Thuismonnik

Op zoek naar de monnik in mijzelf

Dominicaan zijn

Vorig jaar ben ik aan een bijzondere tocht begonnen. Na een gesprek met twee leden van het bestuur en een gesprek met een lid van de Commissie Initiële Vorming ben ik toegelaten tot het aspirantenjaar van de DLN, de Dominicaanse Lekengemeenschap Nederland. Met vijf anderen en de drie leden van de commissie ben ik begonnen aan een traject van kennismaking met de leden en organisatie van de DLN en van onderzoek van de vier pijlers van de dominicaanse spiritualiteit: contemplatie, gemeenschap, studie en zending of verkondiging. De Dominicanen zijn de orde van de predikers. Zij zijn vanuit een open houding betrokken op de maatschappij en de kerk, zoeken naar waarachtigheid en gerechtigheid en verkondigen wat zij aan waarheid gevonden hebben. Zij proberen oprecht Jezus' voorbeeld van gerechtigheid en omgang met verschoppelingen gestalte te geven in hun leven in deze wereld. Doel van mijn traject was om te onderzoeken of ik mij thuisvoel bij de DLN en mij als leek met de orde wil verbinden.

Twee weken geleden was onze laatste bijeenkomst van de aspiranten. 's Middags hebben we gesproken over de vraag of je er al uit bent, of je in oktober professie gaat doen. Door professie te doen op de regel van de DLN tijdens een bijzondere viering met mensen van alle geledingen van de orde (broeders, zusters, leken) verbind je je voor drie jaar aan de orde. Na drie jaar en voortgezette vorming kun je die professie bekrachtigen voor het leven. Als leek ben je dan een volwaardig lid van de orde van de Dominicanen. Na veel twijfel heb ik besloten om geen professie te doen, ondanks het feit dat ik mij bij de DLN thuis voel en denk dat de dominicaanse identiteit erg bij mij past. Dat besluit heeft onder andere te maken met de
bestaansgrond van dit weblog: uitzoeken wat monnik-zijn voor mijzelf betekent.

Een monnik is een godzoeker en voor mij is monnik-zijn ook sterk verbonden met verstilling, inkeer in mijzelf en mij in die stilte open stellen voor een ontmoeting met God. Ik heb die stilte nodig om de verbinding met Hem, met de "andere Ander" (term van James Alison) of het Hogere, te voelen. Verstilling en kloosters van trappisten of benedictijnen voeden mijn band met God en mijn geloof. Dominicanen vinden verstilling belangrijk om van daaruit de wereld in te gaan: vanuit de contemplatie naar de actie. Ik heb dit jaar gemerkt dat de DLN bij mij vooral het gericht-zijn op de buitenwereld versterkt: de actie. Dat is geen fout van de DLN, dat is eenvoudig het effect dat deze groep mensen en het volle jaarprogramma met activiteiten op mij heeft. Ik heb gemerkt dat de verstilling en contemplatie tekort komen.

Ik verlang erg naar de inkeer die ik anderhalf jaar geleden heb ervaren bij de trappisten, maar ik heb geen tijd en ruimte voor een dergelijke retraite. En ik ben ook een
Thuismonnik: ik heb een plek die mijn eigen plek is en een man die ik veel alleen laat. Niet alleen mijn verlangen naar inkeer komt tekort, ook mijn thuis komt tekort. Hoewel ik ervan overtuigd ben dat de dominicaanse spiritualiteit en levenshouding heel erg bij mij passen, heb ik daarom toch met pijn in mijn hart besloten om afscheid te nemen van de DLN en geen professie te doen als lekendominicaan. Maar, zoals een van mijn begeleiders het formuleerde, je kunt heel goed Dominicaan zijn buiten de DLN om. En misschien sta ik er over een aantal jaren wel anders in. God knows.

De kerk als restaurant

forgivingvictim-small Ik ben een groot bewonderaar van het werk van James Alison. Dat zal je als lezer van deze website niet ontgaan zijn. Hij is een theoloog met een heldere visie op het wezen van mens-zijn en op het grote project van God met de mensheid, zoals we dat verwoord vinden in de taal van de bijbel. In zijn cursus, Jesus the Forgiving Victim. Listening for the Unheard Voice, weet hij die visie briljant over te brengen. Alle grote geloofsthema's komen aan bod, waarbij hij zijn antropologie uitlegt, bijbelpassages analyseert en interpreteert en voorbeelden geeft. Hij neemt ons als lezer of deelnemer van de cursus mee in zijn verhaal door ons te vragen ons voorstellingsvermogen in te zetten, als hij een lastig punt duidelijk wil maken. Het eerste beeld dat hij gebruikt om het wezen van "kerk" te verhelderen, is het beeld van een restaurant (verderop in de cursus gebruikt hij nog andere).

Stel je een Bijzonder Goed restaurant voor. En jij bent een Echt Edele Gast in dit Restaurant. Je bent in het Restaurant uitgenodigd voor een magnifiek diner, zo eentje waar zelfs jouw Nobele smaakpapillen onvoldoende op voorbereid zijn. Je hebt gehoord over de Chef, hoewel niemand hem meer gezien heeft sinds vlak na de opening. Het zou zelfs kunnen, zoals in de film Ratatouille, dat de Chefkok een rat blijkt te zijn. Hoe het ook zij, de Chef is druk bezig in de keuken achter het soort klapdeuren, waar obers balancerend met grote stapels borden en schotels doorheen komen. Er zijn twee redenen waarom je bent uitgenodigd, die eigenlijk een en dezelfde zijn: omdat de Chef om je geeft en omdat hij jou wil voeden. In feite is dit de manier waarop de Chef laat zien, dat hij blij is met jou: door je het allerbeste voor te schotelen en wel op zo'n manier, dat je je nog bewuster wordt hoe nobel, bevoorrecht en rijk je bent. Je komt in een steeds beter humeur.

