Thuismonnik

Op zoek naar de monnik in mijzelf

Dominicaan zijn

Vorig jaar ben ik aan een bijzondere tocht begonnen. Na een gesprek met twee leden van het bestuur en een gesprek met een lid van de Commissie Initiële Vorming ben ik toegelaten tot het aspirantenjaar van de DLN, de Dominicaanse Lekengemeenschap Nederland. Met vijf anderen en de drie leden van de commissie ben ik begonnen aan een traject van kennismaking met de leden en organisatie van de DLN en van onderzoek van de vier pijlers van de dominicaanse spiritualiteit: contemplatie, gemeenschap, studie en zending of verkondiging. De Dominicanen zijn de orde van de predikers. Zij zijn vanuit een open houding betrokken op de maatschappij en de kerk, zoeken naar waarachtigheid en gerechtigheid en verkondigen wat zij aan waarheid gevonden hebben. Zij proberen oprecht Jezus' voorbeeld van gerechtigheid en omgang met verschoppelingen gestalte te geven in hun leven in deze wereld. Doel van mijn traject was om te onderzoeken of ik mij thuisvoel bij de DLN en mij als leek met de orde wil verbinden.

Twee weken geleden was onze laatste bijeenkomst van de aspiranten. 's Middags hebben we gesproken over de vraag of je er al uit bent, of je in oktober professie gaat doen. Door professie te doen op de regel van de DLN tijdens een bijzondere viering met mensen van alle geledingen van de orde (broeders, zusters, leken) verbind je je voor drie jaar aan de orde. Na drie jaar en voortgezette vorming kun je die professie bekrachtigen voor het leven. Als leek ben je dan een volwaardig lid van de orde van de Dominicanen. Na veel twijfel heb ik besloten om geen professie te doen, ondanks het feit dat ik mij bij de DLN thuis voel en denk dat de dominicaanse identiteit erg bij mij past. Dat besluit heeft onder andere te maken met de
bestaansgrond van dit weblog: uitzoeken wat monnik-zijn voor mijzelf betekent.

Een monnik is een godzoeker en voor mij is monnik-zijn ook sterk verbonden met verstilling, inkeer in mijzelf en mij in die stilte open stellen voor een ontmoeting met God. Ik heb die stilte nodig om de verbinding met Hem, met de "andere Ander" (term van James Alison) of het Hogere, te voelen. Verstilling en kloosters van trappisten of benedictijnen voeden mijn band met God en mijn geloof. Dominicanen vinden verstilling belangrijk om van daaruit de wereld in te gaan: vanuit de contemplatie naar de actie. Ik heb dit jaar gemerkt dat de DLN bij mij vooral het gericht-zijn op de buitenwereld versterkt: de actie. Dat is geen fout van de DLN, dat is eenvoudig het effect dat deze groep mensen en het volle jaarprogramma met activiteiten op mij heeft. Ik heb gemerkt dat de verstilling en contemplatie tekort komen.

Ik verlang erg naar de inkeer die ik anderhalf jaar geleden heb ervaren bij de trappisten, maar ik heb geen tijd en ruimte voor een dergelijke retraite. En ik ben ook een
Thuismonnik: ik heb een plek die mijn eigen plek is en een man die ik veel alleen laat. Niet alleen mijn verlangen naar inkeer komt tekort, ook mijn thuis komt tekort. Hoewel ik ervan overtuigd ben dat de dominicaanse spiritualiteit en levenshouding heel erg bij mij passen, heb ik daarom toch met pijn in mijn hart besloten om afscheid te nemen van de DLN en geen professie te doen als lekendominicaan. Maar, zoals een van mijn begeleiders het formuleerde, je kunt heel goed Dominicaan zijn buiten de DLN om. En misschien sta ik er over een aantal jaren wel anders in. God knows.

Blijde boodschap

forgivingvictim-small Elders op deze site vertel ik je over een van de oudere werken van de katholieke theoloog James Alison: een lezing over de brief van de apostel Paulus aan de Romeinen, die in christelijke kringen nog steeds wordt gebruikt om homoseksualiteit te veroordelen als onnatuurlijk en tegen Gods wil. Het is inmiddels 10 jaar later na die lezing uit 2004. Alison heeft verschillende boeken geschreven (allemaal niet vertaald in het Nederlands) en is uitgegroeid tot een bijzondere denker over het christendom en zijn rol in onze ontwikkeling als mens en mensheid. Hij is in zijn denken sterk beïnvloed door de Fransman René Girard, emeritus-hoogleraar aan verschillende Amerikaanse universiteiten. Girard legt in zijn werk de mechanismen bloot, die aan de basis liggen van de menselijke ontwikkeling en cultuurvorming. Belangrijke begrippen uit zijn theorie zijn mimesis en begeerte (nabootsing en imitatie van de verlangens [niet bedoeld als lust] van anderen) en zondebok (mensen vormen groepen door zich collectief af te zetten tegen iemand of tegen een groep). De website van de Girard Studiekring aan de Vrije Universiteit geeft een goede inleiding in Girards denken en in alle wetenschappelijke ontwikkelingen daar omheen.

