Thuismonnik

Op zoek naar de monnik in mijzelf

Kerkregels

Bijbel Eerder deze week kwam ik via Twitter terecht bij een bijzondere, ontroerende documentaire, die door de NCRV op 23 december is uitgezonden. Het is het portret van een sterke, warme vrouw uit Staphorst: een van de plekken in Nederland waar het orthodoxe protestantse geloof nog voor veel mensen leidend is bij de inrichting van hun leven. Hilligje Kok-Bisschop is een weduwe met in ieder geval drie kinderen, actief en betrokken bij de gemeenschap van haar kerk, die zelfstandig een boerenbedrijf lijkt te leiden. De documentaire laat zien hoe zij als vrouw haar plek wil innemen in het mannenbolwerk van haar kerk en de SGP: omdat zij vindt dat God geen onderscheid maakt en dat zij dus meer stem zou moeten hebben dan alleen te mogen dweilen in de kerk. Het kerkbestuur maakt duidelijk dat zij zich op een heilloze weg bevindt. Uiteindelijk kiest zij voor haar eigenwaarde en voor haar homoseksuele zoon en verlaat zij de kerk. Ze blijft een erg gelovige vrouw die vanuit het evangelie leeft en dat ook wil uitdragen, maar met de beklemmende regels van haar kerk kan ze niet meer uit de voeten.

De documentaire laat op liefdevolle manier zien, zonder met de beschuldigende vinger naar de kerk te wijzen, hoe iemand die oprecht en vanuit liefde met haar medemensen wil omgaan, vastloopt in kerkregels die claimen de waarheid of het juiste geloof in pacht te hebben. Juist de menselijke opzet van de film maakt het contrast met de rigide kerkregels voelbaar. Ik vind het extra schrijnend dat de veroordelingen door de kerk over het pad dat zij kiest, ook nog eens worden uitgesproken uit naam van God. Zo raakt de menselijkheid volledig uit het zicht en hoeft de predikant of kerkenraad zelf geen verantwoordelijkheid te nemen voor mogelijke gevolgen van dergelijke oordelen. Zij vertolken immers de wil van God? Ik bewonder de weg die deze vrouw is gegaan om zichzelf eerlijk in de ogen te kunnen blijven kijken. De manier waarop zij rustig, met alle twijfels maar wel doorzettend opkomt voor zichzelf en voor de band met haar zoon, is prachtig om te zien.

En de SGP, de partij die een uitspraak van de Hoge Raad aan zijn broek kreeg om de uitsluiting van vrouwen te stoppen? Kees van der Staaij, de fractievoorzitter in de Tweede Kamer, laat duidelijk zien van het gevoel van deze vrouw volstrekt niets te begrijpen. Hij geeft niet eens antwoord op haar vraag naar de uitkomst van de speciale SGP-vergadering over het arrest van de Hoge Raad. Hij walst volkomen over haar heen en nodigt haar uit op een kopje koffie in Den Haag. En vertrekt dan zo snel mogelijk uit het oog van de camera, samen met zijn slippendrager: dezelfde man die Hilligje Kok eerder glimlachend meldde dat zij van de rechter niet mogen discrimineren, om haar vervolgens niet toe te laten tot de vergadering, omdat zij geen perskaart heeft. Als dat de manier is waarop de mannenbroeders omgaan met de terechte vragen van hun vrouwen....

http://www.ncrv.nl/ncrvgemist/23-12-2013/ncrv-dokument-houdt-god-van-vrouwen

Geloven

getijden Gisteren heb ik een stille retraite van ruim drie volledige etmalen bij de trappisten van de Abdij Koningshoeven afgesloten. Het was een voorrecht om in een groep van 12 gasten al die tijd mee te mogen leven met een vitale en levendige kloostergemeenschap en zes maal per dag gezamenlijk de gebedsmomenten te vieren. Iedere avond was er een trappistenbiertje voor ons, waaronder woensdag de eerste kennismaking met het nieuwste Nederlandse trappistenbier, Zundert: een absolute aanrader. Een bijzonder moment vond ik iedere ochtend de zogeheten conferentie van broeder Korneel, de vorige abt van de abdij. Een half uurtje waarin hij ons aan de hand van zijn eigen persoonlijke ervaring en teksten uit de bijbel of andere bronnen stof tot overdenking meegaf.

In de welkomstbrief was als onderwerp de adventstijd aangekondigd, maar omdat er deelnemers waren die vorig jaar in dezelfde tijd ook al aan de retraite hadden deelgenomen, heeft broeder Korneel ons vier maal onderhouden over de Godsontmoeting. Dan gaat het dus over vragen als: Kunnen wij God ervaren? Waar is God te ervaren? Hoe kan God ervaren worden? God is niet te ervaren, maar we kunnen wel iets van Hem gewaarworden. We kunnen Hem bijvoorbeeld gewaarworden in de stilte (Elia op de berg Horeb) of in de nacht (Jacob die worstelt met God en in zijn heup gewond wordt). Maar vandaag ging het over diegene in wie of via wie christenen bovenal God gewaar kunnen worden: Jezus van Nazareth. Die in Johannes 14, 6 zegt: "Ik ben de weg, en de waarheid en het leven. Alleen door Mij heeft men toegang tot de Vader."

In zijn beschouwing maakte br. Korneel duidelijk in grote lijn twee soorten oprechte gelovigen (christenen) te kennen. De eerste groep gelovigen bestaat uit die mensen, die via Christus tot God komen. Zij zijn de mensen die zich verbonden voelen met Jezus in Zijn concrete bestaan in de bijbel en die via Hem geleidelijk aan iets gaan proeven van het grote mysterie dat Hem overstijgt: God. De tweede groep mensen volgt in zekere zin de omgekeerde weg: van God naar Christus. Zij voelen zich vanuit een authentieke religiositeit aangetrokken tot God en zien Hem vervolgens geleidelijk gezicht krijgen in de mens Jezus. Maar voor beide groepen mensen geldt, dat uiteindelijk Christus centraal staat. Zijn persoon maakt hen tot christenen. Zelf behoor ik zeker tot de tweede groep, niet de eerste. Voor mij begint Christus eigenlijk pas contouren te krijgen sinds de vieringen tijdens de Goede Week in Huissen dit voorjaar.

Gastvrijheid

de-gastvrijheid-van-abraham "Alle gasten die langskomen worden ontvangen als Christus zelf, want Hij zal zeggen: 'Ik was gast en u hebt Mij ontvangen ' (Mt. 25, 35). Aan allen wordt de gepaste eer bewezen, vooral aan broeders in het geloof en aan pelgrims." Dit citaat uit het drieënvijftigste hoofdstuk van de Regel van Benedictus ligt aan de basis van de gastvrijheid in kloosters. Er spreekt uit dat je iemand die bij jou aanklopt om onderdak, gastvrij welkom heet, want hij of zij kan immers Christus zelf zijn? In de kloosters van de Benedictijnen en de Trappisten die ik heb bezocht (zij leven volgens deze Regel), was ik ook altijd welkom. Al moet ik wel zeggen, dat het gevoel welkom te zijn de ene keer wel sterker was dan de andere keer. Dat kan met mijn eigen constitutie van dat moment te maken hebben gehad, maar de ene gastenbroeder of -zuster is ook absoluut vriendelijker en gastvrijer dan de ander. Ook in dat opzicht zijn kloosterlingen net zulke onvolmaakte mensen als jij en ik. Maar wat zorgt er nu voor dat ik mij als gast welkom voel?

Een van de aspecten van gastvrijheid is dat de gastheer (of -vrouw, maar om dit verhaal op mijzelf te kunnen betrekken, beperk ik mij tot de -heer) ervoor zorgt, dat de materiële zaken voor het verblijf van de gast goed geregeld zijn. Als goed gastheer maak je je gast wegwijs, je zorgt dat de kamer schoon en in orde is en dat er voor eten en drinken wordt gezorgd. Dit is belangrijk in gastheerschap, maar het is maar een begin. Ik heb de afgelopen jaren heel veel nachten doorgebracht in hotels. Meestal waren de receptionisten goed opgeleid en deden ze precies wat ik hierboven beschreef. Maar voelde ik mij in die hotels een gast? Nee: ik voelde mij meestal een klant en maar zelden een gast: een klant die tegen betaling een dienst geleverd krijgt. Meestal een goede dienst, maar dit is volgens mij niet wat Benedictus bedoelde. Deze manier van ontvangen vormt de buitenkant van het gastheerschap.

Je kunt als gastheer een stap verder gaan door interesse te tonen in je gast. Wie is deze mens die ik onderdak verleen? Waar komt ze vandaan, waar gaat ze heen? Heeft hij bijzondere wensen of verlangens? Voelt zij zich wel op haar gemak in dit vreemde huis? Je kunt die interesse in je gast ook materieel tonen, bijvoorbeeld door een welkomstkaart op de kamer of een bloemetje op tafel. Misschien een welkomstdrankje? Voor dergelijke blijken van aandacht in je gasten is het nodig, dat je je als gastheer in hem of haar verplaatst, al voordat de gast is gearriveerd. En dat je je alle tijd dat de gast bij jou onderdak is, betrokken voelt bij hem of haar. Niet als aangeleerd maniertje elke ochtend vragen of de gast goed geslapen heeft, maar
weten of aanvoelen hoe het met hem of haar staat en daarop aansluiten met je eigen reacties. Deze manier om mensen te ontvangen heb ik zelf in praktijk gebracht als gastheer bij retraites die werden georganiseerd door Pulsar (De Voorde). Bij Pulsar voelt een gastheer of trainer zich echt betrokken bij jou als uniek mens, wanneer je daar komt als deelnemer aan een programma of als individuele gast. En dat is nu net het grote verschil dat ik ervaar met hotels: bij Pulsar voel ik mij gezien en opgenomen in het huis, bij hotels voel ik mij meestal wel welkom, maar niet deel van het geheel. En de kloosters? De grote afstand tussen hotels en Pulsar overbruggen zij niet, in mijn ervaring. Maar de ontvangst is in ieder geval vele malen persoonlijker dan in hotels en soms zit er een parel tussen, waar ik mij echt opgenomen voel in het geheel, zoals bij de Franciscanen in Megen. Over deze minderbroeders kan Benedictus in ieder geval tevreden zijn, ook al volgen zij nu net weer een andere regel...