Zoals in ieder goed restaurant heb je ook hier obers en sommeliers. Hun taak is om zich heen en weer te haasten tussen de keuken, de kelder en de tafels en jou menu's, suggesties, bestek en borden aan te bieden en uiteindelijk het voedsel en de drank te serveren, die jou schikken. Behalve dat er in dit restaurant iets niet klopt. De obers hebben een ernstig probleem met hun perspectief. Zij lijken te geloven, dat het restaurant helemaal om hen draait, terwijl het hun taak is om de Chef te dienen door de gasten te dienen, die de Chef wil voeden. Maar terwijl de Chef zijn maaltijden bereidt en de edele gasten steeds meer ontspannen raken in het besef hoe bevoorrecht zij zijn, zijn de obers verwikkeld in permanent dramatisch fluisterend gekissebis. Soms gaat het om wie de gastheer is, of dat er überhaupt een gastheer nodig is. Soms is er ruzie over het geslacht, de huwelijkse staat of (mijn God!) zelfs over de seksuele identiteit van de obers.
Zij schijnen uit hun bezoekjes aan de keuken opgepikt te hebben, dat zij niet alleen op een of andere manier verlengstuk zijn van de Chef, maar dat ze zelfs beter dan de Chef weten wie de gasten zijn en wat goed voor hen is. Zij geven gasten dus allerlei gekleurde voorstellingen van het menu, die hen goed passen maar de rijkdom van het aanbod behoorlijk inperken. En soms maken zij heel erg duidelijk dat zij een hekel hebben aan bepaalde gasten en dat die niet in het restaurant thuishoren. Ze weigeren hen te bedienen of serveren alleen kleine porties. Wonderbaarlijk genoeg kunnen zij de maaltijd niet vergiftigen, maar ze kunnen de atmosfeer wel behoorlijk verpesten. Maar gelukkig laten Echt Edele Gasten zich niet op stang jagen. Ze zijn zich er zeer goed van bewust dat ze door de Edele Chef zelf uitgenodigd zijn, de ware bron van Adeldom. Ze zijn in staat om geamuseerd uit te roepen: "Het is ook zo moeilijk om tegenwoordig nog goede service te krijgen!" De Edele Gasten zijn ontspannen in het besef dat de Edele Chef onbewogen doorgaat om zijn gaven uit te delen, via niet-geüniformeerd personeel dat de obers niet eens opmerken.

Dit restaurant met een probleem tovert ons uiteraard de kerk in onze eigen tijd voor ogen. Veel discussies over wat Kerk inhoudt, komen voort uit een ober-perspectief en gaan ervan uit dat Kerk meer van doen heeft met obers dan waar het echt om gaat. Maar in feite draait Kerk helemaal om de Chef die iets uitgeeft aan zijn gasten en om wat de gasten vervolgens doen met de energie die zij bij hem opdoen. Kerk draait om de Chef en de gasten, niet om de bedienaars, de obers. Dat is een boodschap die mijn eigen bisschop, mgr. De Korte, gelukkig beter begrijpt dan onze aartsbisschop, mgr. Eijk. In zijn bisdom is het voor de gasten veel moeilijker om hun adeldom te koesteren, zeker als de gastheer van mening is dat het om de obers draait en 90% van de restaurants laat sluiten. Als je dan verkondigt dat gasten tegenwoordig menen geen eten nodig te hebben, dan verlaten zij bitter teleurgesteld het restaurant. En dat is triest.

Gemeenschap

Een van de pijlers onder het monastieke leven is gemeenschap. De Dominicaanse Lekengemeenschap Nederland vraagt van haar aspirantleden om zich te bezinnen op de betekenis van gemeenschap in hun leven. Wat is gemeenschap voor mij? Tot welke gemeenschappen behoor ik? Wat kenmerkt gemeenschap en gemeenschapsleven voor mij? In deze bijdrage wil ik stilstaan bij deze vragen, op zoek naar mijn antwoorden.

Ik woon in een dorp; met andere mensen, een drogisterij en een supermarkt (gelukkig nog wel), verenigingsleven en een dorpsraad. Maar roept dat ook het gevoel op deel uit te maken van een gemeenschap? Niet echt. Ik woon daar wel -en met heel veel plezier- maar om deel te zijn van een gemeenschap is meer nodig dan een gedeelde omgeving. Daarvoor is iets nodig wat een persoonlijke band tussen mensen schept: een gezamenlijk ideaal of verlangen, of een gemeenschappelijk verhaal. Bedrijven die een gezamenlijk gedragen visie hebben, creëren bij hun medewerkers een gemeenschap. Bedrijven die zo'n hart ontberen hebben werknemers met banen, die om vijf uur opgelucht weer naar huis gaan.

Als zo'n gemeenschap van mensen die verbonden zijn door hetzelfde ideaal, ook nog een fysieke plek van samenkomst heeft, dan is zij gezegend. Zo'n fysieke plek voedt de gemeenschap; zeker als die fysieke plek bewoond of gebruikt wordt door mensen van de gemeenschap. Dat is de kracht van het leven in een klooster; dat was voor mij ook de kracht van het landgoed Den Alerdinck waar woon- en werkgemeenschap De Voorde haar thuis had. Maar dat geldt ook voor dorpsgemeenschappen: het is niet voor niets dat dorpshuizen of een school zo'n belangrijke rol spelen in het sociale leven van dorpen.

