijn antwoord te veroordelen. De vieringen, de overwegingen, de manier waarop Jezus met Zijn leerlingen omging: alles toont dat de bedoeling niet is dat ik mij schuldig en klein ga voelen, maar dat ik
mij bewust word van mijn handelen naar andere mensen. En dat ik probeer om iedere keer iets meer in Zijn geest te handelen. Geen straf en boete omdat Hij voor of door mijn zonden gestorven zou zijn, maar een uitnodiging om Zijn voorbeeld te volgen en telkens weer iets goeds te doen en een iets beter mens te worden. Stapje voor stapje. Dat is een uitnodiging waarop ik graag inga.

Regelmaat

getijdengebedboek Een van de kenmerkende aspecten van een klooster is de regelmaat van het leven. Regelmaat is een weldaad voor de mens. Het zorgt ervoor dat je geen energie hoeft te steken in allerlei keuzes en beslissingen over wat je nu eens zal gaan doen. Die keuzes en beslissingen zijn meestal onbewust, maar veel prikkels, volle agenda's en wisselende tijden om te eten, te gaan slapen en weer op te staan doen wel een aanslag op je energie. In ieder geval op mijn energie. Monniken leiden wat dat betreft, een bevoorrecht leven. In kloosters wordt het dagritme bepaald door de dagelijkse getijden, die bijvoorbeeld de benedictijnen en trappisten 5 à 6 keer per dag bidden. Bij ieder kloosterbezoek opnieuw merk ik, dat een vast ritme mij goed doet.

In mijn dagelijkse leven vind ik het knap moeilijk om mij aan een vast ritme te houden. Daar zijn allerlei oorzaken voor. Mijn werk is bijvoorbeeld een bron van onregelmatigheid. Ik ben vaak voor een klus twee of drie dagen van huis, waarbij ik dan ergens in de Randstad in een hotel verblijf. Daar vind ik het moeilijk om een plek te vinden voor een moment van stilte en inkeer tussen de middag. Thuis vind ik juist dat tijdstip wel prettig om mijn activiteitenstroom te onderbreken. En daar gaat mijn regelmaat dus al wanneer ik op pad ben. Bovendien slaap ik vaak niet zo goed in hotels en ook dat is niet bevorderlijk voor een vast ritme.

Maar ook als ik thuis ben, is het een hele uitdaging om regelmatig te leven in een vast ritme. Als ik aan het werk ben, dan zou het niet al te moeilijk moeten zijn: ik heb mijn werkuren, weinig afleiding door bezoek en ik kijk amper tv. De randvoorwaarden zijn dus gunstig. Toch vind ik het ook dan moeilijk. Ik ben namelijk gemakkelijk te verleiden. Door een computer of een iPad bijvoorbeeld en dan wordt het toch weer laat. Of een mooi boek. Of door de gezelligheid van samen met manlief borrelen voor het eten. Een cryptogrammetje erbij, een glaasje en een hapje en voor je het weet is het zeven uur en moet er nog gekookt en gegeten worden. Slapen gaan met een volle maag bekomt mij altijd slecht, dus ga ik dan later naar bed dan ik eigenlijk zou willen. De monnik in mijzelf bloeit duidelijk op bij een vast ritme, maar levend buiten de muren van een klooster vind ik het een hele uitdaging om een goede balans te vinden tussen dit verlangen naar regelmaat en het samen leven en werken met anderen in een maatschappij vol prikkels. Thuismonniken hebben het op dit punt veel lastiger dan kloostermonniken.

Heb ik kerk nodig?

220px-South_Entrance_Saint_Anselm_Abbey Monniken in ons deel van de wereld, zijn meestal katholieke monniken. Zij zijn gedoopt in de rooms-katholieke kerk, volgen haar ritus, geloven in God en in Jezus als Verlosser. Zij wonen in gemeenschap in kloosters. Mijn monnik voldoet aan geen van deze kenmerken. Ik ben niet gedoopt, maar neem wel eens deel aan de rooms-katholieke ritus i.c. de eucharistie, wat echter volgens de officiële regels niet mag. Ik geloof wel in God, dat durf ik tegenwoordig wel te zeggen, maar met Jezus als persoonlijke verlosser heb ik moeite. En ik ben gelukkig getrouwd. Is mijn monnik wel een echte monnik?

Het is niet voor niets dat ik, als ik de kans krijg, deelneem aan de eucharistie en te communie ga. Voor de niet-katholieke lezers: de eucharistie is de viering in de kerk, waarbij als hoogtepunt van het ritueel de hostie (lichaam van Christus) en de wijn (bloed van Christus) door de priester aan de gelovigen wordt uitgedeeld (de communie). Bij een deel van de kloosters wordt dit ritueel dagelijks gevierd, bij andere en in een gewone parochie een keer per week. Als ik mijzelf waardig vind dan neem ik deel aan dit ritueel, omdat er in die viering soms iets bijzonders met mij gebeurt. Ik ga open, om het zo te zeggen, ik voel mij verbonden met het goddelijke, deel van het geheel en soms ben ik tot tranen geroerd. En soms gebeurt er niets bijzonders of ik blijf in de bank en ga niet naar voren om brood en wijn te ontvangen.

Terug naar de vraag of ik kerk nodig heb, de titel van dit bericht. Het officiële antwoord is, dat ik kerk nodig heb om überhaupt deel te mogen nemen aan het ritueel dat ik hierboven beschrijf. Niet zomaar kerk, maar de rooms-katholieke kerk. Niet alleen ongedoopten zoals ik worden uitgesloten, maar ook medechristenen zoals de protestantse buurman wordt gevraagd om in de bank te blijven zitten. De theologische achtergronden daarvan zal ik je besparen, beste lezer. Maar ook al ben ik dus ongedoopt, toch neem ik wel deel als het mogelijk is en het ritueel werkt dus duidelijk op mij in. Het lijkt er dus op, dat ik geen kerk nodig heb. Maar kerk en geloof is natuurlijk meer dan de communie, dus dit antwoord bevredigt niet. Mijn monnik is meer dan een communieganger.