Matigheid

Temperantia In de middeleeuwen kreeg de christelijke deugdenleer zijn vastomlijnde vorm, waarvan wij in onze tijd nog vooral de leer van de zeven hoofdzonden kennen. Al zullen er anno 2013 niet zoveel mensen meer zijn die het hele rijtje kunnen opnoemen. "Zonde" is inmiddels een beladen woord geworden, of het heeft als bijvoeglijk naamwoord de betekenis van "spijtig" gekregen. Als je je als mens met een van de volgende zeven zonden inliet, dan diende je dat onverwijld te biechten en de opgelegde boete uit te voeren. Omdat ik het Latijn zo mooi vind, benoem ik de zeven hoofdzonden met hun officiële naam:

  • superbia - hoogmoed
  • avaritia - hebzucht
  • luxuria - wellust
  • invidia - jaloezie
  • gula - gulzigheid, onmatigheid
  • ira - woede
  • acedia - gemakzucht, luiheid

Wie heeft er niet af en toe last van een van deze hoofdzonden? Opvallend is natuurlijk, dat ook anno 2013 de meeste van deze zonden nog steeds als negatief worden beoordeeld. Veel minder bekend is dat de middeleeuwers tegenover deze zeven hoofdzonden ook zeven deugden hebben geformuleerd. De eerste vier stammen al uit de klassieke oudheid (de zogenaamde kardinale deugden), de andere drie zijn de bekende christelijke deugden:

  • prudentia - voorzichtigheid
  • iustitia - rechtvaardigheid
  • temperantia - matigheid
  • fortitudo - moed
  • fides - geloof (=vertrouwen)
  • spes - hoop
  • caritas - (naasten)liefde

Een van de monastieke waarden waar wij in onze maatschappij heel ver vanaf gedreven zijn, is de deugd van de 
matigheid of de temperantia. Benedictus beargumenteert in zijn Regel bijvoorbeeld dat twee warme gerechten per tafel voldoende is en ook vindt hij een pond brood per dag wel voldoende. Hij voegt er wel aan toe: "Als er extra zwaar werk is verricht, kan het dienstig zijn de porties te vergroten; het is geheel aan de abt om hierover te beslissen. Maar in elk geval voorkomt hij onmatigheid, zodat het nooit zover komt dat een monnik aan indigestie lijdt. Want niets is zo oneigenlijk voor élke christen als overmaat, zoals onze Heer zegt: 'Zorg ervoor dat u niet versuft raakt door overmaat' (Lc 21, 34)." Dit is maar een voorbeeld, maar de hele Regel (en het leven van monniken in 2013) ademt de geest van de temperantia.

Voordat we ons als moderne westerse mens hiervan afkeren onder het mom dat er sprake is van "overdreven zuinigheid", is het goed om te beseffen dat het hier niet gaat om opgelegd zuinig moeten zijn. Het gaat hier om 
het vinden van de juiste maat: matigheid zoekt het juiste midden, het juiste evenwicht tussen bijvoorbeeld onze wensen en verlangens en onze fysieke constitutie. Of tussen de graaizucht van de mens en de spankracht van natuur en milieu. Of tussen de hoog opgeschroefde prestatie-eisen van je school of je werk en de noodzaak om te ontspannen en tot rust te komen. Deze voorbeelden zijn met talloze andere aan te vullen, die allemaal schrijnend duidelijk maken, hoe noodzakelijk het is om het juiste midden te vinden, dus hoe belangrijk de deugd van temperantia is die de monniken ons voorleven. Tot slot een mooi voorbeeld van de tegenhanger van matigheid, de hoofdzonde gula.

Overvloed-supermarkt

Zoeken

Heksenbol Ik noem mijzelf met enige regelmaat een zoeker. En dan doel ik op een spirituele zoektocht, eigenlijk een tocht het wezen van mijn bestaan. Het gaat dus om levensvragen, vragen zoals: Wie ben ik? Wat is mijn bestemming? Wie of wat is God? In de kern van de zaak is mijn tocht natuurlijk een zoektocht naar God. Ook monniken worden beschouwd als godzoekers en deze gesteldheid deel ik dus met hen. Eigen aan mijzelf is dan vervolgens, dat mijn zoektocht naar antwoorden heel vaak een zoektocht naar een vorm wordt. Niet de inhoud, het wezen, krijgt dan meer de meeste aandacht, maar de uiterlijke vorm. En zo heb ik op mijn zoektocht met vele vormen kennis gemaakt die zoekers kunnen helpen, vaak als therapie, opleiding of cursus: rebirthing (bestaat dat nog?), reïncarnatie(therapie), zenmeditatie, retraite in een klooster, allerlei programma's bij deVoorde (Pulsar). In eerdere berichten heb ik al beschreven wat mijn meest indrukwekkende ervaring was op deze zoektocht, die zich natuurlijk juist voordeed op het moment dat ik innerlijk mijn zoeken kon loslaten. Toen ik die stap zette, ontstond er innerlijk ruimte, om het christelijk te zeggen, voor God. Toen ik mijn zoeken losliet, ontstond er ruimte om gevonden te worden.

In het laatste nummer van het Dominicaanse tijdschrift Geloven onderweg staat een mooi artikel van Henk Jongerius, de prior van de Dominicanen in Huissen, dat precies hierover gaat. Alleen al de titel is een prachtige omkering van wat ik hierboven over mijzelf vertel: God zoekt de mens. Jongerius ontleent deze titel aan een boek met dezelfde titel van de grote joodse denker Abraham Heschel. Diens uitgangspunt is, in overeenstemming met de grondovertuiging in de vijf boeken van Mozes, dat het God is die tot mensen spreekt en mensen roept. In de joodse traditie heet het derde boek van Mozes ook niet Leviticus, maar 'God roept', de eerste woorden van dit boek. In de zgn. Naardense bijbelvertaling: "Hij roept Mozes toe, en de Ene spreekt tot hem vanuit de tent van samenkomst en zegt: ...".

Jongerius formuleert formuleert het zo: "Het is God die naar ons toekomt op zijn manier." Het komt erop aan dat wij mensen onze ogen en oren openhouden en dat ons hart bedacht is op zijn verschijnen. Het gaat er met andere woorden om dat we ontvankelijk in het leven staan. En dat is wel eens heel moeilijk. Denk bijvoorbeeld aan momenten er iets afschuwelijks gebeurt in je leven of in de wereld om je heen of momenten dat je te druk bent met je gedachten of je gevoelens van twijfel of onzekerheid. Ik vind het in zulke situaties moeilijk om mijn hart open te houden en te ervaren wat er aan de hand is zonder daar direct over te oordelen. En als je over jezelf oordeelt, sluit je je hart. Dan ben je niet ontvankelijk en klopt God tevergeefs op de deur om binnengelaten te worden. Dit geheim van God die ruimte in ons binnenste vraagt en in ons werkzaam is, dat is wat de mystici van alle eeuwen proberen te verwoorden. Ik heb in Duitsland de genade gehad van zo'n
mystieke ervaring, en zij staat aan de basis van mijn tocht van de laatste jaren binnen de christelijke, katholieke traditie. Het mag dan zo zijn dat God mij zocht (zoekt), gelukkig ben ik zelf ook op zoek gegaan naar Hem. En zo kwamen wij elkaar tegen en kon ik aan het eind van mijn programma in Duitsland als motto formuleren: "zoekt en gij zult gevonden worden."

Paulus

Apostel-Paulus De heilige apostel Paulus is mijn naamgenoot. Een apostel waarvan ik het negatieve beeld had van een theologische scherpslijper. Hij wordt in orthodox-christelijke kringen op handen gedragen en dat maakt mij wantrouwend, omdat de orthodoxe kijk op het leven zeker niet mijn levenshouding is. Bovendien is een van de passages die door hen altijd wordt aangedragen om homoseksualiteit te veroordelen, afkomstig uit Paulus' brief aan de Romeinen. Niet bepaald iemand waar ik mij direct mee zou willen verbinden. Een boek van Anselm Grün over Paulus (Paulus. Ervaring als kern van christelijk geloof, uitg. Ten Have) heeft mijn kijk behoorlijk veranderd. De crux zit hem in de ondertitel van het boek. Anselm Grün ging niet op zoek naar de theoloog en farizeeër Paulus, maar naar de mens Paulus. Hier op deze pagina kan ik een studie van 159 pagina's natuurlijk geen recht doen, maar ik probeer toch te laten zien, waarom ik mij nu wel met deze bijzondere man kan verbinden.

Er is nauwelijks een apostel zo omstreden als Paulus. Protestanten zien hem als de eigenlijke theoloog van het Nieuwe Testament. Maar veel vrijzinnige protestanten zijn helemaal op hem afgeknapt. Vrouwen hebben moeite met hem omdat hij zo vrouwvijandig zou zijn. Homo's moeten niets van hem hebben, vooral vanwege zijn brief aan de Romeinen. Joden zien in Paulus een verrader, die verantwoordelijk wordt gehouden voor de kloof tussen het jodendom en het christendom. Ook de exegeten leggen allemaal weer andere accenten. Sinds Luther zien veel protestantse theologen in Paulus de kern van het christelijke geloof en de basis van de kerk. Oosters-orthodoxe kerken zien hem als vertegenwoordiger van de Christusmystiek: iemand die ons wil binnenleiden in een mystieke ervaring van Christus. Boeiende man, niet waar? Verwijzend naar het tv-spelletje Wie van de drie? zou ik haast zeggen: "Wil dan nu de echte Paulus opstaan?"