Samengevat kun je zeggen dat een gemeenschap een hart nodig heeft, net als een mens een hart heeft. Het hart is de plaats waar inspiratie zetelt en van waaruit je de verbinding aangaat met de wereld om je heen. Het hart is ook de plek waar je thuis bent. Zonder hart, dus minimaal een gedeelde inspiratie of gedachtegoed en bij voorkeur ook een fysieke plek, heb je alleen een groep dolende mensen of losse individuen. Mét een hart schep je de voorwaarden voor het ontstaan van gemeenschap en verbondenheid tussen mensen.

Mijn plek

dominics In verschillende bijdragen op deze site heb ik beschreven, hoe mijn zoektocht verloopt op weg naar verbondenheid als leek met een Nederlandse orde. Ik heb de praktische kant benoemd, maar ook beschreven hoe belangrijk voor mij het gevoel is, dat ik mij er thuis voel. Inmiddels heb ik een keuze gemaakt, door mij als aspirant voor een jaar te verbinden met de Dominicaanse Lekengemeenschap Nederland (DLN). De eerste van minimaal zes vormingsbijeenkomsten is inmiddels geweest. Maar waarom nu de DLN? Ik voel mij thuis bij de dominicanen, dat is zeker zo, maar de woorden van Lode van Hecke, abt van het trappistenklooster Orval in België (heerlijk bier!!), geven sterker weer waarom ik voor de dominicanen kies dan mijn eigen woorden. In een aflevering van de kloosterserie van Kruispunt is hij in gesprek met Leo Feijen.

De presentator vraagt hem naar het nut van monnik-zijn in deze tijd. De maatschappij vindt zo'n kloosterleven immers maar nutteloos. Lode van Hecke geeft geen rechtstreeks antwoord, maar geeft wel heel precies aan waar het volgens mij om draait. Hij zegt: "Het gaat erom waar je thuishoort. Dan sta ik niet meer aan het roer maar God. Alleen als je bent waar je hoort te zijn, kun je vrijelijk geven. Als je op je plaats bent, kun je het leven doorgeven." De kern is niet waar ik mij thuis voel (ik aan het roer), maar waar ik op mijn plek ben (God leidt). Als ik op mijn plaats ben, heb ik anderen vanuit mijn hart iets te bieden; kan ik geven. Als ik op mijn plek ben, voel ik mij daar zeker ook thuis: ze zijn wel met elkaar verbonden. Maar het omgekeerde hoeft niet waar te zijn. Ik kan mij ergens thuis voelen en toch niet bedoeld zijn om van daaruit mijn leven te leiden. De kern waar het om draait, is: op mijn plek zijn.

Ik weet dat ik bij de dominicanen op mijn plaats ben en niet bij de trappisten of de benedictijnen. Bij allen voel ik mij thuis, maar ik ben op mijn plaats bij een 
vita mixta (zowel contemplatief als actief in de wereld) en niet bij een vita contemplativa. Ik heb de wereld iets te bieden en iets te vertellen, maar daarbij heb ik behoefte aan de steun van broeders en zusters die ook vanuit hun inspiratie actief zijn in de wereld. En die hoop ik te vinden bij de DLN. Het leven van een lekendominicaan rust op vier pijlers: contemplatie en gebed, studie en vorming, gemeenschap en gemeenschapsvorming, zending en verkondiging. De eerste twee pijlers zitten in mijn genen, zo gezegd: deze website getuigt ervan. Ik heb een groot verlangen naar gemeenschapsvorming met mensen die eenzelfde inspiratie delen. Zending heeft voor mij nog steeds associaties met zieltjes winnen, maar is verkondiging niet precies wat ik hier nu doe? Het is voor mij helder: ik ben bij dominicanen op mijn plek. Ik ga dit jaar als aspirant onderzoeken, of de DLN mij stimuleert om mijzelf als thuismonnik (verder) in de wereld te brengen. Thuismonnik is wat ik ben, en thuismonnik is wat ik de wereld te bieden heb.

Gedoopt

Doop Vorige week zaterdag 19 april 2014 was het zover: 's nachts tijdens de paaswake in de kapel van het Dominicanenklooster in Huissen ben ik gedoopt door de prior van het klooster, Henk Jongerius. Samen met een baby-tje en in aanwezigheid van familie en vrienden, van medegasten van de bezinningsdagen in het klooster, van de communiteit en van vele anderen ben ik opgenomen in de geloofsgemeenschap, die zich verbonden voelt met de kapel. In de katholieke kerk is de paaswake HET moment bij uitstek om mensen te dopen. De liturgie van deze viering ter Gedachtenis van de Verrijzenis van Jezus Messias bestaat in grote lijnen uit vier onderdelen: het licht, dienst van het woord, het water en viering van de eucharistie. Herdacht wordt dat Jezus in deze nacht opstaat. De paaswake is het feest van het licht, het feest van het water en het feest van de vreugde om Jezus' verrijzenis.

Wij begonnen de viering buiten voor de kerk, waar een paasvuur brandde. Henk Jongerius stak de nieuwe paaskaars aan aan het brandende vuur en gaf het licht van die kaars door aan enkele kaarsjes van mensen die buiten stonden. Vervolgens gaven wij op dezelfde manier het licht aan elkaar door, terwijl we zingend het licht de donkere kerk in droegen: Christus, het licht van de wereld, verjaagt zo de duisternis van het lijden en sterven. De dienst van het woord bestond eerst uit twee lezingen uit de Schrift met gezang en gebed bij het licht van alle brandende kaarsen. Vervolgens werden de kaarsen gedoofd, de lichten ontstoken en de klokken geluid en met een uitbundig alleluia werd de verrijzenis van Christus bezongen. Hierna volgde nog een lezing uit het evangelie volgens Mattheüs, waarin de Opgestane verschijnt aan de vrouwen bij het graf en aan zijn leerlingen (Mt 28, 1-10).

