Op zoek naar de monnik in mijzelf
Kerkregels
De documentaire laat op liefdevolle manier zien, zonder met de beschuldigende vinger naar de kerk te wijzen, hoe iemand die oprecht en vanuit liefde met haar medemensen wil omgaan, vastloopt in kerkregels die claimen de waarheid of het juiste geloof in pacht te hebben. Juist de menselijke opzet van de film maakt het contrast met de rigide kerkregels voelbaar. Ik vind het extra schrijnend dat de veroordelingen door de kerk over het pad dat zij kiest, ook nog eens worden uitgesproken uit naam van God. Zo raakt de menselijkheid volledig uit het zicht en hoeft de predikant of kerkenraad zelf geen verantwoordelijkheid te nemen voor mogelijke gevolgen van dergelijke oordelen. Zij vertolken immers de wil van God? Ik bewonder de weg die deze vrouw is gegaan om zichzelf eerlijk in de ogen te kunnen blijven kijken. De manier waarop zij rustig, met alle twijfels maar wel doorzettend opkomt voor zichzelf en voor de band met haar zoon, is prachtig om te zien.
En de SGP, de partij die een uitspraak van de Hoge Raad aan zijn broek kreeg om de uitsluiting van vrouwen te stoppen? Kees van der Staaij, de fractievoorzitter in de Tweede Kamer, laat duidelijk zien van het gevoel van deze vrouw volstrekt niets te begrijpen. Hij geeft niet eens antwoord op haar vraag naar de uitkomst van de speciale SGP-vergadering over het arrest van de Hoge Raad. Hij walst volkomen over haar heen en nodigt haar uit op een kopje koffie in Den Haag. En vertrekt dan zo snel mogelijk uit het oog van de camera, samen met zijn slippendrager: dezelfde man die Hilligje Kok eerder glimlachend meldde dat zij van de rechter niet mogen discrimineren, om haar vervolgens niet toe te laten tot de vergadering, omdat zij geen perskaart heeft. Als dat de manier is waarop de mannenbroeders omgaan met de terechte vragen van hun vrouwen....
http://www.ncrv.nl/ncrvgemist/23-12-2013/ncrv-dokument-houdt-god-van-vrouwen
Geloven
In de welkomstbrief was als onderwerp de adventstijd aangekondigd, maar omdat er deelnemers waren die vorig jaar in dezelfde tijd ook al aan de retraite hadden deelgenomen, heeft broeder Korneel ons vier maal onderhouden over de Godsontmoeting. Dan gaat het dus over vragen als: Kunnen wij God ervaren? Waar is God te ervaren? Hoe kan God ervaren worden? God is niet te ervaren, maar we kunnen wel iets van Hem gewaarworden. We kunnen Hem bijvoorbeeld gewaarworden in de stilte (Elia op de berg Horeb) of in de nacht (Jacob die worstelt met God en in zijn heup gewond wordt). Maar vandaag ging het over diegene in wie of via wie christenen bovenal God gewaar kunnen worden: Jezus van Nazareth. Die in Johannes 14, 6 zegt: "Ik ben de weg, en de waarheid en het leven. Alleen door Mij heeft men toegang tot de Vader."
In zijn beschouwing maakte br. Korneel duidelijk in grote lijn twee soorten oprechte gelovigen (christenen) te kennen. De eerste groep gelovigen bestaat uit die mensen, die via Christus tot God komen. Zij zijn de mensen die zich verbonden voelen met Jezus in Zijn concrete bestaan in de bijbel en die via Hem geleidelijk aan iets gaan proeven van het grote mysterie dat Hem overstijgt: God. De tweede groep mensen volgt in zekere zin de omgekeerde weg: van God naar Christus. Zij voelen zich vanuit een authentieke religiositeit aangetrokken tot God en zien Hem vervolgens geleidelijk gezicht krijgen in de mens Jezus. Maar voor beide groepen mensen geldt, dat uiteindelijk Christus centraal staat. Zijn persoon maakt hen tot christenen. Zelf behoor ik zeker tot de tweede groep, niet de eerste. Voor mij begint Christus eigenlijk pas contouren te krijgen sinds de vieringen tijdens de Goede Week in Huissen dit voorjaar.
Gastvrijheid
Een van de aspecten van gastvrijheid is dat de gastheer (of -vrouw, maar om dit verhaal op mijzelf te kunnen betrekken, beperk ik mij tot de -heer) ervoor zorgt, dat de materiële zaken voor het verblijf van de gast goed geregeld zijn. Als goed gastheer maak je je gast wegwijs, je zorgt dat de kamer schoon en in orde is en dat er voor eten en drinken wordt gezorgd. Dit is belangrijk in gastheerschap, maar het is maar een begin. Ik heb de afgelopen jaren heel veel nachten doorgebracht in hotels. Meestal waren de receptionisten goed opgeleid en deden ze precies wat ik hierboven beschreef. Maar voelde ik mij in die hotels een gast? Nee: ik voelde mij meestal een klant en maar zelden een gast: een klant die tegen betaling een dienst geleverd krijgt. Meestal een goede dienst, maar dit is volgens mij niet wat Benedictus bedoelde. Deze manier van ontvangen vormt de buitenkant van het gastheerschap.
Je kunt als gastheer een stap verder gaan door interesse te tonen in je gast. Wie is deze mens die ik onderdak verleen? Waar komt ze vandaan, waar gaat ze heen? Heeft hij bijzondere wensen of verlangens? Voelt zij zich wel op haar gemak in dit vreemde huis? Je kunt die interesse in je gast ook materieel tonen, bijvoorbeeld door een welkomstkaart op de kamer of een bloemetje op tafel. Misschien een welkomstdrankje? Voor dergelijke blijken van aandacht in je gasten is het nodig, dat je je als gastheer in hem of haar verplaatst, al voordat de gast is gearriveerd. En dat je je alle tijd dat de gast bij jou onderdak is, betrokken voelt bij hem of haar. Niet als aangeleerd maniertje elke ochtend vragen of de gast goed geslapen heeft, maar weten of aanvoelen hoe het met hem of haar staat en daarop aansluiten met je eigen reacties. Deze manier om mensen te ontvangen heb ik zelf in praktijk gebracht als gastheer bij retraites die werden georganiseerd door Pulsar (De Voorde). Bij Pulsar voelt een gastheer of trainer zich echt betrokken bij jou als uniek mens, wanneer je daar komt als deelnemer aan een programma of als individuele gast. En dat is nu net het grote verschil dat ik ervaar met hotels: bij Pulsar voel ik mij gezien en opgenomen in het huis, bij hotels voel ik mij meestal wel welkom, maar niet deel van het geheel. En de kloosters? De grote afstand tussen hotels en Pulsar overbruggen zij niet, in mijn ervaring. Maar de ontvangst is in ieder geval vele malen persoonlijker dan in hotels en soms zit er een parel tussen, waar ik mij echt opgenomen voel in het geheel, zoals bij de Franciscanen in Megen. Over deze minderbroeders kan Benedictus in ieder geval tevreden zijn, ook al volgen zij nu net weer een andere regel...