Anselm Grün slaat in zijn boek een andere weg in. Hij zegt weinig te kunnen bijdragen aan exegetische discussies of opheldering van Paulus' theologie. Hij beschrijft in zijn boek de algemene menselijke ervaringen, die naar zijn mening op de achtergrond van Paulus' theologie een rol spelen. Hij stelt zichzelf steeds weer de vraag hoe wij vandaag ervaringen kunnen opdoen zoals die ook bij Paulus plaatsvonden. Hij verplaatst zich in de mens achter al die brieven in het Nieuwe Testament en de vele reizen en toespraken, die in de 
Handelingen der apostelen beschreven staan. Grün schetst een overtuigend beeld van een fascinerende en kleurrijke figuur, die volop actief was in een multireligieuze samenleving. Allerlei abstract lijkende theologische uitspraken van Paulus over wet en genade, over gerechtigheid en zonde, over verlossing en bevrijding blijken zo echte menselijke ervaringen als achtergrond te hebben. Bijvoorbeeld de ervaring dat je als spreker je onderwerp en woordkeus aanpast aan je publiek, als je tenminste wilt dat je boodschap duidelijk overkomt. Daarom lijkt de Paulus die aan de Romeinen schrijft een andere dan de Paulus die aan de Korintiërs schrijft. Door zo de mens Paulus zichtbaar te maken, kan ik mij prima verbinden met iemand die ik niet tot mijn intieme vriendenkring zou toelaten, maar met wie ik wel prima door een deur zou kunnen. Prachtig!

Stilte

Stilte-e1380189062372 Een belangrijke waarde van het leven van monniken waarin ik mij herken, is het verlangen naar stilte. Over dit onderwerp is en wordt veel geschreven. Ook ikzelf heb een pagina gewijd aan de stilte. Hier wil ik je deelgenoot maken van twee teksten over stilte. Zij spreken mij aan, omdat ze zo mooi verwoorden waar het mij bij het ervaren van stilte om gaat. Ze beschrijven mijn eigen verlangen en ervaring in de woorden van een een monnik uit de 21e eeuw respectievelijk de 7e eeuw. Misschien herken jij je ook in wat er verwoord wordt?

Het juninummer 2013 van Herademing, tijdschrift voor spiritualiteit en mystiek, heeft als titel Weg van de stilte. In een interview met de gastenpater van het Norbertijnenklooster in Tongerlo, wordt aan hem de volgende vraag gesteld (p. 32): Is zwijgen hetzelfde als stilte?. Zijn antwoord illustreert heel mooi de monastieke kijk op stilte. Pater Ivo Cleiren:

Ik denk het niet. Stilte is luisteren. Zwijgen is niet-spreken. Als je het positief kleurt, is stilte 'luisteren'. De Regel van Benedictus (ca. 480 - ca. 547) zegt: 'Luister, mijn zoon.' Als je stil wordt, luister je naar wat God je te zeggen heeft. Vanzelf komt dan naar boven, de houding van verwondering en dankbaarheid. Luisteren vraagt om stilte, want als je niet luistert, hoor je niets..

Antoinette van Gurp citeert in hetzelfde nummer op p. 25 Isaac van Ninivé, een Syrische woestijnmonnik uit de 7e eeuw.

Stilte is het mysterie van de wereld die komen moet. De spraak is het orgaan van deze wereld. Velen zijn gretig op zoek, maar alleen zij zullen vinden die in voortdurende stilte volharden! Stilte zal u verlichten in God en zal u bevrijden van de spoken van onwetendheid. Stilte zal u verenigen met God. Hou van de stilte meer dan van wat dan ook: zij brengt een vrucht voort die geen tong kan beschrijven. Aanvankelijk moeten wij onszelf dwingen om stil te zijn. Maar daarna wordt vanuit onze echte stilte iets geboren dat ons naar diepere stilte drijft. Moge God u een ervaring schenken van dit 'iets' dat geboren wordt uit stilte. Als u dit beleeft, dan zal er een onuitsprekelijk licht over u neerdalen.

Eenvoud

Salvia-officinalis-e1377586161723 Veertien dagen geleden heb ik, voor het eerst sinds tijden, thuis weer een stiltedag gehouden. Toen stelde ik mijzelf ook expliciet de vraag met welke kwaliteiten uit het monastieke leven ik mij verbonden voel of zou willen verbinden. In mijn vorige bericht heb ik aandacht besteed aan rituelen en het rituele karakter van het leven als monnik. In dit bericht gaat het om een waarde die erg monastiek is, maar waarvan ik het verrassend vond dat ik mij daarmee verbonden voel. Ik heb het over de kwaliteit van eenvoud. Materieel heb ik het goed en behoor ik zeker tot de bevoorrechten in onze Nederlandse maatschappij. Ik leid dus zeker geen leven in eenvoud. Ik heb een mooi huis, alle apparaten die ik wens, een auto en lekker eten en drinken. Dat kan veel eenvoudiger en soberder. Toch voel ik mij verbonden met eenvoud.

Eenvoud is voor mij, dat ik (denk ik) gelukkig en tevreden kan zijn zonder luxe, dat niet alles om geld draait. Eenvoud is dat waarden als liefde en gezondheid veel wezenlijker zijn dan geld. Maar eenvoud is ook dat ik zit te genieten op een stoel tussen de bloemen naast een omgewaaide kersenboom. Eenvoud is blij worden van een blauwe salieplant, de activiteiten van een hommel of het zingen van een merel. In het kloosterritme past het woord eenvoud voor mij bij het moment van de lauden: na de nachtwake het eerste getijde van de dag. De lauden gaat over het ontvangen van de nieuwe dag als een geschenk. De lauden nodigt uit tot genieten van wat ons geschonken wordt en tot dankbaarheid. De lauden is verbonden met de ervaring van verwondering. En dat is precies de eenvoud waarover ik het heb.

Materieel heb ik het goed en leef ik niet eenvoudig. Maar ik ben blij dat ik nog het vermogen heb om te genieten van een saliebloem. Die vorm van eenvoud koester ik om niet in de valkuil te vallen die René Froger bezingt. "Een eigen huis, een plek onder de zon en altijd iemand in de buurt, die van mij houden kon. Toch wou ik dat ik net iets vaker simpelweg gelukkig was." Dat lijkt mij uitermate treurig.

Rituelen

avondmaal Deze blog heeft als ondertitel: "Ruimte maken voor de monnik in mijzelf". Ik onderzoek hoe de kloostertraditie mij kan inspireren bij de invulling van mijn leven en werken. Een monnik leidt zijn leven vanuit een bepaalde levenshouding. Hij heeft bepaalde waarden die zijn leven mede vormgeven. Deel van het proces van ruimte maken voor de monnik in mijzelf is onderzoeken, waar mijn eigen waarden overeenkomen met die van een monnik. En welke monastieke waarden zijn mij op dit moment niet eigen, maar kan ik aannemen in mijn eigen leven omdat ze mij raken en bij mij passen? Er is veel geschreven over de betekenis die monastieke waarden kunnen hebben in het leven van jou en mij. Bijvoorbeeld door de Duitse benedictijner monnik en veelschrijver Anselm Grün, door Wil Derkse met zijn boek Een levensregel voor beginners of door Ton Roumen - een Nederlandse theoloog die veel mensen begeleidt in hun zoektocht naar zin en heling op hun levensweg door bijv. retraites te organiseren en boeken te schrijven zoals De moderne mens als mysticus. In enkele bijdragen ga ik in op monastieke waarden die in mijn leven belangrijk (kunnen) zijn. Allereerst de rituelen.

Ik ben iemand die gevoelig is voor de kracht van rituelen. Bijvoorbeeld een uitvaart of crematie ontroert mij altijd erg. Dat heeft natuurlijk zeker te maken met het verlies, maar ook met het rituele karakter van de situatie: de verbondenheid met mensen die erbij aanwezig zijn, bepaalde handelingen die in een bepaalde volgorde worden gedaan, de gezamenlijke aandacht op de overledene en zijn of haar leven, bloemen en kaarsen. De katholieke kerk is rijk aan rituelen, rijker dan de protestantse die veel rituelen heeft afgeschaft of versoberd. Dit rituele karakter is een voorname reden waarom ik mij wil aansluiten bij de katholieke kerk en niet bij een protestantse, hoeveel vriendelijker voor homo's bijv. de remonstranten ook zijn. Een hoogtepunt van de katholieke rituelen of liturgie vormt voor mij de eucharistieviering, het delen van wijn en brood in nagedachtenis aan het Laatste Avondmaal en de kruisiging en wederopstanding van Jezus. In contemplatieve kloosters wordt de eucharistie vaak dagelijks gevierd, in andere een of twee keer per week. Het is al enkele keren gebeurd dat ik door de eucharistieviering zeer geraakt werd: tot tranen geroerd en sterk verbonden met de mensen om mij heen en (soms) met het goddelijke.

In 1993 publiceerde de Nederlandse sjamaan
Daan van Kampenhout bij uitgeverij Bres een boek met als titel Rituelen. Essentie, uitvoering en begeleiding. Hij schrijft (p. 15-16): "Je kunt de uiterlijke aspecten van rituelen vrij gemakkelijk benoemen. Daaronder vallen bijvoorbeeld de kleren die je speciaal aantrekt, de wierook, salie of kaarsen die je brandt, de woorden die je uitspreekt, de muziek die klinkt, de klanken die je zingt, de handelingen die je uitvoert. De essentie van een ritueel is echter niet in de uiterlijkheden te vinden. De essentie zit in de beleving ervan. Een ritueel is een brandpunt in de tijd, waarbij je je concentratie aanwendt om iets teweeg te brengen of intens te ervaren. (...) De essentie van welk ritueel dan ook is uiteindelijk verbinding. (...) Je verbindt jezelf met de wereld binnen in je en de wereld om je heen. De verbinding is de ware essentie van het ritueel, als je geen verbintenis tot stand weet te brengen heeft een ritueel geen kracht." In alle opzichten herken ik deze beschrijving. De uiterlijkheden vind je allemaal terug in de liturgie van de eucharistie, maar veel daarvan heb ik bijv. ook gebruikt, toen ik mijn eigen ritueel ontwierp om afscheid te nemen van mijn plannen voor een eigen praktijk. Ook de concentratie is een noodzakelijke voorwaarde: een priester die voorgaat in de eucharistieviering omdat het nu eenmaal zijn werk is, maakt bij mij weinig los in tegenstelling tot een geconcentreerde en bezielde voorganger. En dat verbondenheid de essentie is, heb ik hierboven natuurlijk ook aangegeven.