En daarna volgde het onderdeel waarin het nieuwe water centraal staat. Ik vind dat een prachtig onderdeel van de liturgie, omdat de gelovigen in de kerk dan hun doopgeloften hernieuwen. Zij verklaren ieder jaar op dit moment opnieuw, dat zij hun leven willen inrichten naar Christus' voorbeeld en als wij ons daar nu allemaal maar aan zouden houden, dan zou de wereld er stuk beter voorstaan dan nu. Eerst werd de baby gedoopt, die zich heel stil en nieuwsgierig gedroeg, tot het moment waarop zij werd gedoopt: dat was aanleiding tot een kort durende brul. En daarna was het mijn beurt. Met mijn peter en meter als getuigen ben ik gedoopt met het gewijde water. Onmiddellijk aansluitend ben ik "gevormd", zoals dat in de katholieke kerk heet, c.q. heb ik het vormsel ontvangen.

Het vormsel is een sacrament, waarin ik de kracht van de Heilige Geest heb ontvangen om mijn geloof standvastig te kunnen belijden. Het vormsel is bekrachtigd met een zalving van mijn hoofd en mijn handen. De baby zal het vormsel pas ontvangen als het ouder is. Het moet zogezegd "de jaren van verstand" hebben bereikt, omdat dan een besef heeft wat het betekent om te geloven en je geloof te belijden. Omdat ik heel goed besef wat ik doe en waar het om gaat, heb ik direct na mijn doop het vormsel ontvangen. En het laatste deel van deze twee uur durende viering was het delen van brood en wijn, de viering van de eucharistie. Zo heb ik dus ook mijn eerste Heilige Communie gedaan: na het doopsel en het vormsel het derde en belangrijkste initiatiesacrament van de kerk. Bij kinderen zijn deze drie belangrijke sacramenten in verschillende vieringen over een aantal jaren verspreid; ik als volwassene ben in deze ene bijzondere viering volledig opgenomen in de rooms-katholieke kerk.

Terugkijkend heb ik prachtige dagen gehad in Huissen. Ik ben blij dat ik deel uitmaakte van een groep mensen met verschillende levens en geloofsachtergronden, die op de woensdag voor pasen de weg naar het klooster gevonden had voor een aantal bezinningsdagen. Ze hebben mij gesteund, kaartjes en cadeaus gegeven: ik voelde mij door hen gedragen. Ik ben mijn peter en meter, Stef en Lien, dankbaar dat zij mij bij deze stap wilden begeleiden, ook al kenden beiden mij niet goed. Zij vormen een band met de gemeenschap in Huissen, dat helaas voor mij niet naast de deur ligt. Ik vond het bijzonder dat zoveel familie en vrienden er zo'n lange rit in de auto voor over hadden om bij mijn doop aanwezig te zijn. En ook zij kwamen in de nazit weer met cadeaus, prachtig allemaal.

Gelukkig heb ik de communiteit in Huissen leren kennen. Zij vormen binnen de rooms-katholieke kerk een plek, waar ieder mens welkom is en helemaal zichzelf mag zijn. Een plek waar ik helemaal niet eens bevraagd ben over mijn homoseksualiteit en dat is heel bijzonder. Voor mij is hun omgang met mensen een voorbeeld van hoe Jezus ons die omgang ook heeft voorgeleefd. Zo'n betrokkenheid op mens en maatschappij en respect voor ieders eigenheid als mens zie ik ook als opdracht in mijn eigen leven als christen. Ik ben gelukkig gedoopt.

Mijn doop

Doop Als je, zoals ik, op pad gaat in het katholieke geloof langs kloosters en gesprekken met een pastor, dan kom je op een gegeven moment voor de vraag te staan of je je ook zult laten dopen. Het is een vraag die niet eens van mijn pastor uitging: zij kwam gaandeweg vanzelf bij mij op. Ik dacht daarover na en was er huiverig voor. Ik ben serieus van aard en vind dat ik zo'n stap alleen moet zetten als ik dat ook echt wil. Voor mij zal zo'n gebeurtenis nooit zoiets zijn als "even laten dopen", zoals sommige mensen trouwen zien als "even een papiertje halen". Zo zit ik niet in elkaar. Ongeveer een jaar geleden voelde de doop voor mij nog als coming-out ten overstaan van een grote groep mensen. En ik was er niet aan toe om opnieuw uit de kast te komen.

Inmiddels ben ik een jaar verder en word ik in de paasnachtdienst (zaterdagavond voor eerste paasdag) gedoopt in de kapel van het Dominicanenklooster in Huissen. Wat is er veranderd? Waarom nu wel? Ik kan de vergelijking met mijn coming-out hierin doortrekken. Als homo kwam ik pas uit de kast, toen ik het homo-zijn aangenomen had als mijn eigen verhaal ("dit ben ik, dit gaat over mij"). Precies zo laat ik mij nu dopen omdat ik het mens-zijn zoals Jezus dat voorleefde, aangenomen heb als mijn eigen verhaal. Een belangrijk moment in deze groei naar de doop toe, was mijn deelname aan de vieringen tijdens de Goede Week in Huissen in 2013. Op 29 maart 2013 schreef ik hierover: "Ik word iedere keer geraakt door de boodschap die in deze dagen telkens terugkomt, dat ieder mens van waarde is en dat Jezus naast de misdeelden en verdrukten stond. Dat Hij heeft laten zien in woord en daad waartoe wij mensen geschapen zijn, namelijk om elkaar nabij te zijn, te steunen en te helpen, niemand uitgezonderd." Dit is een manier van leven die ik graag wil voorleven (waarbij ik nog wel wat egocentrisme los moet laten) en mijn doop laat dit zien.