Matigheid
- superbia - hoogmoed
- avaritia - hebzucht
- luxuria - wellust
- invidia - jaloezie
- gula - gulzigheid, onmatigheid
- ira - woede
- acedia - gemakzucht, luiheid
Wie heeft er niet af en toe last van een van deze hoofdzonden? Opvallend is natuurlijk, dat ook anno 2013 de meeste van deze zonden nog steeds als negatief worden beoordeeld. Veel minder bekend is dat de middeleeuwers tegenover deze zeven hoofdzonden ook zeven deugden hebben geformuleerd. De eerste vier stammen al uit de klassieke oudheid (de zogenaamde kardinale deugden), de andere drie zijn de bekende christelijke deugden:
- prudentia - voorzichtigheid
- iustitia - rechtvaardigheid
- temperantia - matigheid
- fortitudo - moed
- fides - geloof (=vertrouwen)
- spes - hoop
- caritas - (naasten)liefde
Een van de monastieke waarden waar wij in onze maatschappij heel ver vanaf gedreven zijn, is de deugd van de matigheid of de temperantia. Benedictus beargumenteert in zijn Regel bijvoorbeeld dat twee warme gerechten per tafel voldoende is en ook vindt hij een pond brood per dag wel voldoende. Hij voegt er wel aan toe: "Als er extra zwaar werk is verricht, kan het dienstig zijn de porties te vergroten; het is geheel aan de abt om hierover te beslissen. Maar in elk geval voorkomt hij onmatigheid, zodat het nooit zover komt dat een monnik aan indigestie lijdt. Want niets is zo oneigenlijk voor élke christen als overmaat, zoals onze Heer zegt: 'Zorg ervoor dat u niet versuft raakt door overmaat' (Lc 21, 34)." Dit is maar een voorbeeld, maar de hele Regel (en het leven van monniken in 2013) ademt de geest van de temperantia.
Voordat we ons als moderne westerse mens hiervan afkeren onder het mom dat er sprake is van "overdreven zuinigheid", is het goed om te beseffen dat het hier niet gaat om opgelegd zuinig moeten zijn. Het gaat hier om het vinden van de juiste maat: matigheid zoekt het juiste midden, het juiste evenwicht tussen bijvoorbeeld onze wensen en verlangens en onze fysieke constitutie. Of tussen de graaizucht van de mens en de spankracht van natuur en milieu. Of tussen de hoog opgeschroefde prestatie-eisen van je school of je werk en de noodzaak om te ontspannen en tot rust te komen. Deze voorbeelden zijn met talloze andere aan te vullen, die allemaal schrijnend duidelijk maken, hoe noodzakelijk het is om het juiste midden te vinden, dus hoe belangrijk de deugd van temperantia is die de monniken ons voorleven. Tot slot een mooi voorbeeld van de tegenhanger van matigheid, de hoofdzonde gula.
Zoeken
In het laatste nummer van het Dominicaanse tijdschrift Geloven onderweg staat een mooi artikel van Henk Jongerius, de prior van de Dominicanen in Huissen, dat precies hierover gaat. Alleen al de titel is een prachtige omkering van wat ik hierboven over mijzelf vertel: God zoekt de mens. Jongerius ontleent deze titel aan een boek met dezelfde titel van de grote joodse denker Abraham Heschel. Diens uitgangspunt is, in overeenstemming met de grondovertuiging in de vijf boeken van Mozes, dat het God is die tot mensen spreekt en mensen roept. In de joodse traditie heet het derde boek van Mozes ook niet Leviticus, maar 'God roept', de eerste woorden van dit boek. In de zgn. Naardense bijbelvertaling: "Hij roept Mozes toe, en de Ene spreekt tot hem vanuit de tent van samenkomst en zegt: ...".
Jongerius formuleert formuleert het zo: "Het is God die naar ons toekomt op zijn manier." Het komt erop aan dat wij mensen onze ogen en oren openhouden en dat ons hart bedacht is op zijn verschijnen. Het gaat er met andere woorden om dat we ontvankelijk in het leven staan. En dat is wel eens heel moeilijk. Denk bijvoorbeeld aan momenten er iets afschuwelijks gebeurt in je leven of in de wereld om je heen of momenten dat je te druk bent met je gedachten of je gevoelens van twijfel of onzekerheid. Ik vind het in zulke situaties moeilijk om mijn hart open te houden en te ervaren wat er aan de hand is zonder daar direct over te oordelen. En als je over jezelf oordeelt, sluit je je hart. Dan ben je niet ontvankelijk en klopt God tevergeefs op de deur om binnengelaten te worden. Dit geheim van God die ruimte in ons binnenste vraagt en in ons werkzaam is, dat is wat de mystici van alle eeuwen proberen te verwoorden. Ik heb in Duitsland de genade gehad van zo'n mystieke ervaring, en zij staat aan de basis van mijn tocht van de laatste jaren binnen de christelijke, katholieke traditie. Het mag dan zo zijn dat God mij zocht (zoekt), gelukkig ben ik zelf ook op zoek gegaan naar Hem. En zo kwamen wij elkaar tegen en kon ik aan het eind van mijn programma in Duitsland als motto formuleren: "zoekt en gij zult gevonden worden."
Paulus
Er is nauwelijks een apostel zo omstreden als Paulus. Protestanten zien hem als de eigenlijke theoloog van het Nieuwe Testament. Maar veel vrijzinnige protestanten zijn helemaal op hem afgeknapt. Vrouwen hebben moeite met hem omdat hij zo vrouwvijandig zou zijn. Homo's moeten niets van hem hebben, vooral vanwege zijn brief aan de Romeinen. Joden zien in Paulus een verrader, die verantwoordelijk wordt gehouden voor de kloof tussen het jodendom en het christendom. Ook de exegeten leggen allemaal weer andere accenten. Sinds Luther zien veel protestantse theologen in Paulus de kern van het christelijke geloof en de basis van de kerk. Oosters-orthodoxe kerken zien hem als vertegenwoordiger van de Christusmystiek: iemand die ons wil binnenleiden in een mystieke ervaring van Christus. Boeiende man, niet waar? Verwijzend naar het tv-spelletje Wie van de drie? zou ik haast zeggen: "Wil dan nu de echte Paulus opstaan?"
Anselm Grün slaat in zijn boek een andere weg in. Hij zegt weinig te kunnen bijdragen aan exegetische discussies of opheldering van Paulus' theologie. Hij beschrijft in zijn boek de algemene menselijke ervaringen, die naar zijn mening op de achtergrond van Paulus' theologie een rol spelen. Hij stelt zichzelf steeds weer de vraag hoe wij vandaag ervaringen kunnen opdoen zoals die ook bij Paulus plaatsvonden. Hij verplaatst zich in de mens achter al die brieven in het Nieuwe Testament en de vele reizen en toespraken, die in de Handelingen der apostelen beschreven staan. Grün schetst een overtuigend beeld van een fascinerende en kleurrijke figuur, die volop actief was in een multireligieuze samenleving. Allerlei abstract lijkende theologische uitspraken van Paulus over wet en genade, over gerechtigheid en zonde, over verlossing en bevrijding blijken zo echte menselijke ervaringen als achtergrond te hebben. Bijvoorbeeld de ervaring dat je als spreker je onderwerp en woordkeus aanpast aan je publiek, als je tenminste wilt dat je boodschap duidelijk overkomt. Daarom lijkt de Paulus die aan de Romeinen schrijft een andere dan de Paulus die aan de Korintiërs schrijft. Door zo de mens Paulus zichtbaar te maken, kan ik mij prima verbinden met iemand die ik niet tot mijn intieme vriendenkring zou toelaten, maar met wie ik wel prima door een deur zou kunnen. Prachtig!