James Alison geeft al jarenlang cursussen in het christelijke geloof aan volwassenen. Zijn doel hiermee is niet om onderwijs te geven of bijbelse kennis of kerkelijke doctrines over te dragen (instructie), maar om mensen geleidelijk steeds verder in te voeren (inductie) in het besef, dat je veel geliefder bent dan je ooit had gedacht. God roept ons tot een omgang met elkaar waarin liefde de drijvende kracht is en niet het mechanisme van de zondebok. In 2013 heeft Alison zijn cursus uitgegeven in de vorm van vier boeken en enkele dvd's onder de titel Jesus the Forgiving Victim; Listening for the Unheard Voice. Geïnspireerd door Girard geeft hij hierin een heel andere en bevrijdende kijk op de fundamentele boodschap van het christendom dan met name orthodox-protestantse en streng-katholieke stromingen uitdragen. Niet God als opperrechter die ons, zondebokken, de maat neemt met gevoelens van schuld en boete als resultaat. Alison legt het christendom aan de hand van de bijbel open als een daadwerkelijk blijde boodschap. Ik wil een stukje hiervan graag met jullie delen door een passage uit de cursus van Alison te vertalen. Het zijn de slotwoorden van een paragraaf waarin Alison twee teksten van Paulus bespreekt, die altijd worden aangehaald in discussies over Christus' offer aan het kruis (2 Korintiërs 5: 18-21 en Romeinen 3: 21-26). Alison bespreekt de teksten en concludeert:

"In beide teksten is het echt alsof Paulus wil benadrukken dan God grote moeite heeft om ons duidelijk te maken, dat hij fundamenteel goed is en vóór ons en dat Hij deze manier nodig had om ons te laten zien dat Hij vóór ons is, ons werkelijk aardig vindt en van ons houdt en aan onze zijde wil staan. Hij zegt: 'Ik wil geen spelletje met jullie spelen. Ik weet dat jullie lichtgeraakt zijn en de enige manier waarop ik aan jullie duidelijk kan maken dat ik je aardig vind, is door de beroerdste positie in te nemen die jullie kunnen bedenken: een plek waarvan jullie denken dat ik daar bij voorkeur mensen neerzet. Dat is niet zo. Jullie zijn degenen die mensen daar plaatsen: jullie op zijn slechtst. Ik zal die ruimte innemen om jullie te laten zien, dat ik er niet op uit ben om je te grazen te nemen; dat ik jullie echt aardig vind. Op het moment dat je dat inziet, dan kun je ontspannen en vertrouwen op mijn goedheid. Dan hoef je niet langer bezig te zijn met die afschuwelijke gewoonte om jezelf goed te voelen ten koste van een ander of in vergelijking met een ander. In plaats daarvan kun je ontspannen in het besef dat je goed bent en als je ontspant dan zul je merken dat je iets veel beters wordt, veel rijker in menselijkheid dan jij je kunt voorstellen.'"

Gedoopt

Doop Vorige week zaterdag 19 april 2014 was het zover: 's nachts tijdens de paaswake in de kapel van het Dominicanenklooster in Huissen ben ik gedoopt door de prior van het klooster, Henk Jongerius. Samen met een baby-tje en in aanwezigheid van familie en vrienden, van medegasten van de bezinningsdagen in het klooster, van de communiteit en van vele anderen ben ik opgenomen in de geloofsgemeenschap, die zich verbonden voelt met de kapel. In de katholieke kerk is de paaswake HET moment bij uitstek om mensen te dopen. De liturgie van deze viering ter Gedachtenis van de Verrijzenis van Jezus Messias bestaat in grote lijnen uit vier onderdelen: het licht, dienst van het woord, het water en viering van de eucharistie. Herdacht wordt dat Jezus in deze nacht opstaat. De paaswake is het feest van het licht, het feest van het water en het feest van de vreugde om Jezus' verrijzenis.