Er zijn ook belangrijke denkers geweest, die mij hebben geholpen om allerlei twijfels en aarzelingen over deze stap los te laten. In het gastenverblijf in Huissen ligt een boekje met voor iedere dag een citaat uit het werk van Dietrich Bonhoeffer, een vooraanstaande Duitse kerkleider, theoloog en verzetsstrijder tegen het nazisme, die in 1945 na een tocht langs concentratiekampen terechtgesteld is wegens hoogverraad. Op de dag dat ik de prior van de Dominicanen in Huissen,
Henk Jongerius, vroeg of hij mij wil dopen, luidde het citaat van Bonhoeffer: "Christen zijn betekent niet op een bepaalde manier religieus zijn, op grond van een of andere methodiek iets van zichzelf maken (een zondaar, een boetvaardige of een heilige), het betekent mens zijn. Christus schept in ons de mens, niet een bepaald type mens." Dit relativeerde voor mij allerlei gedachtespinsels over wat een christen is. Het pad dat ik bewandel is een pad naar menswording.

De belangrijkste denker voor mij is echter de katholieke theoloog
James Alison. Elders op deze site vind je de vertaling van een lezing die hij heeft gehouden over het begin van Paulus' brief aan de Romeinen. Ik heb persoonlijk echter geen enkele moeite met wat Paulus al of niet van homo's vond; voor mij is Alison voor iets heel anders wezenlijks erg belangrijk. Hij laat in zijn werk zien en onderbouwt dat theologisch briljant, dat de nadruk van de kerk op zonde en boete het wezen van de Blijde Boodschap (hij heet niet voor niets zo!) volstrekt mist. De kern is dat God juist wil dat wij net als Jezus mensen worden die naast andere mensen staan en niet mensen die anderen verketteren of dreigen met hel en verdoemenis. Waarachtig mens zijn (dus christen zijn, zie Bonhoeffer) vraagt nu juist om ons denken in wij en zij en dus in goed (=wij) en fout (=zij) te overstijgen. In een volgende blog kom ik hier misschien nog eens op terug, maar ik ervaar Alisons inzichten als een bevrijding van de drukkende negatieve nadruk op zonde. En daarmee heeft hij voor mij het grootste struikelblok weggenomen om van harte een christelijke weg te bewandelen. Dus, James: dank daarvoor.

Op 9 september 2013 heb ik de stap gezet om te vragen om doop en opname in de katholieke kerk en gaf Henk Jongerius aan graag aan mijn verzoek te voldoen. Maar ondanks deze denkers en mijn ervaringen met Pasen, had ik er toch nog niet helemaal vrede mee. Ik had nog een laatste zetje nodig om zonder aarzelingen (maar wel met plankenkoorts...) naar dit moment toe te leven. Dat zetje heb ik in december gekregen, toen ik te gast was bij de trappisten van de
Abdij Koningshoeven. In een vorige blog heb ik geschreven over de zogeheten conferenties van broeder Korneel Vermeiren over de godsontmoeting. Maar het allergrootste cadeau van deze retraite was het moment op donderdagmiddag dat ik vanbinnen echt volledig stil viel en alle gedachten kon laten gaan. Ik heb in een spontane ingeving het zogeheten latifa-gebed beoefend, die ik bij Pulsar (deVoorde) heb geleerd. In die oefening zet je innerlijk zeven stappen langs een aantal kwaliteiten. Een van die stappen gaat van vertrouwen (=geloof) naar overgave (=loslaten). En bij het moment van overgave heb ik alle muizenissen die ik nog had over dopen, alle argumenten voor en tegen, helemaal kunnen loslaten. Mijn besluit om mij te laten dopen is helemaal ingedaald in mijn wezen, om het zo maar uit te drukken.

Sinds dat moment spelen mijn hersenspinsels mij geen parten meer. Ik heb alle vertrouwen in het pad dat ik bewandel. De doop maakt hier deel van uit, omdat mijn pad nu eenmaal het christelijke, katholieke pad is. Mijn doop is een uiterlijke, zichtbare markering van die weg. Hij maakt mij lid van een gemeenschap van mensen die in vieringen, rituelen en zorg voor anderen in een lange en rijke traditie staan. Mensen die net als ikzelf stuntelaars van goede wil zijn, die met vallen en opstaan bezig zijn om Mens te worden. Deze gemeenschap van mensen vormt samen een kerk, waarin af en toe iets van het mysterie van Gods liefde zichtbaar en voelbaar wordt. Het is 
deze kerk van medemensen waar ik door mijn doop deel van uit ga maken, niet de kerk van de regels die met hameren op zonde en boete mensen onderdrukt.