Stilte
Het juninummer 2013 van Herademing, tijdschrift voor spiritualiteit en mystiek, heeft als titel Weg van de stilte. In een interview met de gastenpater van het Norbertijnenklooster in Tongerlo, wordt aan hem de volgende vraag gesteld (p. 32): Is zwijgen hetzelfde als stilte?. Zijn antwoord illustreert heel mooi de monastieke kijk op stilte. Pater Ivo Cleiren:
Ik denk het niet. Stilte is luisteren. Zwijgen is niet-spreken. Als je het positief kleurt, is stilte 'luisteren'. De Regel van Benedictus (ca. 480 - ca. 547) zegt: 'Luister, mijn zoon.' Als je stil wordt, luister je naar wat God je te zeggen heeft. Vanzelf komt dan naar boven, de houding van verwondering en dankbaarheid. Luisteren vraagt om stilte, want als je niet luistert, hoor je niets..
Antoinette van Gurp citeert in hetzelfde nummer op p. 25 Isaac van Ninivé, een Syrische woestijnmonnik uit de 7e eeuw.
Stilte is het mysterie van de wereld die komen moet. De spraak is het orgaan van deze wereld. Velen zijn gretig op zoek, maar alleen zij zullen vinden die in voortdurende stilte volharden! Stilte zal u verlichten in God en zal u bevrijden van de spoken van onwetendheid. Stilte zal u verenigen met God. Hou van de stilte meer dan van wat dan ook: zij brengt een vrucht voort die geen tong kan beschrijven. Aanvankelijk moeten wij onszelf dwingen om stil te zijn. Maar daarna wordt vanuit onze echte stilte iets geboren dat ons naar diepere stilte drijft. Moge God u een ervaring schenken van dit 'iets' dat geboren wordt uit stilte. Als u dit beleeft, dan zal er een onuitsprekelijk licht over u neerdalen.
Eenvoud
Eenvoud is voor mij, dat ik (denk ik) gelukkig en tevreden kan zijn zonder luxe, dat niet alles om geld draait. Eenvoud is dat waarden als liefde en gezondheid veel wezenlijker zijn dan geld. Maar eenvoud is ook dat ik zit te genieten op een stoel tussen de bloemen naast een omgewaaide kersenboom. Eenvoud is blij worden van een blauwe salieplant, de activiteiten van een hommel of het zingen van een merel. In het kloosterritme past het woord eenvoud voor mij bij het moment van de lauden: na de nachtwake het eerste getijde van de dag. De lauden gaat over het ontvangen van de nieuwe dag als een geschenk. De lauden nodigt uit tot genieten van wat ons geschonken wordt en tot dankbaarheid. De lauden is verbonden met de ervaring van verwondering. En dat is precies de eenvoud waarover ik het heb.
Materieel heb ik het goed en leef ik niet eenvoudig. Maar ik ben blij dat ik nog het vermogen heb om te genieten van een saliebloem. Die vorm van eenvoud koester ik om niet in de valkuil te vallen die René Froger bezingt. "Een eigen huis, een plek onder de zon en altijd iemand in de buurt, die van mij houden kon. Toch wou ik dat ik net iets vaker simpelweg gelukkig was." Dat lijkt mij uitermate treurig.
Rituelen
Ik ben iemand die gevoelig is voor de kracht van rituelen. Bijvoorbeeld een uitvaart of crematie ontroert mij altijd erg. Dat heeft natuurlijk zeker te maken met het verlies, maar ook met het rituele karakter van de situatie: de verbondenheid met mensen die erbij aanwezig zijn, bepaalde handelingen die in een bepaalde volgorde worden gedaan, de gezamenlijke aandacht op de overledene en zijn of haar leven, bloemen en kaarsen. De katholieke kerk is rijk aan rituelen, rijker dan de protestantse die veel rituelen heeft afgeschaft of versoberd. Dit rituele karakter is een voorname reden waarom ik mij wil aansluiten bij de katholieke kerk en niet bij een protestantse, hoeveel vriendelijker voor homo's bijv. de remonstranten ook zijn. Een hoogtepunt van de katholieke rituelen of liturgie vormt voor mij de eucharistieviering, het delen van wijn en brood in nagedachtenis aan het Laatste Avondmaal en de kruisiging en wederopstanding van Jezus. In contemplatieve kloosters wordt de eucharistie vaak dagelijks gevierd, in andere een of twee keer per week. Het is al enkele keren gebeurd dat ik door de eucharistieviering zeer geraakt werd: tot tranen geroerd en sterk verbonden met de mensen om mij heen en (soms) met het goddelijke.
In 1993 publiceerde de Nederlandse sjamaan Daan van Kampenhout bij uitgeverij Bres een boek met als titel Rituelen. Essentie, uitvoering en begeleiding. Hij schrijft (p. 15-16): "Je kunt de uiterlijke aspecten van rituelen vrij gemakkelijk benoemen. Daaronder vallen bijvoorbeeld de kleren die je speciaal aantrekt, de wierook, salie of kaarsen die je brandt, de woorden die je uitspreekt, de muziek die klinkt, de klanken die je zingt, de handelingen die je uitvoert. De essentie van een ritueel is echter niet in de uiterlijkheden te vinden. De essentie zit in de beleving ervan. Een ritueel is een brandpunt in de tijd, waarbij je je concentratie aanwendt om iets teweeg te brengen of intens te ervaren. (...) De essentie van welk ritueel dan ook is uiteindelijk verbinding. (...) Je verbindt jezelf met de wereld binnen in je en de wereld om je heen. De verbinding is de ware essentie van het ritueel, als je geen verbintenis tot stand weet te brengen heeft een ritueel geen kracht." In alle opzichten herken ik deze beschrijving. De uiterlijkheden vind je allemaal terug in de liturgie van de eucharistie, maar veel daarvan heb ik bijv. ook gebruikt, toen ik mijn eigen ritueel ontwierp om afscheid te nemen van mijn plannen voor een eigen praktijk. Ook de concentratie is een noodzakelijke voorwaarde: een priester die voorgaat in de eucharistieviering omdat het nu eenmaal zijn werk is, maakt bij mij weinig los in tegenstelling tot een geconcentreerde en bezielde voorganger. En dat verbondenheid de essentie is, heb ik hierboven natuurlijk ook aangegeven.
Monniken - zeker contemplatieven zoals benedictijnen en trappisten - leiden een leven dat in hoge mate geritualiseerd is, met een vaste dagindeling, vaste gebedstijden met hun eigen liturgie, een dagelijkse eucharistieviering... Ik voel mij thuis bij dat rituele; het ontspant mij aanzienlijk beter en maakt mij veel rustiger dan ons gebruikelijke leven, waarbij je vrijwel permanent (al of niet door de maatschappij gedwongen) moet kiezen. Een iets ritueler leven zou mij dus goed doen. Maar dan moet ik natuurlijk mijn vaste dagritme wel volhouden.....