Monniken - zeker contemplatieven zoals benedictijnen en trappisten - leiden een leven dat in hoge mate geritualiseerd is, met een vaste dagindeling, vaste gebedstijden met hun eigen liturgie, een dagelijkse eucharistieviering... Ik voel mij thuis bij dat rituele; het ontspant mij aanzienlijk beter en maakt mij veel rustiger dan ons gebruikelijke leven, waarbij je vrijwel permanent (al of niet door de maatschappij gedwongen) moet kiezen. Een iets ritueler leven zou mij dus goed doen. Maar dan moet ik natuurlijk mijn vaste
dagritme wel volhouden.....

Roomse heisa

JPII Struinend in mijn boekenkast op zoek naar geschikte lectuur voor mijn middagje sauna stuitte ik op een klein boekje van 52 pagina's onder de titel Roomse Heisa. Het boekje is een bundeling van artikelen (het woord columns bestond toen nog niet, volgens mij) van de hand van Gerard Reve, die in NRC Handelsblad verschenen zijn in de periode van 5 april tot 15 mei 1985. De titel trok mij aan na alle commotie over het interview met Vaticaan-theoloog Wojciech. Reve blijkt zijn artikelen geschreven te hebben op verzoek van de krant met als aanleiding het omstreden bezoek van de toenmalige paus Johannes Paulus II aan Nederland.

Ik moet zeggen dat ik niet teleurgesteld ben in mijn keuze voor dit boekje als saunalectuur. Door de omvang past het precies in de zak van mijn badjas, wat natuurlijk erg praktisch is. Het bevat pareltjes van Reviaans taalgebruik en humor, waardoor ik regelmatig met een glimlach aan mijn maaltijd zat. Zo moppert de schrijver naar aanleiding van de openluchtmis op vliegveld Beek bij het vertrek van de paus: "En dan dat geëmmer over de liefde, al maar door, maar heeft die liefde iets met tederheid of deernis te maken? Wat hebben u of ik te maken met de 'mysterieuze, oneindige liefde tussen de Drie Goddelijke Personen'? Niemand beweert toch dat die drie bonje met elkaar hebben?" Een betere observator en verslaggever van de Roomse heisa dan de homoseksuele en erg katholieke Gerard Reve kon ik mij na al dat zware gedoe over de katholieke moraal niet wensen.

Een van de artikelen draagt de titel (let op de hoofdletters!):
De Ontoepasbaarheid Van De Katholieke Moraal. In het licht van Wojciech een interessante titel. De aanleiding van dit artikel was de toespraak van Hedwig Wasser, lid van de Nederlandse Missieraad, voor de paus in de Jaarbeurs in Utrecht. In een persoonlijke toevoeging aan de goedgekeurde toespraak hekelde zij de uitsluiting in de kerk van ongehuwd samenwonenden, gescheidenen, gehuwde priesters, homoseksuelen én vrouwen. Reve vindt na lang nadenken dat zij terecht haar eigen mening uitsprak. Dit is aanleiding voor een beschouwing met als kern: "Het wezenlijke van een volwassen, volgroeide religie is dat zij iets zegt, maar iets anders bedoelt. Dat geldt zowel voor de verwoording van het geloof als voor de verwoording van de moraal die ze haar aanhangers voorhoudt." Hij illustreert dat aan de hand van een paar geloofswaarheden en concludeert: "Dit betekent volgens mij, dat de verwoording van het verkondigde niet is wat met gelooft. Men gelooft iets anders dat men niet wil of niet kan uitspreken." Vervolgens betrekt hij die redenering op de katholieke moraal.

"Zo gelieve men ook de door de RK kerk officieel gedecreteerde seksuele moraal te beschouwen. Deze is zo absurd en zo totaal ontoepasbaar dat iemand die het bij een oppervlakkige beschouwing laat gemakkelijk tot de conclusie kan komen 'dat ze in Rome gek geworden zijn'. De ontoepasbaarheid van die moraal zoude ons echter ook tot het vermoeden kunnen leiden dat niet van ons verondersteld wordt dat wij die moraal naar haar woordelijke inhoud ooit zouden kunnen naleven. Vandaar dat ik, net als bij mijn beschouwing van het geloof, denk dat, mutatis mutandis, er iets anders dan het letterlijk medegedeelde bedoeld wordt." Het is een mooie redenering, maar ook een naïeve gedachte volgens mij. Ik vrees dat Rome in de persoon van Wojtiech echt vindt dat de uitsluiting van de groepen die Hedwig Wasser noemde, geheel terecht is. Maar ik schaar mij volgaarne achter Reves overtuiging, dat ik verondersteld word om die moraal niet woordelijk na te leven, omdat zij zo absurd en ontoepasbaar is. Ik vind haar namelijk ook absurd, ontoepasbaar en niet van deze tijd. Ik vind mijn eigen seksuele moraal goed en wel van deze tijd. Of getuigt dit nu van de zonde van de hoogmoed?

Kerk

kerk-e1374876300373 Vorige week schreef ik hier een bijdrage over katholiek worden onder de titel Katholiek?  De aanleiding voor deze bijdrage was het interview van een Amerikaanse tv-zender met de huis- of hoftheoloog van paus Franciscus, de Poolse Dominicaan Wojciech Giertych. Ik was op dit interview geattendeerd door de nieuwsbrief van de Dominicaanse gemeenschap in Nederland, waarop ik geabonneerd ben. Het artikel over dit interview op de website van Dominicaans Nederland heeft veel reacties losgemaakt. Zelf heb ik daar ook aan bijgedragen en het doet mij heel erg goed, dat mijn persoonlijke reacties zoveel ondersteunende en warme respons opgeleverd heeft van mensen die ik persoonlijk helemaal niet ken. Mensen die zich goed kunnen verplaatsen in een ander en die, om het christelijk te zeggen, ware naastenliefde tonen. Dit in tegenstelling tot de man die de aanleiding was van al deze commotie, al denkt hijzelf daar natuurlijk anders over. Je helpt mensen met "dat probleem" immers het beste "door hen de waarheid te zeggen?"

Mijn reacties op Giertychs verhaal en de zoektocht waarvan ik hier als Thuismonnik verslag doe, riepen bij sommige lezers van Dominicaans Nederland herkenning op. Bijvoorbeeld bij Raymond Meulendijk, weer iemand die ik nog nooit gezien of gesproken heb, maar die net als ik een open en persoonlijke reactie gaf. Het is fijn om te weten dat ik niet alleen sta in mijn zoektocht naar een religieus en spiritueel thuis met een katholieke kleur. Ook herkent hij mijn twijfels en aarzeling bij die tocht, wanneer er vanuit Rome geluiden komen zoals in het interview: "Mijn inmiddels overleden vader was homoseksueel en daardoor roepen uitspraken zoals die van Giertych ook bij mij vragen op als ‘hoe kan ik kiezen voor iets dat zo haaks staat op mijn overtuigingen en ideeën?’ Wat fijn dat iemand als Leo er dan is en terecht de nadruk legt op de ‘bodem’ van de kerk."

De Leo waarover hij het heeft, is Leo Raph. A. de Jong o.p. Hij is Dominicaan, zoals blijkt uit de letters o.p. (ordo preadicatorum of orde der predikheren). Ik citeer graag uit zijn reactie op
Dominicaans Nederland omdat daaruit een visie op het wezen van kerk blijkt, die mij na alle commotie weer verzoent met de weg die ik momenteel bewandel. Het wezen van kerk is voor mij, dat ze bestaat uit mensen, die als gemeenschap in naastenliefde verbonden zijn met elkaar en met God. "Voor zover dat mogelijk is kan ik jouw teleurstelling mede aanvoelen. Het enige, dat ik jou kan antwoorden is de formulering, die ik zelf vaak in onze kerk gebruik, voordat wij te communie gaan: “Omdat niet wij het zijn, die aan deze Tafel uitnodigen, maar de verrezen Heer zelf, mag ieder, die zich genodigd weet, naar voren komen en samen met ons te communie gaan”Lijkt me heel wat christelijker dan al die kerkelijke uitspraken, waar jij pijn aan hebt. En ook wij zijn Rooms Katholiek. Want de eeuwige is niet alleen aanwezig bij de hiërarchie – al denken zij dat soms wel – maar juist, en misschien bij voorkeur op de bodem van de kerk. En dat zijn wij."

Wat is dus het mooie resultaat van al dat geworstel? Dat helder geworden is, wat voor mij het wezen van "kerk" uitmaakt. Het
etymologisch woordenboek geeft aan dat dit woord afkomstig is van het vulgair Griekse kūrikón, dat 'huis van de heer' betekent. Etymologisch verwijst de kerk dus naar het gebouw of het instituut, niet naar de mensen. Zonder mensen is zo'n gebouw echter leeg. Zonder gehoorzame onderdanen is zo'n instituut een tandeloze tijger, die op een van de heuvels van Rome weliswaar hard brult, maar zichzelf ook steeds onmogelijker maakt. Mijn kerk is de kerk van Leo de Jong en van de broeders in Huissen, niet de kerk die Giertych in Rome propageert.

Katholiek?

katholiek De laatste jaren ben ik mij geleidelijk steeds meer verbonden gaan voelen met het katholieke geloof. Het mysterie, de rituelen en liturgie en de vieringen: ik vind dat de katholieke kerk veel bewaard heeft van de waarde van het christendom voor mijn leven, nl. verbondenheid met God en de boodschap van liefde van Jezus. Het grote sacrament van de eucharistie raakt mij erg en ik vind het onbegrijpelijk dat de protestantse kerken het delen van brood en wijn maar zo zelden vieren. Het meevieren dit jaar van de Goede Week in Huissen was voor mij een hoogtepunt in deze verbondenheid met het katholicisme.