Kerkregels

Bijbel Eerder deze week kwam ik via Twitter terecht bij een bijzondere, ontroerende documentaire, die door de NCRV op 23 december is uitgezonden. Het is het portret van een sterke, warme vrouw uit Staphorst: een van de plekken in Nederland waar het orthodoxe protestantse geloof nog voor veel mensen leidend is bij de inrichting van hun leven. Hilligje Kok-Bisschop is een weduwe met in ieder geval drie kinderen, actief en betrokken bij de gemeenschap van haar kerk, die zelfstandig een boerenbedrijf lijkt te leiden. De documentaire laat zien hoe zij als vrouw haar plek wil innemen in het mannenbolwerk van haar kerk en de SGP: omdat zij vindt dat God geen onderscheid maakt en dat zij dus meer stem zou moeten hebben dan alleen te mogen dweilen in de kerk. Het kerkbestuur maakt duidelijk dat zij zich op een heilloze weg bevindt. Uiteindelijk kiest zij voor haar eigenwaarde en voor haar homoseksuele zoon en verlaat zij de kerk. Ze blijft een erg gelovige vrouw die vanuit het evangelie leeft en dat ook wil uitdragen, maar met de beklemmende regels van haar kerk kan ze niet meer uit de voeten.

De documentaire laat op liefdevolle manier zien, zonder met de beschuldigende vinger naar de kerk te wijzen, hoe iemand die oprecht en vanuit liefde met haar medemensen wil omgaan, vastloopt in kerkregels die claimen de waarheid of het juiste geloof in pacht te hebben. Juist de menselijke opzet van de film maakt het contrast met de rigide kerkregels voelbaar. Ik vind het extra schrijnend dat de veroordelingen door de kerk over het pad dat zij kiest, ook nog eens worden uitgesproken uit naam van God. Zo raakt de menselijkheid volledig uit het zicht en hoeft de predikant of kerkenraad zelf geen verantwoordelijkheid te nemen voor mogelijke gevolgen van dergelijke oordelen. Zij vertolken immers de wil van God? Ik bewonder de weg die deze vrouw is gegaan om zichzelf eerlijk in de ogen te kunnen blijven kijken. De manier waarop zij rustig, met alle twijfels maar wel doorzettend opkomt voor zichzelf en voor de band met haar zoon, is prachtig om te zien.

En de SGP, de partij die een uitspraak van de Hoge Raad aan zijn broek kreeg om de uitsluiting van vrouwen te stoppen? Kees van der Staaij, de fractievoorzitter in de Tweede Kamer, laat duidelijk zien van het gevoel van deze vrouw volstrekt niets te begrijpen. Hij geeft niet eens antwoord op haar vraag naar de uitkomst van de speciale SGP-vergadering over het arrest van de Hoge Raad. Hij walst volkomen over haar heen en nodigt haar uit op een kopje koffie in Den Haag. En vertrekt dan zo snel mogelijk uit het oog van de camera, samen met zijn slippendrager: dezelfde man die Hilligje Kok eerder glimlachend meldde dat zij van de rechter niet mogen discrimineren, om haar vervolgens niet toe te laten tot de vergadering, omdat zij geen perskaart heeft. Als dat de manier is waarop de mannenbroeders omgaan met de terechte vragen van hun vrouwen....

http://www.ncrv.nl/ncrvgemist/23-12-2013/ncrv-dokument-houdt-god-van-vrouwen

Paulus

Apostel-Paulus De heilige apostel Paulus is mijn naamgenoot. Een apostel waarvan ik het negatieve beeld had van een theologische scherpslijper. Hij wordt in orthodox-christelijke kringen op handen gedragen en dat maakt mij wantrouwend, omdat de orthodoxe kijk op het leven zeker niet mijn levenshouding is. Bovendien is een van de passages die door hen altijd wordt aangedragen om homoseksualiteit te veroordelen, afkomstig uit Paulus' brief aan de Romeinen. Niet bepaald iemand waar ik mij direct mee zou willen verbinden. Een boek van Anselm Grün over Paulus (Paulus. Ervaring als kern van christelijk geloof, uitg. Ten Have) heeft mijn kijk behoorlijk veranderd. De crux zit hem in de ondertitel van het boek. Anselm Grün ging niet op zoek naar de theoloog en farizeeër Paulus, maar naar de mens Paulus. Hier op deze pagina kan ik een studie van 159 pagina's natuurlijk geen recht doen, maar ik probeer toch te laten zien, waarom ik mij nu wel met deze bijzondere man kan verbinden.

Er is nauwelijks een apostel zo omstreden als Paulus. Protestanten zien hem als de eigenlijke theoloog van het Nieuwe Testament. Maar veel vrijzinnige protestanten zijn helemaal op hem afgeknapt. Vrouwen hebben moeite met hem omdat hij zo vrouwvijandig zou zijn. Homo's moeten niets van hem hebben, vooral vanwege zijn brief aan de Romeinen. Joden zien in Paulus een verrader, die verantwoordelijk wordt gehouden voor de kloof tussen het jodendom en het christendom. Ook de exegeten leggen allemaal weer andere accenten. Sinds Luther zien veel protestantse theologen in Paulus de kern van het christelijke geloof en de basis van de kerk. Oosters-orthodoxe kerken zien hem als vertegenwoordiger van de Christusmystiek: iemand die ons wil binnenleiden in een mystieke ervaring van Christus. Boeiende man, niet waar? Verwijzend naar het tv-spelletje Wie van de drie? zou ik haast zeggen: "Wil dan nu de echte Paulus opstaan?"