Roomse heisa
Ik moet zeggen dat ik niet teleurgesteld ben in mijn keuze voor dit boekje als saunalectuur. Door de omvang past het precies in de zak van mijn badjas, wat natuurlijk erg praktisch is. Het bevat pareltjes van Reviaans taalgebruik en humor, waardoor ik regelmatig met een glimlach aan mijn maaltijd zat. Zo moppert de schrijver naar aanleiding van de openluchtmis op vliegveld Beek bij het vertrek van de paus: "En dan dat geëmmer over de liefde, al maar door, maar heeft die liefde iets met tederheid of deernis te maken? Wat hebben u of ik te maken met de 'mysterieuze, oneindige liefde tussen de Drie Goddelijke Personen'? Niemand beweert toch dat die drie bonje met elkaar hebben?" Een betere observator en verslaggever van de Roomse heisa dan de homoseksuele en erg katholieke Gerard Reve kon ik mij na al dat zware gedoe over de katholieke moraal niet wensen.
Een van de artikelen draagt de titel (let op de hoofdletters!): De Ontoepasbaarheid Van De Katholieke Moraal. In het licht van Wojciech een interessante titel. De aanleiding van dit artikel was de toespraak van Hedwig Wasser, lid van de Nederlandse Missieraad, voor de paus in de Jaarbeurs in Utrecht. In een persoonlijke toevoeging aan de goedgekeurde toespraak hekelde zij de uitsluiting in de kerk van ongehuwd samenwonenden, gescheidenen, gehuwde priesters, homoseksuelen én vrouwen. Reve vindt na lang nadenken dat zij terecht haar eigen mening uitsprak. Dit is aanleiding voor een beschouwing met als kern: "Het wezenlijke van een volwassen, volgroeide religie is dat zij iets zegt, maar iets anders bedoelt. Dat geldt zowel voor de verwoording van het geloof als voor de verwoording van de moraal die ze haar aanhangers voorhoudt." Hij illustreert dat aan de hand van een paar geloofswaarheden en concludeert: "Dit betekent volgens mij, dat de verwoording van het verkondigde niet is wat met gelooft. Men gelooft iets anders dat men niet wil of niet kan uitspreken." Vervolgens betrekt hij die redenering op de katholieke moraal.
"Zo gelieve men ook de door de RK kerk officieel gedecreteerde seksuele moraal te beschouwen. Deze is zo absurd en zo totaal ontoepasbaar dat iemand die het bij een oppervlakkige beschouwing laat gemakkelijk tot de conclusie kan komen 'dat ze in Rome gek geworden zijn'. De ontoepasbaarheid van die moraal zoude ons echter ook tot het vermoeden kunnen leiden dat niet van ons verondersteld wordt dat wij die moraal naar haar woordelijke inhoud ooit zouden kunnen naleven. Vandaar dat ik, net als bij mijn beschouwing van het geloof, denk dat, mutatis mutandis, er iets anders dan het letterlijk medegedeelde bedoeld wordt." Het is een mooie redenering, maar ook een naïeve gedachte volgens mij. Ik vrees dat Rome in de persoon van Wojtiech echt vindt dat de uitsluiting van de groepen die Hedwig Wasser noemde, geheel terecht is. Maar ik schaar mij volgaarne achter Reves overtuiging, dat ik verondersteld word om die moraal niet woordelijk na te leven, omdat zij zo absurd en ontoepasbaar is. Ik vind haar namelijk ook absurd, ontoepasbaar en niet van deze tijd. Ik vind mijn eigen seksuele moraal goed en wel van deze tijd. Of getuigt dit nu van de zonde van de hoogmoed?
Kerk
Mijn reacties op Giertychs verhaal en de zoektocht waarvan ik hier als Thuismonnik verslag doe, riepen bij sommige lezers van Dominicaans Nederland herkenning op. Bijvoorbeeld bij Raymond Meulendijk, weer iemand die ik nog nooit gezien of gesproken heb, maar die net als ik een open en persoonlijke reactie gaf. Het is fijn om te weten dat ik niet alleen sta in mijn zoektocht naar een religieus en spiritueel thuis met een katholieke kleur. Ook herkent hij mijn twijfels en aarzeling bij die tocht, wanneer er vanuit Rome geluiden komen zoals in het interview: "Mijn inmiddels overleden vader was homoseksueel en daardoor roepen uitspraken zoals die van Giertych ook bij mij vragen op als ‘hoe kan ik kiezen voor iets dat zo haaks staat op mijn overtuigingen en ideeën?’ Wat fijn dat iemand als Leo er dan is en terecht de nadruk legt op de ‘bodem’ van de kerk."
De Leo waarover hij het heeft, is Leo Raph. A. de Jong o.p. Hij is Dominicaan, zoals blijkt uit de letters o.p. (ordo preadicatorum of orde der predikheren). Ik citeer graag uit zijn reactie op Dominicaans Nederland omdat daaruit een visie op het wezen van kerk blijkt, die mij na alle commotie weer verzoent met de weg die ik momenteel bewandel. Het wezen van kerk is voor mij, dat ze bestaat uit mensen, die als gemeenschap in naastenliefde verbonden zijn met elkaar en met God. "Voor zover dat mogelijk is kan ik jouw teleurstelling mede aanvoelen. Het enige, dat ik jou kan antwoorden is de formulering, die ik zelf vaak in onze kerk gebruik, voordat wij te communie gaan: “Omdat niet wij het zijn, die aan deze Tafel uitnodigen, maar de verrezen Heer zelf, mag ieder, die zich genodigd weet, naar voren komen en samen met ons te communie gaan”. Lijkt me heel wat christelijker dan al die kerkelijke uitspraken, waar jij pijn aan hebt. En ook wij zijn Rooms Katholiek. Want de eeuwige is niet alleen aanwezig bij de hiërarchie – al denken zij dat soms wel – maar juist, en misschien bij voorkeur op de bodem van de kerk. En dat zijn wij."
Wat is dus het mooie resultaat van al dat geworstel? Dat helder geworden is, wat voor mij het wezen van "kerk" uitmaakt. Het etymologisch woordenboek geeft aan dat dit woord afkomstig is van het vulgair Griekse kūrikón, dat 'huis van de heer' betekent. Etymologisch verwijst de kerk dus naar het gebouw of het instituut, niet naar de mensen. Zonder mensen is zo'n gebouw echter leeg. Zonder gehoorzame onderdanen is zo'n instituut een tandeloze tijger, die op een van de heuvels van Rome weliswaar hard brult, maar zichzelf ook steeds onmogelijker maakt. Mijn kerk is de kerk van Leo de Jong en van de broeders in Huissen, niet de kerk die Giertych in Rome propageert.
Katholiek?
Daar is nu voor de zoveelste keer een enorme knauw in gekomen. En de aanleiding is opnieuw - hoe kan het ook anders? - homoseksualiteit. Een Amerikaanse tv-zender interviewde de zogenoemde huistheoloog van de paus, de man die toespraken en dergelijke op hun theologische zuiverheid en waarheid controleert. In dit interview heeft hij het over de homo-ideologie die erop uit is om de mensheid te veranderen, gesteund door overheden met macht en geld. Hij heeft het over perversie, ziekte en misvorming van de menselijke natuur. Hij heeft het over emotioneel instabiele mensen uit gebroken gezinnen. Hij heeft het over abortus en anticonceptie als oorzaken van de huidige moraal. Hij heeft het over "mensen met dit probleem". Hij heeft het over mij....