Daar is nu voor de zoveelste keer een enorme knauw in gekomen. En de aanleiding is opnieuw - hoe kan het ook anders? - homoseksualiteit. Een Amerikaanse tv-zender interviewde de zogenoemde huistheoloog van de paus, de man die toespraken en dergelijke op hun theologische zuiverheid en waarheid controleert. In dit interview heeft hij het over de homo-ideologie die erop uit is om de mensheid te veranderen, gesteund door overheden met macht en geld. Hij heeft het over perversie, ziekte en misvorming van de menselijke natuur. Hij heeft het over emotioneel instabiele mensen uit gebroken gezinnen. Hij heeft het over abortus en anticonceptie als oorzaken van de huidige moraal. Hij heeft het over "mensen met dit probleem". Hij heeft het over mij....

Opnieuw schoffeert de top van de katholieke kerk medemensen zoals jij en ik door ze af te schilderen als perverse misvormingen van de menselijke natuur, die er zelfs nog op uit zijn om de mensheid te gronde te richten met hun "ideologie". Giertych is van mening dat met het toenemen van de invloed van de overheid de moraal omlaag gaat. De kerk daarentegen zorgt wel voor hoge morele normen, want zij heeft immers de genade van Christus? Is dat niet een vorm van hoogmoed, een van de zeven doodzonden? Verbijsterend vind ik dat deze uitspraken gedaan worden door een Dominicaan, terwijl ik mij als homo juist door de
Dominicanen in Huissen binnen de kerk zo gezien voel.

Velen hebben mij al eens gevraagd, waarom ik als homo de stap wil zetten om mij op te laten nemen in de katholieke kerk. Uiteraard heb ik mijzelf dat ook afgevraagd, waarbij ik telkens uitkom bij hetzelfde antwoord. Dat antwoord is, dat het mij niet te doen is om het instituut kerk, maar om mijn relatie met God, die ik nu eenmaal het beste bemiddeld ervaar in de katholieke kerk. Toch noemde ik mijzelf de laatste tijd nogal eens "katholiek-in-wording" of "leerling-katholiek". Dit interview slaat voor mij op dit moment echter de deur dicht. Die woorden komen voorlopig mijn mond niet meer uit. Een volgende stap op mijn weg zal nog steeds zijn om mij te laten dopen. Niet om opgenomen te worden in de katholieke kerk, maar om mijn verbondenheid met Jezus' voorbeeld als mens te markeren.

Franciscanen

Franciscus Dit weekend was ik voor het eerst te gast bij de franciscanen in hun klooster in het prachtige stadje Megen, ook wel Assisi aan de Maas genoemd omdat er zowel een broederklooster van de franciscanen is als een zusterklooster van de clarissen. voor mij de kennismaking met weer een andere smaak kloosterspiritualiteit. Ik ben al vaak te gast geweest bij de contemplatieve ordes, zoals benedictijnen en trappisten. Ik voel mij thuis bij hun stilte en rust, hun verzorgde liturgie in een vast ritme van zes of zeven getijden, hun zingen van de psalmen. Een verblijf in hun kloosters brengt mij tot rust, voedt mijn verlangen naar stilte en loskomen van deze jachtige maatschappij met al met zijn hypes en dwang tot prestatie en concurrentie. Als gast deel ik maar beperkt in hun leven: ik logeer meestal in een apart gastenverblijf en ontmoet de monniken of monialen alleen tijdens de gebedsvieringen en soms de warme maaltijd en spreek hooguit met de gastenbroeder of -zuster. Het afgelopen jaar was ik enkele keren te gast bij een programma in het Dominicanenklooster in Huissen. Niet direct tussen de monniken, maar met name tijdens de Goede Week dit jaar heb ik ruimschoots kennisgemaakt met de dominicaanse smaak van kloosterspiritualiteit: open naar de wereld, kritisch binnen kerk en maatschappij op zoek naar het ware en veel belang hechtend aan je eigen geweten en inzichten in plaats van aan regels. Dominicanen zijn betrokken bij de onderdrukten van deze wereld. Ze hebben maar twee gebedsdiensten per dag, maar die zijn wel verzorgd en tijdens de Goede Week hebben we prachtig gevierd.

En nu was ik dus bij de franciscanen: een enorm contrast met de contemplatieve kloosters. Wij maakten als gasten in alle opzichten deel uit van hun leven. We hadden onze kamers tussen die van de broeders in. Tijdens de vier gebedsmomenten per dag zaten we tussen hen in in de koorbanken. Tijdens de maaltijden en de koffie en thee zaten we met hen aan tafel en spraken over van alles en nog wat. Om 21:50 was er de dagsluiting van 10 minuten, waarna we nog tot ca 23:00 onder het genot van een hapje en een drankje "recreatie" hadden met de broeders. Heerlijk ontspannen met serieuze gesprekken en grapjes. Een samenzijn onder vrienden. In de contemplatieve kloosters is dan al vanaf ca 21:00 de zogenaamde grote stilte ingegaan. Terwijl de benedictijnen een mooie verzorgde liturgie hebben en je als gast tijdens de viering je eigen weg laten zoeken in de psalmen, vond ik die bij de franciscanen rommeliger. Zij doen namelijk hun uiterste best om je bij de viering te helpen. De liturgie wordt telkens onderbroken na een bepaald onderdeel, omdat de voorganger dan bijv. even vertelt op welke pagina in de ringband we weer verder gaan. Pas als hij het gevoel heeft dat we het allemaal hebben gevonden, gaan we door. De psalmen worden meer gelezen dan gezongen.

Tijdens een gezamenlijk moment met onze groep gasten heb ik mijn ervaring tot dan toe omschreven als "gewoon". Ik vond het in het klooster zo 
gewoon. En dat bedoelde ik in positieve zin. Op deze manier delen met elkaar past heel erg bij de franciscanen, die ieder mens bij voorbaat al beschouwen als een broeder of zuster. Toen ik de gardiaan, de overste van het klooster, vroeg wat er nu zo franciscaans is aan zijn leven als franciscaan, was broederschap het eerste dat in hem opkwam. Zij zijn betrokken bij vrede en ecologie vanuit dit ideaal. Zo versta ik ook de vraag van de gastenbroeder of ik iets van mij wil laten horen, als ik mij laat opnemen in de kerk: ik ben een broeder, zij zijn betrokken en op dat moment bidden zij ook voor mij. Deze vorm van openheid en betrokkenheid ontroert me en maakte dat ik mij heel snel thuis voelde bij de broeders in Megen. Maar ik heb de stilte, het zingen en de mooie liturgie wel wat gemist. Het gewone van het leven bij de broeders haalt mijn romantisch-mystieke beeld van de plechtige monnik wel wat onderuit.

Dominicanen

Domincus Mijn eerste bezoek aan een klooster was aan de St. Paulusabdij in Oosterhout, een benedictijns klooster. Benedictijnen zijn een contemplatieve orde: zij richten zich sterk op een innerlijk leven en werken in en om het klooster waar zij wonen. Ze zijn meestal niet erg naar buiten gericht (hoewel voormalig bisschop van Rotterdam Mgr. Bär benedictijn is) en in het publieke debat zul je ze dan ook niet tegenkomen. Ook cisterciënzers of trappisten zijn contemplatieve monniken en monialen. Na mijn bezoek aan Oosterhout ben ik nog in vele kloosters te gast geweest, alleen of in gezelschap tijdens een reis met De Wandelmaat, en meestal waren dit contemplatieve kloosters. De stilte, het ritme, de getijden: ze raken mij en zijn belangrijk voor mij, wat je ook overal op deze website terug vindt. Maar het laatste jaar begint een andere loot aan de stam van de kloosterboom voor mij steeds meer te bloeien: de orde van de Dominicanen. En dat noopt mij als Thuismonnik tot zelfreflectie.

De Dominicanen in Nederland zijn verdeeld over enkele gemeenschappen en/of kloosters. Een van de bekendste daarvan is het Dominicanenklooster in Huissen, dat een jarenlange traditie heeft van cursussen en bijeenkomsten voor bezinning, bezieling en beweging. Al voordat ik actiever kloosters bezocht, had ik van hen gehoord als bijzonder cursuscentrum. Maar de Dominicanen hebben ook een actieve en steeds groeiende lekenbeweging: mensen die geïnspireerd door het Dominicaanse gedachtegoed buiten de kloostermuren leven, al of niet werken of een gezin hebben en hun inspiratie actief uitdragen in de buitenwereld. Het ordedevies van de Dominicanen luidt contemplari et contemplata aliis tradere: datgene wat wij door overweging hebben mogen ontvangen, willen wij doorgeven aan anderen. Dominicanen nemen iets waar of bestuderen het, ze gaan bij zichzelf naar binnen en overwegen het waargenomene, en ze dragen vervolgens actief uit. Dominicanen hebben een mening. In het Nederlands heet hun orde: orde der predikers (vroeger: predikheren).

Bij de Dominicanen in Huissen voel ik mij thuis. Ik heb er mooie programma's gevolgd zoals een stilteretraite en een Gregoriaanse studieweek, maar ik heb er ook prachtig mogen vieren tijdens de
Goede Week. De Dominicanen die ik ken, zijn open en tolerant en betrokken op mensen en maatschappij. Homoseksualiteit is voor hen een normaal en geaccepteerd gegeven en iedereen wordt uitgenodigd deel te nemen aan de eucharistie. Ook de theoloog James Alison van wie ik een lezing over Paulus' brief aan de Romeinen heb vertaald, was Dominicaan voordat hij uittrad. Zij zijn (in ieder geval in Nederland) een kritische luis in de pels van de katholieke kerk, maar ook in onze steeds egoïstischer maatschappij. Dominicanen kom je wel tegen in het publieke debat. Zij laten mij zien hoe je vanuit geloof en overtuiging kloosterling kunt zijn en positief kritisch actief deel kunt nemen aan de samenleving. Waarbij de waarde van ieder mens voorop staat. Persoonlijk heb ik het vaste ritme, de vele gebedsmomenten en de stilte van een contemplatief klooster nodig om in mijzelf te keren en tot rust te komen. Benedictijnen en trappisten voeden mij (ook intellectueel en met bier en kaas), maar Dominicanen zijn voor mij voorbeelden, hoe ik als Thuismonnik ook mijn leven zou willen inrichten. Een soort rolmodel, zeg maar.