Anselm Grün slaat in zijn boek een andere weg in. Hij zegt weinig te kunnen bijdragen aan exegetische discussies of opheldering van Paulus' theologie. Hij beschrijft in zijn boek de algemene menselijke ervaringen, die naar zijn mening op de achtergrond van Paulus' theologie een rol spelen. Hij stelt zichzelf steeds weer de vraag hoe wij vandaag ervaringen kunnen opdoen zoals die ook bij Paulus plaatsvonden. Hij verplaatst zich in de mens achter al die brieven in het Nieuwe Testament en de vele reizen en toespraken, die in de 
Handelingen der apostelen beschreven staan. Grün schetst een overtuigend beeld van een fascinerende en kleurrijke figuur, die volop actief was in een multireligieuze samenleving. Allerlei abstract lijkende theologische uitspraken van Paulus over wet en genade, over gerechtigheid en zonde, over verlossing en bevrijding blijken zo echte menselijke ervaringen als achtergrond te hebben. Bijvoorbeeld de ervaring dat je als spreker je onderwerp en woordkeus aanpast aan je publiek, als je tenminste wilt dat je boodschap duidelijk overkomt. Daarom lijkt de Paulus die aan de Romeinen schrijft een andere dan de Paulus die aan de Korintiërs schrijft. Door zo de mens Paulus zichtbaar te maken, kan ik mij prima verbinden met iemand die ik niet tot mijn intieme vriendenkring zou toelaten, maar met wie ik wel prima door een deur zou kunnen. Prachtig!

Kerk

kerk-e1374876300373 Vorige week schreef ik hier een bijdrage over katholiek worden onder de titel Katholiek?  De aanleiding voor deze bijdrage was het interview van een Amerikaanse tv-zender met de huis- of hoftheoloog van paus Franciscus, de Poolse Dominicaan Wojciech Giertych. Ik was op dit interview geattendeerd door de nieuwsbrief van de Dominicaanse gemeenschap in Nederland, waarop ik geabonneerd ben. Het artikel over dit interview op de website van Dominicaans Nederland heeft veel reacties losgemaakt. Zelf heb ik daar ook aan bijgedragen en het doet mij heel erg goed, dat mijn persoonlijke reacties zoveel ondersteunende en warme respons opgeleverd heeft van mensen die ik persoonlijk helemaal niet ken. Mensen die zich goed kunnen verplaatsen in een ander en die, om het christelijk te zeggen, ware naastenliefde tonen. Dit in tegenstelling tot de man die de aanleiding was van al deze commotie, al denkt hijzelf daar natuurlijk anders over. Je helpt mensen met "dat probleem" immers het beste "door hen de waarheid te zeggen?"

Mijn reacties op Giertychs verhaal en de zoektocht waarvan ik hier als Thuismonnik verslag doe, riepen bij sommige lezers van Dominicaans Nederland herkenning op. Bijvoorbeeld bij Raymond Meulendijk, weer iemand die ik nog nooit gezien of gesproken heb, maar die net als ik een open en persoonlijke reactie gaf. Het is fijn om te weten dat ik niet alleen sta in mijn zoektocht naar een religieus en spiritueel thuis met een katholieke kleur. Ook herkent hij mijn twijfels en aarzeling bij die tocht, wanneer er vanuit Rome geluiden komen zoals in het interview: "Mijn inmiddels overleden vader was homoseksueel en daardoor roepen uitspraken zoals die van Giertych ook bij mij vragen op als ‘hoe kan ik kiezen voor iets dat zo haaks staat op mijn overtuigingen en ideeën?’ Wat fijn dat iemand als Leo er dan is en terecht de nadruk legt op de ‘bodem’ van de kerk."

De Leo waarover hij het heeft, is Leo Raph. A. de Jong o.p. Hij is Dominicaan, zoals blijkt uit de letters o.p. (ordo preadicatorum of orde der predikheren). Ik citeer graag uit zijn reactie op
Dominicaans Nederland omdat daaruit een visie op het wezen van kerk blijkt, die mij na alle commotie weer verzoent met de weg die ik momenteel bewandel. Het wezen van kerk is voor mij, dat ze bestaat uit mensen, die als gemeenschap in naastenliefde verbonden zijn met elkaar en met God. "Voor zover dat mogelijk is kan ik jouw teleurstelling mede aanvoelen. Het enige, dat ik jou kan antwoorden is de formulering, die ik zelf vaak in onze kerk gebruik, voordat wij te communie gaan: “Omdat niet wij het zijn, die aan deze Tafel uitnodigen, maar de verrezen Heer zelf, mag ieder, die zich genodigd weet, naar voren komen en samen met ons te communie gaan”Lijkt me heel wat christelijker dan al die kerkelijke uitspraken, waar jij pijn aan hebt. En ook wij zijn Rooms Katholiek. Want de eeuwige is niet alleen aanwezig bij de hiërarchie – al denken zij dat soms wel – maar juist, en misschien bij voorkeur op de bodem van de kerk. En dat zijn wij."

Wat is dus het mooie resultaat van al dat geworstel? Dat helder geworden is, wat voor mij het wezen van "kerk" uitmaakt. Het
etymologisch woordenboek geeft aan dat dit woord afkomstig is van het vulgair Griekse kÅ«rikón, dat 'huis van de heer' betekent. Etymologisch verwijst de kerk dus naar het gebouw of het instituut, niet naar de mensen. Zonder mensen is zo'n gebouw echter leeg. Zonder gehoorzame onderdanen is zo'n instituut een tandeloze tijger, die op een van de heuvels van Rome weliswaar hard brult, maar zichzelf ook steeds onmogelijker maakt. Mijn kerk is de kerk van Leo de Jong en van de broeders in Huissen, niet de kerk die Giertych in Rome propageert.