Opnieuw schoffeert de top van de katholieke kerk medemensen zoals jij en ik door ze af te schilderen als perverse misvormingen van de menselijke natuur, die er zelfs nog op uit zijn om de mensheid te gronde te richten met hun "ideologie". Giertych is van mening dat met het toenemen van de invloed van de overheid de moraal omlaag gaat. De kerk daarentegen zorgt wel voor hoge morele normen, want zij heeft immers de genade van Christus? Is dat niet een vorm van hoogmoed, een van de zeven doodzonden? Verbijsterend vind ik dat deze uitspraken gedaan worden door een Dominicaan, terwijl ik mij als homo juist door de Dominicanen in Huissen binnen de kerk zo gezien voel.
Velen hebben mij al eens gevraagd, waarom ik als homo de stap wil zetten om mij op te laten nemen in de katholieke kerk. Uiteraard heb ik mijzelf dat ook afgevraagd, waarbij ik telkens uitkom bij hetzelfde antwoord. Dat antwoord is, dat het mij niet te doen is om het instituut kerk, maar om mijn relatie met God, die ik nu eenmaal het beste bemiddeld ervaar in de katholieke kerk. Toch noemde ik mijzelf de laatste tijd nogal eens "katholiek-in-wording" of "leerling-katholiek". Dit interview slaat voor mij op dit moment echter de deur dicht. Die woorden komen voorlopig mijn mond niet meer uit. Een volgende stap op mijn weg zal nog steeds zijn om mij te laten dopen. Niet om opgenomen te worden in de katholieke kerk, maar om mijn verbondenheid met Jezus' voorbeeld als mens te markeren.
Franciscanen
En nu was ik dus bij de franciscanen: een enorm contrast met de contemplatieve kloosters. Wij maakten als gasten in alle opzichten deel uit van hun leven. We hadden onze kamers tussen die van de broeders in. Tijdens de vier gebedsmomenten per dag zaten we tussen hen in in de koorbanken. Tijdens de maaltijden en de koffie en thee zaten we met hen aan tafel en spraken over van alles en nog wat. Om 21:50 was er de dagsluiting van 10 minuten, waarna we nog tot ca 23:00 onder het genot van een hapje en een drankje "recreatie" hadden met de broeders. Heerlijk ontspannen met serieuze gesprekken en grapjes. Een samenzijn onder vrienden. In de contemplatieve kloosters is dan al vanaf ca 21:00 de zogenaamde grote stilte ingegaan. Terwijl de benedictijnen een mooie verzorgde liturgie hebben en je als gast tijdens de viering je eigen weg laten zoeken in de psalmen, vond ik die bij de franciscanen rommeliger. Zij doen namelijk hun uiterste best om je bij de viering te helpen. De liturgie wordt telkens onderbroken na een bepaald onderdeel, omdat de voorganger dan bijv. even vertelt op welke pagina in de ringband we weer verder gaan. Pas als hij het gevoel heeft dat we het allemaal hebben gevonden, gaan we door. De psalmen worden meer gelezen dan gezongen.
Tijdens een gezamenlijk moment met onze groep gasten heb ik mijn ervaring tot dan toe omschreven als "gewoon". Ik vond het in het klooster zo gewoon. En dat bedoelde ik in positieve zin. Op deze manier delen met elkaar past heel erg bij de franciscanen, die ieder mens bij voorbaat al beschouwen als een broeder of zuster. Toen ik de gardiaan, de overste van het klooster, vroeg wat er nu zo franciscaans is aan zijn leven als franciscaan, was broederschap het eerste dat in hem opkwam. Zij zijn betrokken bij vrede en ecologie vanuit dit ideaal. Zo versta ik ook de vraag van de gastenbroeder of ik iets van mij wil laten horen, als ik mij laat opnemen in de kerk: ik ben een broeder, zij zijn betrokken en op dat moment bidden zij ook voor mij. Deze vorm van openheid en betrokkenheid ontroert me en maakte dat ik mij heel snel thuis voelde bij de broeders in Megen. Maar ik heb de stilte, het zingen en de mooie liturgie wel wat gemist. Het gewone van het leven bij de broeders haalt mijn romantisch-mystieke beeld van de plechtige monnik wel wat onderuit.
Dominicanen
De Dominicanen in Nederland zijn verdeeld over enkele gemeenschappen en/of kloosters. Een van de bekendste daarvan is het Dominicanenklooster in Huissen, dat een jarenlange traditie heeft van cursussen en bijeenkomsten voor bezinning, bezieling en beweging. Al voordat ik actiever kloosters bezocht, had ik van hen gehoord als bijzonder cursuscentrum. Maar de Dominicanen hebben ook een actieve en steeds groeiende lekenbeweging: mensen die geïnspireerd door het Dominicaanse gedachtegoed buiten de kloostermuren leven, al of niet werken of een gezin hebben en hun inspiratie actief uitdragen in de buitenwereld. Het ordedevies van de Dominicanen luidt contemplari et contemplata aliis tradere: datgene wat wij door overweging hebben mogen ontvangen, willen wij doorgeven aan anderen. Dominicanen nemen iets waar of bestuderen het, ze gaan bij zichzelf naar binnen en overwegen het waargenomene, en ze dragen vervolgens actief uit. Dominicanen hebben een mening. In het Nederlands heet hun orde: orde der predikers (vroeger: predikheren).
Bij de Dominicanen in Huissen voel ik mij thuis. Ik heb er mooie programma's gevolgd zoals een stilteretraite en een Gregoriaanse studieweek, maar ik heb er ook prachtig mogen vieren tijdens de Goede Week. De Dominicanen die ik ken, zijn open en tolerant en betrokken op mensen en maatschappij. Homoseksualiteit is voor hen een normaal en geaccepteerd gegeven en iedereen wordt uitgenodigd deel te nemen aan de eucharistie. Ook de theoloog James Alison van wie ik een lezing over Paulus' brief aan de Romeinen heb vertaald, was Dominicaan voordat hij uittrad. Zij zijn (in ieder geval in Nederland) een kritische luis in de pels van de katholieke kerk, maar ook in onze steeds egoïstischer maatschappij. Dominicanen kom je wel tegen in het publieke debat. Zij laten mij zien hoe je vanuit geloof en overtuiging kloosterling kunt zijn en positief kritisch actief deel kunt nemen aan de samenleving. Waarbij de waarde van ieder mens voorop staat. Persoonlijk heb ik het vaste ritme, de vele gebedsmomenten en de stilte van een contemplatief klooster nodig om in mijzelf te keren en tot rust te komen. Benedictijnen en trappisten voeden mij (ook intellectueel en met bier en kaas), maar Dominicanen zijn voor mij voorbeelden, hoe ik als Thuismonnik ook mijn leven zou willen inrichten. Een soort rolmodel, zeg maar.
Geraakt worden
In het Dominicanenklooster in Huissen vier ik sinds woensdag samen met andere gasten, de gemeenschap hier en mensen van buiten de Goede Week: de periode in het jaar waarin de kerk het lijden, sterven en de verrijzenis van Jezus Christus gedenkt. De liturgie is prachtig, ingetogen en met veel samen zingen en gedenken van Jezus' boodschap van liefde voor mensen. Ik word iedere keer geraakt door de boodschap die in deze dagen telkens terugkomt, dat ieder mens van waarde is en dat Jezus naast de misdeelden en verdrukten stond. Dat Hij heeft laten zien in woord en daad waartoe wij mensen geschapen zijn, namelijk om elkaar nabij te zijn, te steunen en te helpen, niemand uitgezonderd. In iedere viering bij de voorbeden (de hardop uitgesproken uitnodiging om mensen of groepen mensen in je gedachten of gebed mee te nemen) worden ook altijd de homo's genoemd. Deze openheid en betrokkenheid bij mens en maatschappij is kenmerkend voor de Dominicanen; en voor Jezus' boodschap zoals Hij die heeft voorgeleefd. En dat raakt mij in mijn hart.