Geraakt worden

Voetwassing Geloof is iets wat je raakt. Geloven gaat niet over het verstand, hoe belangrijk ons verstand ook is. Het helpt ons bijvoorbeeld om waarheid van leugen te onderscheiden en om de wereld om ons heen te begrijpen. Zonder verstand zouden wij geen mens zijn, zouden wij als biologische soort al lang uitgestorven zijn. Geloof is ook niet het aannemen van een serie dogma's en regels van een kerk en je leven daardoor laten bepalen. Geloven is een kwestie van het hart: de zetel van je gevoel en emoties en de bron van jouw liefde voor een ander. Het is de plek waar je geraakt wordt door de Bron van Liefde. Je kunt een pantser om je hart heen leggen zodat de pijlen afketsen, maar je kunt het ook open zetten en je laten raken. En dat is wat er dezer dagen volop met mij gebeurt.

In het Dominicanenklooster in Huissen vier ik sinds woensdag samen met andere gasten, de gemeenschap hier en mensen van buiten de Goede Week: de periode in het jaar waarin de kerk het lijden, sterven en de verrijzenis van Jezus Christus gedenkt. De liturgie is prachtig, ingetogen en met veel samen zingen en gedenken van Jezus' boodschap van liefde voor mensen. Ik word iedere keer geraakt door de boodschap die in deze dagen telkens terugkomt, dat ieder mens van waarde is en dat Jezus naast de misdeelden en verdrukten stond. Dat Hij heeft laten zien in woord en daad waartoe wij mensen geschapen zijn, namelijk om elkaar nabij te zijn, te steunen en te helpen, niemand uitgezonderd. In iedere viering bij de voorbeden (de hardop uitgesproken uitnodiging om mensen of groepen mensen in je gedachten of gebed mee te nemen) worden ook altijd de homo's genoemd. Deze openheid en betrokkenheid bij mens en maatschappij is kenmerkend voor de Dominicanen; en voor Jezus' boodschap zoals Hij die heeft voorgeleefd. En dat raakt mij in mijn hart.

In deze tijd van het jaar, in deze omgeving van het klooster in Huissen, kan ik niet aanwezig zijn zonder mij te laten raken door wat ik zie en ervaar. Op Witte Donderdag de "Gedachtenis van het Laatste Avondmaal van Jezus Messias" vieren met zo'n 100 mensen rondom een lange tafel, een mooie overweging van
André Lascaris o.p., prachtige zang van de cantorij en samenzang met elkaar: voor mij wordt dan invoelbaar hoe Jezus met zijn leerlingen zijn laatste avondmaal vierde. Jezus die tijdens de maaltijd opstaat en zijn leerlingen de voeten wast, toont dat dienstbaarheid betekent dat je handelt (Johannes 13: 17). En ook dat raakt mij: hoe dienstbaar ben ik, hoe egocentrisch ben ik? Iedere viering zijn er wel momenten, die mij raken.

Dat is ook precies waar het hier om gaat, volgens mij. Mijzelf laten raken door het meeleven met deze periode uit het leven van Jezus en mijzelf dan vervolgens de vraag stellen: en ik dan? Waar sta ik nu? Wat betekent dit voor mij en voor mijn leven? En die vragen stel ik mijzelf zonder mijzelf met mijn antwoord te veroordelen. De vieringen, de overwegingen, de manier waarop Jezus met Zijn leerlingen omging: alles toont dat de bedoeling niet is dat ik mij schuldig en klein ga voelen, maar dat ik
mij bewust word van mijn handelen naar andere mensen. En dat ik probeer om iedere keer iets meer in Zijn geest te handelen. Geen straf en boete omdat Hij voor of door mijn zonden gestorven zou zijn, maar een uitnodiging om Zijn voorbeeld te volgen en telkens weer iets goeds te doen en een iets beter mens te worden. Stapje voor stapje. Dat is een uitnodiging waarop ik graag inga.

Spiritualiteit

In het leven van monniken speelt spiritualiteit een belangrijke rol. Ik zal mij niet wagen aan een definitie van het begrip: dat hebben vele anderen met veel betere papieren dan ik al veel en vaak gedaan. In mijn boekenkast staat zelfs een Handboek Spiritualiteit van Kees Waaijman, dat inclusief noten en registers 954 pagina's telt. Zonder hem tekort te willen doen (hij is als emeritus hoogleraar Spiritualiteit van de Radboud-universiteit en karmeliet dé specialist in Nederland) zoek ik het voor mijn verkenning van de betekenis van spiritualiteit voor mijn leven toch liever bij praktische boeken van monniken, die hun ervaringen in eenvoudige taal overbrengen. En daarvan zijn er vele verschenen. Mijn vraag als thuismonnik is, hoe ik spiritualiteit in mijn dagelijkse leven kan integreren. Hoe ziet spiritualiteit in mijn leven er nu uit? Wat kunnen de beroepsmonniken mij leren vanuit hun traditie en inrichting van hun leven, dat voor mij en voor jou bruikbaar is?

Het eerste dat opvalt in veel van de boeken van monniken over dit thema, is dat spiritualiteit zo ontzettend gewoon en nuchter is. Het is niets zweverigs maar erg aards. De benedictijnen Anselm Grün en Meinrad Dufner spreken over 
Spiritualiteit van beneden (Kok - ten Have, Kampen 2008). De titel van een van hun hoofdstukken luidt: Deemoed en humor als grondkenmerk van het christelijk bestaan. Deemoed, dat kan ik direct plaatsen, maar humor als grondkenmerk in een boek over spiritualiteit? De jezuïet Jan van Deenen die samen met mede-auteur Petra den Dulk een band heeft met de St. Willibrordsabdij in Doetinchem benadrukt in het boek De mysticus in jezelf - in aandacht leven (Ten Have, Kampen 2007) hoe gewoon de mystiek is. De titel van het eerste hoofdstuk luidt: Mystiek: buitengewoon gewoon. Voorwaarden in je leven om ruimte te maken voor mystiek zijn volgens hen: stilte, aandacht voor het lichaam en adem.

Hein Stufkens tenslotte heeft een boekje geschreven onder de titel 
Gelukkig zijn - De monnik als model (Ankh-Hermes, Deventer 2006). In zijn eerste hoofdstuk citeert hij de Belgische benedictijn Benoît Standaert, waarvan hij een lezing bijwoonde over spiritualiteit. Ik citeer hier graag ook weer uit, omdat het zo'n mooi voorbeeld is van de praktische en nuchtere levenslessen die wij van monniken kunnen leren. Standaert zegt: "Spiritualiteit is de beoefening van levenskunst door zich toe te leggen op welbepaalde vormen die gaandeweg omvormend werken. Spiritualiteit streeft dus omvorming na. Ze leidt tot een herwonnen vrijheid, telkens weer te veroveren maar ook telkens weer beschikbaar, want de toegang tot de bron is weer verzekerd." Het doel van spiritualiteit toelaten in je leven is dus omvorming, een beter en gelukkiger mens worden. Hij beveelt ons drie vormen aan uit de vele vormen waarin hij als monnik zich heeft getraind. Deze drie zouden in de leefwereld van ons allemaal een plek kunnen vinden.

De eerste oefening die Standaert noemt, is: niets doen. Gewoon stoppen: een uur, een halve dag, een dag. En dit regelmatig doen. Deze oefening spreekt mij erg aan, omdat zij zo goed bij mij past en ik in mijn leven de stilte zo nodig heb en waardeer. De tweede oefening van Standaert is een veel lastiger opgave voor mij en met mij vele anderen. Hij beveelt namelijk aan om te leren leven met paradoxen, schijnbare tegenstrijdigheden. En dat vinden we moeilijk: we vinden iets al gauw zwart of wit, goed of fout; we vinden die mens al gauw leuk of onaardig, betrokken of afstandelijk, enz. Toch staan alle wijsheidsboeken in oost en west vol met paradoxen, zoals: wie grijpt verliest, of de eersten zullen de laatsten zijn. En de derde oefening die hij aanbeveelt is het beoefenen van dankbaarheid. Standaert: "De toeleg op dankbaarheid, in alle omstandigheden, in goede en kwade dagen, vormt pas helemaal het hart om. (...) Ik ken geen betere thermometer van het geestelijk leven, voor mijzelf en voor anderen, dan die effectieve constante grondhouding van dankzegging, wat we ook mogen meemaken." En dat is verreweg de allermoeilijkste oefening van de drie, zeker op momenten dat pijn en moeilijkheden je deel zijn. Maar de constante oefening in dankbaarheid zal zeker helpen om juist in die moeilijke momenten overeind te blijven. Daarvan ben ik wel overtuigd.

Ontwaken

Het was alsof ik ontwaakte uit een droom van afgescheidenheid.
Dit kleine punt van niets-zijn en volkomen armoede is zuivere heerlijkheid van God in ons,
zijn naam die in ons is geschreven, onze afhankelijkheid, ons kindschap.
Het was alsof ik ontwaakte uit een droom van afgescheidenheid,
kind onder de kinderen,
deel van het geheel, maar toch uniek.
Dit kleine punt van niets-zijn en volkomen armoede is zuivere heerlijkheid van God in ons.
Het was alsof ik ontwaakte uit een droom van afgescheidenheid.

Bovenstaand gedicht heb ik geschreven op 9 februari 2013 tijdens een workshop over Thomas Merton, een cisterciënzer monnik (trappist), die voor velen een bron van inspiratie was en is. De dichtvorm is een rondeel, een vorm die veel door de rederijkers uit de 16e en 17e eeuw is gebezigd. Het rondeel kenmerkt zich door herhaling van bepaalde regels op vaste plekken in het gedicht. De regels van mijn rondeel zijn zinnen uit een tekst van Thomas Merton.