Wij begonnen de viering buiten voor de kerk, waar een paasvuur brandde. Henk Jongerius stak de nieuwe paaskaars aan aan het brandende vuur en gaf het licht van die kaars door aan enkele kaarsjes van mensen die buiten stonden. Vervolgens gaven wij op dezelfde manier het licht aan elkaar door, terwijl we zingend het licht de donkere kerk in droegen: Christus, het licht van de wereld, verjaagt zo de duisternis van het lijden en sterven. De dienst van het woord bestond eerst uit twee lezingen uit de Schrift met gezang en gebed bij het licht van alle brandende kaarsen. Vervolgens werden de kaarsen gedoofd, de lichten ontstoken en de klokken geluid en met een uitbundig alleluia werd de verrijzenis van Christus bezongen. Hierna volgde nog een lezing uit het evangelie volgens Mattheüs, waarin de Opgestane verschijnt aan de vrouwen bij het graf en aan zijn leerlingen (Mt 28, 1-10).

En daarna volgde het onderdeel waarin het nieuwe water centraal staat. Ik vind dat een prachtig onderdeel van de liturgie, omdat de gelovigen in de kerk dan hun doopgeloften hernieuwen. Zij verklaren ieder jaar op dit moment opnieuw, dat zij hun leven willen inrichten naar Christus' voorbeeld en als wij ons daar nu allemaal maar aan zouden houden, dan zou de wereld er stuk beter voorstaan dan nu. Eerst werd de baby gedoopt, die zich heel stil en nieuwsgierig gedroeg, tot het moment waarop zij werd gedoopt: dat was aanleiding tot een kort durende brul. En daarna was het mijn beurt. Met mijn peter en meter als getuigen ben ik gedoopt met het gewijde water. Onmiddellijk aansluitend ben ik "gevormd", zoals dat in de katholieke kerk heet, c.q. heb ik het vormsel ontvangen.

Het vormsel is een sacrament, waarin ik de kracht van de Heilige Geest heb ontvangen om mijn geloof standvastig te kunnen belijden. Het vormsel is bekrachtigd met een zalving van mijn hoofd en mijn handen. De baby zal het vormsel pas ontvangen als het ouder is. Het moet zogezegd "de jaren van verstand" hebben bereikt, omdat dan een besef heeft wat het betekent om te geloven en je geloof te belijden. Omdat ik heel goed besef wat ik doe en waar het om gaat, heb ik direct na mijn doop het vormsel ontvangen. En het laatste deel van deze twee uur durende viering was het delen van brood en wijn, de viering van de eucharistie. Zo heb ik dus ook mijn eerste Heilige Communie gedaan: na het doopsel en het vormsel het derde en belangrijkste initiatiesacrament van de kerk. Bij kinderen zijn deze drie belangrijke sacramenten in verschillende vieringen over een aantal jaren verspreid; ik als volwassene ben in deze ene bijzondere viering volledig opgenomen in de rooms-katholieke kerk.

Terugkijkend heb ik prachtige dagen gehad in Huissen. Ik ben blij dat ik deel uitmaakte van een groep mensen met verschillende levens en geloofsachtergronden, die op de woensdag voor pasen de weg naar het klooster gevonden had voor een aantal bezinningsdagen. Ze hebben mij gesteund, kaartjes en cadeaus gegeven: ik voelde mij door hen gedragen. Ik ben mijn peter en meter, Stef en Lien, dankbaar dat zij mij bij deze stap wilden begeleiden, ook al kenden beiden mij niet goed. Zij vormen een band met de gemeenschap in Huissen, dat helaas voor mij niet naast de deur ligt. Ik vond het bijzonder dat zoveel familie en vrienden er zo'n lange rit in de auto voor over hadden om bij mijn doop aanwezig te zijn. En ook zij kwamen in de nazit weer met cadeaus, prachtig allemaal.

Gelukkig heb ik de communiteit in Huissen leren kennen. Zij vormen binnen de rooms-katholieke kerk een plek, waar ieder mens welkom is en helemaal zichzelf mag zijn. Een plek waar ik helemaal niet eens bevraagd ben over mijn homoseksualiteit en dat is heel bijzonder. Voor mij is hun omgang met mensen een voorbeeld van hoe Jezus ons die omgang ook heeft voorgeleefd. Zo'n betrokkenheid op mens en maatschappij en respect voor ieders eigenheid als mens zie ik ook als opdracht in mijn eigen leven als christen. Ik ben gelukkig gedoopt.