In deze tijd van het jaar, in deze omgeving van het klooster in Huissen, kan ik niet aanwezig zijn zonder mij te laten raken door wat ik zie en ervaar. Op Witte Donderdag de "Gedachtenis van het Laatste Avondmaal van Jezus Messias" vieren met zo'n 100 mensen rondom een lange tafel, een mooie overweging van André Lascaris o.p., prachtige zang van de cantorij en samenzang met elkaar: voor mij wordt dan invoelbaar hoe Jezus met zijn leerlingen zijn laatste avondmaal vierde. Jezus die tijdens de maaltijd opstaat en zijn leerlingen de voeten wast, toont dat dienstbaarheid betekent dat je handelt (Johannes 13: 17). En ook dat raakt mij: hoe dienstbaar ben ik, hoe egocentrisch ben ik? Iedere viering zijn er wel momenten, die mij raken.
Dat is ook precies waar het hier om gaat, volgens mij. Mijzelf laten raken door het meeleven met deze periode uit het leven van Jezus en mijzelf dan vervolgens de vraag stellen: en ik dan? Waar sta ik nu? Wat betekent dit voor mij en voor mijn leven? En die vragen stel ik mijzelf zonder mijzelf met mijn antwoord te veroordelen. De vieringen, de overwegingen, de manier waarop Jezus met Zijn leerlingen omging: alles toont dat de bedoeling niet is dat ik mij schuldig en klein ga voelen, maar dat ik mij bewust word van mijn handelen naar andere mensen. En dat ik probeer om iedere keer iets meer in Zijn geest te handelen. Geen straf en boete omdat Hij voor of door mijn zonden gestorven zou zijn, maar een uitnodiging om Zijn voorbeeld te volgen en telkens weer iets goeds te doen en een iets beter mens te worden. Stapje voor stapje. Dat is een uitnodiging waarop ik graag inga.
Spiritualiteit
Het eerste dat opvalt in veel van de boeken van monniken over dit thema, is dat spiritualiteit zo ontzettend gewoon en nuchter is. Het is niets zweverigs maar erg aards. De benedictijnen Anselm Grün en Meinrad Dufner spreken over Spiritualiteit van beneden (Kok - ten Have, Kampen 2008). De titel van een van hun hoofdstukken luidt: Deemoed en humor als grondkenmerk van het christelijk bestaan. Deemoed, dat kan ik direct plaatsen, maar humor als grondkenmerk in een boek over spiritualiteit? De jezuïet Jan van Deenen die samen met mede-auteur Petra den Dulk een band heeft met de St. Willibrordsabdij in Doetinchem benadrukt in het boek De mysticus in jezelf - in aandacht leven (Ten Have, Kampen 2007) hoe gewoon de mystiek is. De titel van het eerste hoofdstuk luidt: Mystiek: buitengewoon gewoon. Voorwaarden in je leven om ruimte te maken voor mystiek zijn volgens hen: stilte, aandacht voor het lichaam en adem.
Hein Stufkens tenslotte heeft een boekje geschreven onder de titel Gelukkig zijn - De monnik als model (Ankh-Hermes, Deventer 2006). In zijn eerste hoofdstuk citeert hij de Belgische benedictijn Benoît Standaert, waarvan hij een lezing bijwoonde over spiritualiteit. Ik citeer hier graag ook weer uit, omdat het zo'n mooi voorbeeld is van de praktische en nuchtere levenslessen die wij van monniken kunnen leren. Standaert zegt: "Spiritualiteit is de beoefening van levenskunst door zich toe te leggen op welbepaalde vormen die gaandeweg omvormend werken. Spiritualiteit streeft dus omvorming na. Ze leidt tot een herwonnen vrijheid, telkens weer te veroveren maar ook telkens weer beschikbaar, want de toegang tot de bron is weer verzekerd." Het doel van spiritualiteit toelaten in je leven is dus omvorming, een beter en gelukkiger mens worden. Hij beveelt ons drie vormen aan uit de vele vormen waarin hij als monnik zich heeft getraind. Deze drie zouden in de leefwereld van ons allemaal een plek kunnen vinden.
De eerste oefening die Standaert noemt, is: niets doen. Gewoon stoppen: een uur, een halve dag, een dag. En dit regelmatig doen. Deze oefening spreekt mij erg aan, omdat zij zo goed bij mij past en ik in mijn leven de stilte zo nodig heb en waardeer. De tweede oefening van Standaert is een veel lastiger opgave voor mij en met mij vele anderen. Hij beveelt namelijk aan om te leren leven met paradoxen, schijnbare tegenstrijdigheden. En dat vinden we moeilijk: we vinden iets al gauw zwart of wit, goed of fout; we vinden die mens al gauw leuk of onaardig, betrokken of afstandelijk, enz. Toch staan alle wijsheidsboeken in oost en west vol met paradoxen, zoals: wie grijpt verliest, of de eersten zullen de laatsten zijn. En de derde oefening die hij aanbeveelt is het beoefenen van dankbaarheid. Standaert: "De toeleg op dankbaarheid, in alle omstandigheden, in goede en kwade dagen, vormt pas helemaal het hart om. (...) Ik ken geen betere thermometer van het geestelijk leven, voor mijzelf en voor anderen, dan die effectieve constante grondhouding van dankzegging, wat we ook mogen meemaken." En dat is verreweg de allermoeilijkste oefening van de drie, zeker op momenten dat pijn en moeilijkheden je deel zijn. Maar de constante oefening in dankbaarheid zal zeker helpen om juist in die moeilijke momenten overeind te blijven. Daarvan ben ik wel overtuigd.
Ontwaken
Het was alsof ik ontwaakte uit een droom van afgescheidenheid.
Dit kleine punt van niets-zijn en volkomen armoede is zuivere heerlijkheid van God in ons,
zijn naam die in ons is geschreven, onze afhankelijkheid, ons kindschap.
Het was alsof ik ontwaakte uit een droom van afgescheidenheid,
kind onder de kinderen,
deel van het geheel, maar toch uniek.
Dit kleine punt van niets-zijn en volkomen armoede is zuivere heerlijkheid van God in ons.
Het was alsof ik ontwaakte uit een droom van afgescheidenheid.
Bovenstaand gedicht heb ik geschreven op 9 februari 2013 tijdens een workshop over Thomas Merton, een cisterciënzer monnik (trappist), die voor velen een bron van inspiratie was en is. De dichtvorm is een rondeel, een vorm die veel door de rederijkers uit de 16e en 17e eeuw is gebezigd. Het rondeel kenmerkt zich door herhaling van bepaalde regels op vaste plekken in het gedicht. De regels van mijn rondeel zijn zinnen uit een tekst van Thomas Merton.