Wòrden

Van een vriendin kreeg ik een boek te leen van Ben Bos: Alles is één. Kanttekeningen over psychologie en mystiek. Zij is door Ben opgeleid in de psychosynthese bij het Centrum Psychosynthese Holland. Ben was mede-oprichter van dit centrum en had in haar woorden "ook een monnik in zich waar hij behoorlijk mee heeft geworsteld bij tijd en wijle. Hij deelde dat regelmatig in de therapiegroep of in zijn workshops en het is deels terug te vinden in zijn boeken." De psychosynthese wordt ook wel de psychologie van het hart genoemd. Het is een praktische en positieve psychologie, ontwikkeld door de Italiaanse psychiater Roberto Assagioli, die de mens in zijn wezen benadert. Meer dan je zorgen of wisselende stemmingen is er een stille onveranderlijke plek in je innerlijk, ‘het zelf’: een liefdevol en krachtig centrum. Psychosynthese is er mede op gericht om dit 'zelf' te ontwikkelen. Jaren geleden heb ik de prachtige en liefdevolle benadering van deze psychologie zelf in therapie mogen ervaren.

Ben Bos schrijft een zin die bij mij blijft haken. Ik citeer hem hier samen met de voorafgaande alinea, omdat die context nodig is om hem te begrijpen. "Ik ben veel meer dan mijn zelf - manifestaties in het leven van alledag. Ik heb een voorgrond (mijn bewuste, PW) en een niet direct peilbare achtergrond (mijn onbewuste, dat de psychosynthese in drieën verdeelt, PW). Wanneer wij elkaar in de voorgrond ontmoeten, ligt er een enorme wereld achter. Het gaat niet aan, een ander volledig te identificeren met zijn aanwezigheid van dit moment. Elk mens die ik ontmoet is vloeiend. Kan zo meteen 'anders' zijn. Gemakkelijke, typologische oordelen over een ander zijn altijd vooroordelen, zeker wanneer ik in mijn oordeel de ander dan ook nog afwijs, waardeloos vind, op de vuilnishoop gooi, haat, kan verscheuren. Leef ik in vooroordelen, dan kies ik voor strijd - straf - kwetsen - niet verstaan - jaloezie - vernietiging - bijtzucht etc. Erg vrolijk wordt de wereld er niet van. Ik vorm in dat geval een schakel in de ketting van het lijden. Roberto verbreekt die schakel. Hij kiest voor liefde, voor de Ziel, voor ruimte
opdat ik mezelf kan zijn en zo kan wòrden."

Het streepje op 'wòrden' is hier essentieel. Het geeft aan dat ik niet een vastomlijnd iemand bèn, maar dat ik 'in wording' ben. Ik ben dus groeiende. Ook fysiek is dat zo: alle cellen in mijn lichaam worden voortdurend vernieuwd. De Nieuwe Katechismus uit 1966, die ik gelezen heb tijdens mijn geloofsgesprekken, verwoordt het zo: God
heeft niet geschapen, maar God schept. De schepping is niet iets vaststaands vanuit het verleden, maar is permanent in wording. Iemand vertelde mij over roeping, dat dat geen 'ding' is dat je hebt maar dat roeping een proces is. Ik vind dit een zeer bevrijdend inzicht, dat door Ben Bos prachtig is verwoord. Ik ben niet maar ik word. Het geeft mij een groot gevoel van ruimte om zo naar mijzelf en anderen te kijken. Het maakt mij liefdevol naar mijzelf en naar anderen. Dank je wel, Ben Bos.

God zoeken - 5

God Een monnik is een godzoeker. Dat geldt ook voor mij, al noemde ik dat aanvankelijk niet zo. God was voor mij dusdanig vreemd dat ik het woord niet in mijn mond nam. Geen Aanwezigheid maar een begrip, dat iets aanduidde waar ik niet in geloofde. Ik was wel op zoek, maar niet naar God. Waar dan wel naar? Naar iets, duidelijker dan dat kon ik het niet omschrijven. Tegenwoordig kan ik wel zeggen dat ik een godzoeker ben en in die zin ben ik ook zeker een monnik. De mystiek zal het zo formuleren, dat mijn ziel verlangt naar God. De mystiek zal zeggen dat God mij zoekt. En jou. Maar wie is nu God? Ik heb hierover een mooi stuk gelezen in het boek Leven met de Beminde van Agnes Holvast, waarin zij haar negen jaar in een Clarissen-klooster beschrijft. Ik citeer hier graag iets uit, omdat zij goed beschrijft hoe ik God zie. Dat is nog iets anders dan hoe ik God ervaar: ik wil mijn godservaring niet vergelijken met iemand die jaren in een contemplatief klooster heeft gewoond.

"Het is een riskante zaak een hoofdstuk aan God te wijden. In feite gaat het hele boek over God, zoals ik zelf over God ga en zoals het hele leven over God gaat. Het is mijn overtuiging dat er zonder God niet eens leven zou zijn. Zonder God zou mijn hart niet kloppen, zou ik niet kunnen ademen en zou ik niet kunnen groeien of liefhebben. (...) Ik zou niet de unieke persoon zijn die ik ben. Ik zou er überhaupt niet zijn. (...) Alles is uit God en alles is in God. God is groter dan alles, het idee dat ik God met mijn verstand zou kunnen bevatten is dwaas en aanmatigend."

"In mijn relatie tot God ervaar ik Hem, naast het Zíjn van alles wat is, als een God die ik mag benaderen, een God die van mij houdt en die zich om mijn groei en levensgeluk bekommert. (...) Het hele leven bestaat uit relatie. De mens gaat een relatie aan met de aarde door haar te bewerken. Nieuwe mensen, planten en dieren ontstaan door relatie. Geluk heeft een direct verband met relatie, want niemand kan gelukkig zijn zonder een relatie aan te gaan met anderen of het andere. Het is bekend dat kinderen kunnen sterven als ze alleen gevoed worden met eten, maar niet met aandacht en liefde. Het wezen van het leven zélf is relatie. En aangezien God de basis is voor het leven, hoe zou het dan kunnen dat ik geen relatie met Hem kan aangaan!

Natuurlijk heeft het gevaren als ik God aanspreek als mijn gelijke. Als ik naar God kijk alsof Hij een persoon zou zijn, dan ben ik al snel geneigd om alles wat ik opgedaan heb aan kennis over de mens op God te projecteren. Dan creëer ik Hem naar mijn beeld, naar mijn verlangens of naar mijn angsten. Maar als ik mezelf van deze al te menselijke neiging bewust ben, dan is het grootste kwaad al bezworen. Dan kan ik gaan lachen om mijn eigen godsbeeld omdat ik weet dat dit God niet is.want God ontsnapt natuurlijk aan al mijn beelden. Hoe kan ik immers met mijn beperkte geest God begrijpen? Dit is onmogelijk.

Ik heb mijzelf voortdurend moeten betrappen op mijn valse godsbeelden. Een van de voornaamste was misschien wel het geloof dat God samenviel met de Liefde die ik op mysterieuze wijze ervoer. Ik maakte God klein door Hem te meten aan de maat die ik kon bevatten. Terwijl de werkelijkheid andersom is: God bevat mij volledig. Voor mij ligt daar het verrukkelijke van de persoonlijke God: ik word uitgenodigd om me volledig aan Hem toe te vertrouwen. Dit is de beste weg om me uit mijn angst- en ego-denken te trekken."

God zoeken - 4

God "De meest indrukwekkende (en kwetsbare) ervaring was bij de 7de smart: begraven. Ik heb echt kunnen begraven en loslaten en heb totale overgave gevoeld (aanvaarding). Ik heb geknield voor het kruis, stond weer op, voelde alsof er in mijn rug geduwd werd, heb weer geknield en mijn hoofd op het altaar gelegd. Overgave. Toen ik weer opstond, zag ik het kleine beeldje van Jezus en zag in Hem niet zozeer de Lijdende Mens, maar de Mens met kracht en zachtheid. Jezus als voorbeeld. Het kruis is voor mij het absolute symbool van overgave.

Na de wending voelde ik mij herboren (= de opstanding). Precies zoals ik in mijn "werkboek" tijdens de voorbereiding op De Voorde had getekend: ik ben liefde. Bij het afdalen van de treden had ik heel sterk het gevoel: ik mag er zijn. Bij de rest van de weg terug, was er aanvankelijk vooral mildheid en zachtheid en gedachtes over mijn eigen praktijk, net als toen ik de eerste keer het pad van de smarten en de vreugden liep. Bij gevonden vloeiden de tranen; ik heb me echt gevonden en thuis gevoeld, wetend dat ik gedragen word. De bekroning maakte me sterk en stil. Ik ben op het bankje gaan zitten, heb wat gedronken en de plek bekeken. Daarna ben ik terug gegaan en heb tegen de begeleidster, Claudia, gezegd: ik ben klaar. Ik was daar ook klaar voor dat moment. Ik heb daar ontvangen wat er voor mij op dat moment te krijgen was. Uitermate bijzonder en indrukwekkend."

Deze nuchtere laatste woorden doen onvoldoende recht aan wat ik toen ervaren heb. Maar het voelde nog zo kwetsbaar voor mij met mijn niet-christelijke achtergrond en mijn linkse verleden om voor iedereen duidelijk zichtbaar geknield te hebben voor het kruis, dat ik er voor mijzelf nog niet goed mee uit de voeten kon. Vandaar mijn wat afstandelijke woorden en mijn aarzelingen destijds om er in mijn dagelijkse omgeving over te praten. Nu kan ik zeggen dat ik aangeraakt ben door God, toen kon ik dat nog niet. Wel heb ik helemaal aan het eind van het programma terug op De Voorde de volgende levensspreuk geformuleerd, waarin iets terug klinkt van mijn gevoel van thuiskomen en verwondering:

Zoekt en gij zult gevonden worden (soms uit onverwachte hoek).

God zoeken - 3

God Wat ik nu ga schrijven, is heel persoonlijk. Het komt uit mijn dagboek uit 2006. Ik heb het drie dagen na terugkomst van mijn programma bij De Voorde opgeschreven. Toen ik het opschreef voelde de ervaring nog erg kwetsbaar, ook vanwege mijn niet-christelijke achtergrond. Ik heb het destijds ook maar aan een of twee mensen verteld. Inmiddels heb ik geen schroom meer om met mijn verhaal naar buiten te komen. Het is weliswaar een persoonlijk verhaal, maar het is ook een universeel verhaal: het is het verhaal van iemand die op zeker moment geraakt is door God. Om het te volgen, moet je je door mijn woorden heen in mijn ervaringswereld verplaatsen. Misschien herken je iets van jezelf in mijn aantekeningen.