Katholiek?

katholiek De laatste jaren ben ik mij geleidelijk steeds meer verbonden gaan voelen met het katholieke geloof. Het mysterie, de rituelen en liturgie en de vieringen: ik vind dat de katholieke kerk veel bewaard heeft van de waarde van het christendom voor mijn leven, nl. verbondenheid met God en de boodschap van liefde van Jezus. Het grote sacrament van de eucharistie raakt mij erg en ik vind het onbegrijpelijk dat de protestantse kerken het delen van brood en wijn maar zo zelden vieren. Het meevieren dit jaar van de Goede Week in Huissen was voor mij een hoogtepunt in deze verbondenheid met het katholicisme.

Daar is nu voor de zoveelste keer een enorme knauw in gekomen. En de aanleiding is opnieuw - hoe kan het ook anders? - homoseksualiteit. Een Amerikaanse tv-zender interviewde de zogenoemde huistheoloog van de paus, de man die toespraken en dergelijke op hun theologische zuiverheid en waarheid controleert. In dit interview heeft hij het over de homo-ideologie die erop uit is om de mensheid te veranderen, gesteund door overheden met macht en geld. Hij heeft het over perversie, ziekte en misvorming van de menselijke natuur. Hij heeft het over emotioneel instabiele mensen uit gebroken gezinnen. Hij heeft het over abortus en anticonceptie als oorzaken van de huidige moraal. Hij heeft het over "mensen met dit probleem". Hij heeft het over mij....

Opnieuw schoffeert de top van de katholieke kerk medemensen zoals jij en ik door ze af te schilderen als perverse misvormingen van de menselijke natuur, die er zelfs nog op uit zijn om de mensheid te gronde te richten met hun "ideologie". Giertych is van mening dat met het toenemen van de invloed van de overheid de moraal omlaag gaat. De kerk daarentegen zorgt wel voor hoge morele normen, want zij heeft immers de genade van Christus? Is dat niet een vorm van hoogmoed, een van de zeven doodzonden? Verbijsterend vind ik dat deze uitspraken gedaan worden door een Dominicaan, terwijl ik mij als homo juist door de
Dominicanen in Huissen binnen de kerk zo gezien voel.

Velen hebben mij al eens gevraagd, waarom ik als homo de stap wil zetten om mij op te laten nemen in de katholieke kerk. Uiteraard heb ik mijzelf dat ook afgevraagd, waarbij ik telkens uitkom bij hetzelfde antwoord. Dat antwoord is, dat het mij niet te doen is om het instituut kerk, maar om mijn relatie met God, die ik nu eenmaal het beste bemiddeld ervaar in de katholieke kerk. Toch noemde ik mijzelf de laatste tijd nogal eens "katholiek-in-wording" of "leerling-katholiek". Dit interview slaat voor mij op dit moment echter de deur dicht. Die woorden komen voorlopig mijn mond niet meer uit. Een volgende stap op mijn weg zal nog steeds zijn om mij te laten dopen. Niet om opgenomen te worden in de katholieke kerk, maar om mijn verbondenheid met Jezus' voorbeeld als mens te markeren.

Heb ik kerk nodig?

220px-South_Entrance_Saint_Anselm_Abbey Monniken in ons deel van de wereld, zijn meestal katholieke monniken. Zij zijn gedoopt in de rooms-katholieke kerk, volgen haar ritus, geloven in God en in Jezus als Verlosser. Zij wonen in gemeenschap in kloosters. Mijn monnik voldoet aan geen van deze kenmerken. Ik ben niet gedoopt, maar neem wel eens deel aan de rooms-katholieke ritus i.c. de eucharistie, wat echter volgens de officiële regels niet mag. Ik geloof wel in God, dat durf ik tegenwoordig wel te zeggen, maar met Jezus als persoonlijke verlosser heb ik moeite. En ik ben gelukkig getrouwd. Is mijn monnik wel een echte monnik?

Het is niet voor niets dat ik, als ik de kans krijg, deelneem aan de eucharistie en te communie ga. Voor de niet-katholieke lezers: de eucharistie is de viering in de kerk, waarbij als hoogtepunt van het ritueel de hostie (lichaam van Christus) en de wijn (bloed van Christus) door de priester aan de gelovigen wordt uitgedeeld (de communie). Bij een deel van de kloosters wordt dit ritueel dagelijks gevierd, bij andere en in een gewone parochie een keer per week. Als ik mijzelf waardig vind dan neem ik deel aan dit ritueel, omdat er in die viering soms iets bijzonders met mij gebeurt. Ik ga open, om het zo te zeggen, ik voel mij verbonden met het goddelijke, deel van het geheel en soms ben ik tot tranen geroerd. En soms gebeurt er niets bijzonders of ik blijf in de bank en ga niet naar voren om brood en wijn te ontvangen.

Terug naar de vraag of ik kerk nodig heb, de titel van dit bericht. Het officiële antwoord is, dat ik kerk nodig heb om überhaupt deel te mogen nemen aan het ritueel dat ik hierboven beschrijf. Niet zomaar kerk, maar de rooms-katholieke kerk. Niet alleen ongedoopten zoals ik worden uitgesloten, maar ook medechristenen zoals de protestantse buurman wordt gevraagd om in de bank te blijven zitten. De theologische achtergronden daarvan zal ik je besparen, beste lezer. Maar ook al ben ik dus ongedoopt, toch neem ik wel deel als het mogelijk is en het ritueel werkt dus duidelijk op mij in. Het lijkt er dus op, dat ik geen kerk nodig heb. Maar kerk en geloof is natuurlijk meer dan de communie, dus dit antwoord bevredigt niet. Mijn monnik is meer dan een communieganger.