Wòrden
Ben Bos schrijft een zin die bij mij blijft haken. Ik citeer hem hier samen met de voorafgaande alinea, omdat die context nodig is om hem te begrijpen. "Ik ben veel meer dan mijn zelf - manifestaties in het leven van alledag. Ik heb een voorgrond (mijn bewuste, PW) en een niet direct peilbare achtergrond (mijn onbewuste, dat de psychosynthese in drieën verdeelt, PW). Wanneer wij elkaar in de voorgrond ontmoeten, ligt er een enorme wereld achter. Het gaat niet aan, een ander volledig te identificeren met zijn aanwezigheid van dit moment. Elk mens die ik ontmoet is vloeiend. Kan zo meteen 'anders' zijn. Gemakkelijke, typologische oordelen over een ander zijn altijd vooroordelen, zeker wanneer ik in mijn oordeel de ander dan ook nog afwijs, waardeloos vind, op de vuilnishoop gooi, haat, kan verscheuren. Leef ik in vooroordelen, dan kies ik voor strijd - straf - kwetsen - niet verstaan - jaloezie - vernietiging - bijtzucht etc. Erg vrolijk wordt de wereld er niet van. Ik vorm in dat geval een schakel in de ketting van het lijden. Roberto verbreekt die schakel. Hij kiest voor liefde, voor de Ziel, voor ruimte opdat ik mezelf kan zijn en zo kan wòrden."
Het streepje op 'wòrden' is hier essentieel. Het geeft aan dat ik niet een vastomlijnd iemand bèn, maar dat ik 'in wording' ben. Ik ben dus groeiende. Ook fysiek is dat zo: alle cellen in mijn lichaam worden voortdurend vernieuwd. De Nieuwe Katechismus uit 1966, die ik gelezen heb tijdens mijn geloofsgesprekken, verwoordt het zo: God heeft niet geschapen, maar God schept. De schepping is niet iets vaststaands vanuit het verleden, maar is permanent in wording. Iemand vertelde mij over roeping, dat dat geen 'ding' is dat je hebt maar dat roeping een proces is. Ik vind dit een zeer bevrijdend inzicht, dat door Ben Bos prachtig is verwoord. Ik ben niet maar ik word. Het geeft mij een groot gevoel van ruimte om zo naar mijzelf en anderen te kijken. Het maakt mij liefdevol naar mijzelf en naar anderen. Dank je wel, Ben Bos.
God zoeken - 5
"Het is een riskante zaak een hoofdstuk aan God te wijden. In feite gaat het hele boek over God, zoals ik zelf over God ga en zoals het hele leven over God gaat. Het is mijn overtuiging dat er zonder God niet eens leven zou zijn. Zonder God zou mijn hart niet kloppen, zou ik niet kunnen ademen en zou ik niet kunnen groeien of liefhebben. (...) Ik zou niet de unieke persoon zijn die ik ben. Ik zou er überhaupt niet zijn. (...) Alles is uit God en alles is in God. God is groter dan alles, het idee dat ik God met mijn verstand zou kunnen bevatten is dwaas en aanmatigend."
"In mijn relatie tot God ervaar ik Hem, naast het Zíjn van alles wat is, als een God die ik mag benaderen, een God die van mij houdt en die zich om mijn groei en levensgeluk bekommert. (...) Het hele leven bestaat uit relatie. De mens gaat een relatie aan met de aarde door haar te bewerken. Nieuwe mensen, planten en dieren ontstaan door relatie. Geluk heeft een direct verband met relatie, want niemand kan gelukkig zijn zonder een relatie aan te gaan met anderen of het andere. Het is bekend dat kinderen kunnen sterven als ze alleen gevoed worden met eten, maar niet met aandacht en liefde. Het wezen van het leven zélf is relatie. En aangezien God de basis is voor het leven, hoe zou het dan kunnen dat ik geen relatie met Hem kan aangaan!
Natuurlijk heeft het gevaren als ik God aanspreek als mijn gelijke. Als ik naar God kijk alsof Hij een persoon zou zijn, dan ben ik al snel geneigd om alles wat ik opgedaan heb aan kennis over de mens op God te projecteren. Dan creëer ik Hem naar mijn beeld, naar mijn verlangens of naar mijn angsten. Maar als ik mezelf van deze al te menselijke neiging bewust ben, dan is het grootste kwaad al bezworen. Dan kan ik gaan lachen om mijn eigen godsbeeld omdat ik weet dat dit God niet is.want God ontsnapt natuurlijk aan al mijn beelden. Hoe kan ik immers met mijn beperkte geest God begrijpen? Dit is onmogelijk.
Ik heb mijzelf voortdurend moeten betrappen op mijn valse godsbeelden. Een van de voornaamste was misschien wel het geloof dat God samenviel met de Liefde die ik op mysterieuze wijze ervoer. Ik maakte God klein door Hem te meten aan de maat die ik kon bevatten. Terwijl de werkelijkheid andersom is: God bevat mij volledig. Voor mij ligt daar het verrukkelijke van de persoonlijke God: ik word uitgenodigd om me volledig aan Hem toe te vertrouwen. Dit is de beste weg om me uit mijn angst- en ego-denken te trekken."
God zoeken - 4
Na de wending voelde ik mij herboren (= de opstanding). Precies zoals ik in mijn "werkboek" tijdens de voorbereiding op De Voorde had getekend: ik ben liefde. Bij het afdalen van de treden had ik heel sterk het gevoel: ik mag er zijn. Bij de rest van de weg terug, was er aanvankelijk vooral mildheid en zachtheid en gedachtes over mijn eigen praktijk, net als toen ik de eerste keer het pad van de smarten en de vreugden liep. Bij gevonden vloeiden de tranen; ik heb me echt gevonden en thuis gevoeld, wetend dat ik gedragen word. De bekroning maakte me sterk en stil. Ik ben op het bankje gaan zitten, heb wat gedronken en de plek bekeken. Daarna ben ik terug gegaan en heb tegen de begeleidster, Claudia, gezegd: ik ben klaar. Ik was daar ook klaar voor dat moment. Ik heb daar ontvangen wat er voor mij op dat moment te krijgen was. Uitermate bijzonder en indrukwekkend."
Deze nuchtere laatste woorden doen onvoldoende recht aan wat ik toen ervaren heb. Maar het voelde nog zo kwetsbaar voor mij met mijn niet-christelijke achtergrond en mijn linkse verleden om voor iedereen duidelijk zichtbaar geknield te hebben voor het kruis, dat ik er voor mijzelf nog niet goed mee uit de voeten kon. Vandaar mijn wat afstandelijke woorden en mijn aarzelingen destijds om er in mijn dagelijkse omgeving over te praten. Nu kan ik zeggen dat ik aangeraakt ben door God, toen kon ik dat nog niet. Wel heb ik helemaal aan het eind van het programma terug op De Voorde de volgende levensspreuk geformuleerd, waarin iets terug klinkt van mijn gevoel van thuiskomen en verwondering:
Zoekt en gij zult gevonden worden (soms uit onverwachte hoek).
God zoeken - 3
Bonhoeffer schreef: "Als ik degene ben die zegt waar God zijn zal, dan zal ik daar altijd een God vinden die op een of andere manier bij mij past, mij bevalt, die met mijn wezen verbonden is. Is het echter God die zegt waar hij zijn wil, dan zal dat een plaats zijn, die vooralsnog helemaal niet bij mijn wezen past, die mij ook in het geheel niet bevalt. Deze plaats is het kruis van Jezus. En wie hem daar vinden wil, die moet ook zelf onder dit kruis, zoals de Bergrede dat verlangt." Dat is precies wat mij is overkomen. Hier volgt het eerste stuk van de tekst uit mijn dagboek. In de volgende post beschrijf ik het vervolg. Cursieve woorden duiden telkens een kapel met de betreffende smart of vreugde aan op de pelgrimsplek in Oberzeuzheim.