Bonhoeffer schreef: "Als ik degene ben die zegt waar God zijn zal, dan zal ik daar altijd een God vinden die op een of andere manier bij mij past, mij bevalt, die met mijn wezen verbonden is. Is het echter God die zegt waar hij zijn wil, dan zal dat een plaats zijn, die vooralsnog helemaal niet bij mijn wezen past, die mij ook in het geheel niet bevalt. Deze plaats is het kruis van Jezus. En wie hem daar vinden wil, die moet ook zelf onder dit kruis, zoals de Bergrede dat verlangt." Dat is precies wat mij is overkomen. Hier volgt het eerste stuk van de tekst uit mijn dagboek. In de volgende post beschrijf ik het vervolg. Cursieve woorden duiden telkens een kapel met de betreffende smart of vreugde aan op de pelgrimsplek in Oberzeuzheim.

"De tweede tocht was voor mij uiteindelijk nog indrukwekkender.Toen ik het pad van de zeven smarten startte, kwam op mijn innerlijk vraag wat rijp was om te
offeren het antwoord: mijn verwachtingen. Dat maakte me rijp voor de vlucht: mijn eigen innerlijke waarheid was op de vlucht om zichzelf te beschermen tegen al mijn verwachtingen (en tegen andermans verwachtingen, denk ik nu). Bij het verloren zijn voelde ik me ook verloren en eenzaam. Ik realiseerde me waarom ik op zoek ben: om gevonden te worden. Ik ben niet op spirituele zoektocht om de waarheid van een ander te vinden (christendom, boeddhisme of wat dan ook). Ik ben niet op zoek om de juiste vorm voor mijn spiritualiteit te vinden. Juist het feit dat ik van huis uit geen vorm heb meegekregen, maakt mij als spiritueel zoeker rijp voor de ervaring van verloren zijn. Ik ken immers geen vorm om mij aan vast te houden? Bij de ontmoeting herinnerde ik mij mijn verschillende ontmoetingen met spirituele tradities: kloosters, De Voorde, de plek in Duitsland waar ik stond. De vraag, wat rijp was om losgelaten te worden (de kruisiging), gaf mij als antwoord: mijn zoektocht. En zo heb ik mijn zoeken losgelaten. Vervolgens werd mij alles teruggegeven wat mijn naar dat moment op die plek heeft gebracht. Ik voelde me dankbaar voor mijn pad tot dan toe."

God zoeken - 2

God Mijn vorige bericht was een citaat uit een boek van Dietrich Bonhoeffer, de bekende Duitse Lutherse predikant en theoloog, die in 1945 door de nazi's vermoord is, toen bleek dat hij betrokken was bij de voorbereiding van de aanslag op Hitler in 1944. Ik heb het citaat gepubliceerd omdat de tekst mij op dat moment aansprak. Maar al typend realiseerde ik mij ineens, hoezeer zijn tekst van toepassing is op mijn eigen leven, mijn eigen ommekeer. Die speelde zich af op een oude pelgrimsplek in Duitsland bij het plaatsje Oberzeuzheim. Ik was op die plek op de zondag van Pasen 2006 als onderdeel van een programma bij De Voorde. Het thema van dat programma was In het licht van nieuwe ruimte en de leidraad vormden De zeven smarten en zeven vreugden van Maria, de moeder van Jezus.

Op deze bijzondere plek in Duitsland loop je een route, die je langs zes kapelletjes naar een altaar met een groot kruis en een kleine crucifix voert. Op elk van de kapelletjes vind je op je tocht naar het kruis een afbeelding van een van de zeven smarten, te beginnen bij het offer op de eerste kapel. Aan het eind loop je een trap op langs een oude heilige bron naar het nog hoger gelegen altaar met kruis: de plek van de zevende smart van Maria, begraven. Maar het is tevens een plaats van ommekeer: uiterlijk en innerlijk. Fysiek draai je je om met het gezicht naar de route die je eerder gelopen hebt. Innerlijk draai je je om van de zevende smart naar de eerste vreugde, nl. de opstanding. In de dood van het oude staat een nieuwe mens op. Vernieuwd volg je dan dezelfde route terug langs de kapellen, maar nu zie je een andere kant van de bouwsels. In plaats van een smart zie je nu op elke kapel een afbeelding van een vreugde. En zo kom je terug bij de eerste kapel. En waar je op de heenweg gevraagd werd om een offer, ervaar je hier de bekroning.

wallfahrtsstätte_sieben_schmerzen

Deze hele weg van smarten en vreugden is beschreven in een prachtig boek van Marcel Derkse van De Voorde, getiteld
Uit vrije wil. Oude wegen naar nieuw leven. Dit mystieke boek beschrijft twee oude wegen naar menswording, de christelijke weg van de smarten en de vreugden en de soefi-weg van de Latifa's. Bij elk van de veertien stappen op de christelijke weg geeft Marcel overwegingen om je te steunen om die stappen innerlijk ook te maken, aangevuld met delen uit zijn eigen dagboek. Ik ben Marcel en de staf van De Voorde veel dank verschuldigd dat zij mijn ommekeer hebben mogelijk gemaakt. In mijn volgende post zal ik je mijn verhaal vertellen en word je ook duidelijk, hoezeer het aansluit bij het verhaal van Dietrich Bonhoeffer.

God zoeken - 1

God In feite kunnen we alleen maar iets zoeken wat we al kennen. Wanneer ik niet weet wat ik eigenlijk zoek, ben ik niet echt op zoek. Wij moeten dus al weten welke God wij zoeken, eer we hem werkelijk zoeken.
Nu weet ik van de God die ik zoek óf iets uit mijzelf, uit mijn ervaringen en inzichten, uit de door mij zus of zo geïnterpreteerde geschiedenis of natuur, dat wil zeggen gewoon uit mijzelf, óf ik weet iets van hem op grond van zijn openbaring, zijn eigen Woord. Ík bepaal de plaats waar ik God vinden wil, of ik laat Gód de plaats bestemmen waar hij gevonden wil zijn.

Als ik degene ben die zegt waar God zijn zal, dan zal ik daar altijd een God vinden die op een of andere manier bij mij past, mij bevalt, die met mijn wezen verbonden is. Is het echter God die zegt waar hij zijn wil, dan zal dat een plaats zijn, die vooralsnog helemaal niet bij mijn wezen past, die mij ook in het geheel niet bevalt. Deze plaats is het kruis van Jezus. En wie hem daar vinden wil, die moet ook zelf onder dit kruis, zoals de Bergrede dat verlangt.

In wat we kennen moeten we God vinden, niet in wat we níét kennen. God wil door ons gekend worden in de opgeloste, niet in de onopgeloste vragen. We hebben op het ogenblik menselijke antwoorden op deze vragen, we hoeven daarvoor niet terug te vallen op God. Ook zonder God komen de mensen klaar met deze vragen en dat is altijd zo geweest. Ook hier is God geen stoplap. Hij moet erkend worden midden in het leven en niet pas aan de grenzen van onze mogelijkheden, in leven en niet pas in sterven, als we sterk en gezond zijn en niet pas als we lijden, als we handelen en niet pas als we zondigen.

Uit: Dietrich Bonhoeffer, Een thematisch dagboek. Uitgeverij Meinema, Zoetermeer 2011.

Werken

Monnikenwerk Maandag 21 januari was het zo ver: ik moest weer aan de bak om geld te verdienen. De laatste weken heb ik veel tijd gehad om mij een dagritme eigen te maken, deze website op te zetten en te onderzoeken hoe ik mijn thuismonnik ruimte kan geven. Maar maandag startte mijn leven buiten de muren van mijn eigen klooster weer. En dat bracht direct de eerste uitdaging: zou het mij lukken om het dagritme met vier gebedsmomenten per dag te handhaven? Zou het mij lukken om niet te veel meegesleept te worden in de dagelijkse hectiek en tijd te maken voor bezinning? Ik moet bekennen dat het mij niet gelukt is. Maandag heb ik er niks van gebakken: de lauden heb ik pas tussen de middag gevierd en de andere momenten heb ik zelfs helemaal overgeslagen. Dinsdag bracht ik het er iets beter vanaf, maar omdat ik pas om 9:30 u ben opgestaan begon ik direct met koffie. Toen aan het werk en tussen de middag de lauden. Dus opnieuw geen latifa-gebed, wel vespers en completen. Geen geweldige start dus.

Dit patroon heeft zich eigenlijk de hele week gehandhaafd. Als ik te laat opstond, dan schoof de lauden op naar de middag en het latifa-gebed sloeg ik over. Op werkdagen heb ik geen enkele keer alle vier momenten gevierd. Vandaag, zaterdag, lukt het daarentegen weer wel. Toen ik hiermee begon, verwachtte ik eigenlijk dat de vespers aan het einde van de werkdag voor mij het moeilijkste moment zou zijn. Het blijkt echter dat ik het middaggebed het lastigste moment vind. Ik merk dat het ook met de oefening te maken heeft; het latifa-gebed heeft zo'n andere energie of sfeer dan de andere drie momenten, die direct geïnspireerd zijn op de kloostertraditie.

Hoe nu verder? Terug naar drie momenten? Vasthouden aan mijn oorspronkelijke besluit en niet te snel opgeven? Inmiddels heb ik wel geleerd dat het veel wilskracht vraagt om tegen de stroom in vast te houden aan een genomen besluit. Te snel opgeven brengt je niet verder, maar te lang vasthouden kost heel veel energie en het lukt dan alsnog niet om je wens te realiseren. Probeer maar eens om na 1 januari je goede voornemens (zoals op dieet gaan) vol te houden.... En dus kies ik voor een praktische oplossing: vanaf nu vier ik op werkdagen drie momenten en op vrije dagen voeg ik het latifa-gebed daaraan toe. Hoef ik mij direct ook niet meer bekeken te voelen door allemaal studenten, wanneer ik tussen de middag in de kantine van een of andere hogeschool pauze heb. Iemand die met zijn ogen dicht zijn handen over zijn lijf beweegt, ziet er toch wat vreemd uit.