"De tweede tocht was voor mij uiteindelijk nog indrukwekkender.Toen ik het pad van de zeven smarten startte, kwam op mijn innerlijk vraag wat rijp was om te offeren het antwoord: mijn verwachtingen. Dat maakte me rijp voor de vlucht: mijn eigen innerlijke waarheid was op de vlucht om zichzelf te beschermen tegen al mijn verwachtingen (en tegen andermans verwachtingen, denk ik nu). Bij het verloren zijn voelde ik me ook verloren en eenzaam. Ik realiseerde me waarom ik op zoek ben: om gevonden te worden. Ik ben niet op spirituele zoektocht om de waarheid van een ander te vinden (christendom, boeddhisme of wat dan ook). Ik ben niet op zoek om de juiste vorm voor mijn spiritualiteit te vinden. Juist het feit dat ik van huis uit geen vorm heb meegekregen, maakt mij als spiritueel zoeker rijp voor de ervaring van verloren zijn. Ik ken immers geen vorm om mij aan vast te houden? Bij de ontmoeting herinnerde ik mij mijn verschillende ontmoetingen met spirituele tradities: kloosters, De Voorde, de plek in Duitsland waar ik stond. De vraag, wat rijp was om losgelaten te worden (de kruisiging), gaf mij als antwoord: mijn zoektocht. En zo heb ik mijn zoeken losgelaten. Vervolgens werd mij alles teruggegeven wat mijn naar dat moment op die plek heeft gebracht. Ik voelde me dankbaar voor mijn pad tot dan toe."
God zoeken - 2
Op deze bijzondere plek in Duitsland loop je een route, die je langs zes kapelletjes naar een altaar met een groot kruis en een kleine crucifix voert. Op elk van de kapelletjes vind je op je tocht naar het kruis een afbeelding van een van de zeven smarten, te beginnen bij het offer op de eerste kapel. Aan het eind loop je een trap op langs een oude heilige bron naar het nog hoger gelegen altaar met kruis: de plek van de zevende smart van Maria, begraven. Maar het is tevens een plaats van ommekeer: uiterlijk en innerlijk. Fysiek draai je je om met het gezicht naar de route die je eerder gelopen hebt. Innerlijk draai je je om van de zevende smart naar de eerste vreugde, nl. de opstanding. In de dood van het oude staat een nieuwe mens op. Vernieuwd volg je dan dezelfde route terug langs de kapellen, maar nu zie je een andere kant van de bouwsels. In plaats van een smart zie je nu op elke kapel een afbeelding van een vreugde. En zo kom je terug bij de eerste kapel. En waar je op de heenweg gevraagd werd om een offer, ervaar je hier de bekroning.
Deze hele weg van smarten en vreugden is beschreven in een prachtig boek van Marcel Derkse van De Voorde, getiteld Uit vrije wil. Oude wegen naar nieuw leven. Dit mystieke boek beschrijft twee oude wegen naar menswording, de christelijke weg van de smarten en de vreugden en de soefi-weg van de Latifa's. Bij elk van de veertien stappen op de christelijke weg geeft Marcel overwegingen om je te steunen om die stappen innerlijk ook te maken, aangevuld met delen uit zijn eigen dagboek. Ik ben Marcel en de staf van De Voorde veel dank verschuldigd dat zij mijn ommekeer hebben mogelijk gemaakt. In mijn volgende post zal ik je mijn verhaal vertellen en word je ook duidelijk, hoezeer het aansluit bij het verhaal van Dietrich Bonhoeffer.
God zoeken - 1
Nu weet ik van de God die ik zoek óf iets uit mijzelf, uit mijn ervaringen en inzichten, uit de door mij zus of zo geïnterpreteerde geschiedenis of natuur, dat wil zeggen gewoon uit mijzelf, óf ik weet iets van hem op grond van zijn openbaring, zijn eigen Woord. Ík bepaal de plaats waar ik God vinden wil, of ik laat Gód de plaats bestemmen waar hij gevonden wil zijn.
Als ik degene ben die zegt waar God zijn zal, dan zal ik daar altijd een God vinden die op een of andere manier bij mij past, mij bevalt, die met mijn wezen verbonden is. Is het echter God die zegt waar hij zijn wil, dan zal dat een plaats zijn, die vooralsnog helemaal niet bij mijn wezen past, die mij ook in het geheel niet bevalt. Deze plaats is het kruis van Jezus. En wie hem daar vinden wil, die moet ook zelf onder dit kruis, zoals de Bergrede dat verlangt.
In wat we kennen moeten we God vinden, niet in wat we níét kennen. God wil door ons gekend worden in de opgeloste, niet in de onopgeloste vragen. We hebben op het ogenblik menselijke antwoorden op deze vragen, we hoeven daarvoor niet terug te vallen op God. Ook zonder God komen de mensen klaar met deze vragen en dat is altijd zo geweest. Ook hier is God geen stoplap. Hij moet erkend worden midden in het leven en niet pas aan de grenzen van onze mogelijkheden, in leven en niet pas in sterven, als we sterk en gezond zijn en niet pas als we lijden, als we handelen en niet pas als we zondigen.
Uit: Dietrich Bonhoeffer, Een thematisch dagboek. Uitgeverij Meinema, Zoetermeer 2011.
Werken
Dit patroon heeft zich eigenlijk de hele week gehandhaafd. Als ik te laat opstond, dan schoof de lauden op naar de middag en het latifa-gebed sloeg ik over. Op werkdagen heb ik geen enkele keer alle vier momenten gevierd. Vandaag, zaterdag, lukt het daarentegen weer wel. Toen ik hiermee begon, verwachtte ik eigenlijk dat de vespers aan het einde van de werkdag voor mij het moeilijkste moment zou zijn. Het blijkt echter dat ik het middaggebed het lastigste moment vind. Ik merk dat het ook met de oefening te maken heeft; het latifa-gebed heeft zo'n andere energie of sfeer dan de andere drie momenten, die direct geïnspireerd zijn op de kloostertraditie.
Hoe nu verder? Terug naar drie momenten? Vasthouden aan mijn oorspronkelijke besluit en niet te snel opgeven? Inmiddels heb ik wel geleerd dat het veel wilskracht vraagt om tegen de stroom in vast te houden aan een genomen besluit. Te snel opgeven brengt je niet verder, maar te lang vasthouden kost heel veel energie en het lukt dan alsnog niet om je wens te realiseren. Probeer maar eens om na 1 januari je goede voornemens (zoals op dieet gaan) vol te houden.... En dus kies ik voor een praktische oplossing: vanaf nu vier ik op werkdagen drie momenten en op vrije dagen voeg ik het latifa-gebed daaraan toe. Hoef ik mij direct ook niet meer bekeken te voelen door allemaal studenten, wanneer ik tussen de middag in de kantine van een of andere hogeschool pauze heb. Iemand die met zijn ogen dicht zijn handen over zijn lijf beweegt, ziet er toch wat vreemd uit.