Verlegenheid

Mijn weg van "heiden" naar katholiek gaat gepaard met de nodige verlegenheid. Thomas Merton beschrijft dit gevoel in zijn autobiografie Louteringsberg op een manier die voor mij heel herkenbaar is. Na de beschrijving van zijn bijzondere ervaring knielend bij het altaar van de Santa Sabina, de kerk van de Dominicanen in Rome, merkt hij het volgende op. "Iets anders wat katholieken ook niet van bekeerlingen kunnen begrijpen, is de ontzettende, kwellende verlegenheid, en de zelfcontrole, waaraan dezen onderhevig zijn als zij in het openbaar in de katholieke kerk bidden. Het kost een ontzettende inspanning, die zonderlinge angst te overwinnen en het gevoel dat iedereen naar je kijkt, en dat ze allemaal denken dat je gek bent of je belachelijk vinden. En die dag in de Santa Sabina liep ik, ofschoon de kerk nagenoeg leeg was, over de plavuizen, doodsbang dat een arm oud vrouwtje dat daar zat, mij met achterdochtige blikken zou nakijken. Toen ik neerknielde om te bidden, vroeg ik mij af of zij niet onmiddellijk naar de paters zou lopen om mij met hartgrondige afschuw ervan te beschuldigen dat ik in hun kerk kwam bidden - alsof de katholieken het wél best vonden dat er hele troepen ketterse toeristen zonder enige eerbied en met volkomen onverschilligheid in de kerken rondliepen, maar kwaad zouden worden als één van die bezoekers in zoverre Gods Tegenwoordigheid in die kerk erkende, dat hij enkele ogenblikken neerknielde voor gebed!"

De katholieke eredienst heeft de nodige elementen in zich die ervoor zorgen dat iemand die daar niet vertrouwd mee is, zich bij tijd en wijle behoorlijk verlegen kan voelen. Wanneer moet je nu gaan staan? Wanneer blijf je zitten? En dan dat knielen: dat doe je toch niet? Aan de andere kant val je natuurlijk juist op wanneer je niet knielt, terwijl anderen om je heen dat wel doen. In alle vieringen die ik de laatste jaren heb bijgewoond, heb ik een maal spontaan geknield tijdens een eucharistieviering. Ik had om een gegeven moment het gevoel dat ik op de knieën moest. Terwijl ik mij afvroeg of dat niet raar was (de blik van het oude vrouwtje van Merton) heb ik het toch gedaan. Ik was op dat moment niet de enige. En later hoorde ik van een van mijn reisgenoten van die wandelvakantie, een diepgelovige katholiek, dat hij mij oprecht devoot vond!

Deze verlegenheid, de verwachting dat iedereen naar mij zal kijken en een afkeurende mening of op zijn minst een oordeel heeft over mij, heeft me ook parten gespeeld bij mijn aarzelingen om mij te laten dopen. Aanvankelijk vergeleek ik dopen met uit-de-kast-komen: het proces dat iedere homo en lesbienne doormaakt die op een gegeven moment het besluit neemt, dat het tijd wordt om de buitenwereld van de "afwijkende" geaardheid op de hoogte te stellen. Ik vond uit-de-kast-komen geen makkelijke opgave, omdat ik net als de meeste mensen liever niet anders ben dan anderen. En zo keek ik dus aanvankelijk ook tegen dopen aan. Merton zegt, dat het een "ontzettende inspanning (kost), die zonderlinge angst te overwinnen en het gevoel dat iedereen naar je kijkt". Mij helpt het om 'onder' die angst te kijken en het verlangen te voelen om verbonden te zijn met Hem en daar niet geheimzinnig of moeilijk over doen. Mij helpt het ook om gewoon maar te
doen: om die stap te zetten. Beginnen aan een menselijke relatie is ook altijd spannend en dan zet je op een gegeven moment ook die stap gewoon, gedreven door het verlangen naar verbondenheid met die ander. Het voelen van het verlangen of de drang is cruciaal, volgens mij. En dan zijn de eventuele blikken van het oude vrouwtje van Merton helemaal niet belangrijk meer.

Mijn doop

Doop Als je, zoals ik, op pad gaat in het katholieke geloof langs kloosters en gesprekken met een pastor, dan kom je op een gegeven moment voor de vraag te staan of je je ook zult laten dopen. Het is een vraag die niet eens van mijn pastor uitging: zij kwam gaandeweg vanzelf bij mij op. Ik dacht daarover na en was er huiverig voor. Ik ben serieus van aard en vind dat ik zo'n stap alleen moet zetten als ik dat ook echt wil. Voor mij zal zo'n gebeurtenis nooit zoiets zijn als "even laten dopen", zoals sommige mensen trouwen zien als "even een papiertje halen". Zo zit ik niet in elkaar. Ongeveer een jaar geleden voelde de doop voor mij nog als coming-out ten overstaan van een grote groep mensen. En ik was er niet aan toe om opnieuw uit de kast te komen.

Inmiddels ben ik een jaar verder en word ik in de paasnachtdienst (zaterdagavond voor eerste paasdag) gedoopt in de kapel van het Dominicanenklooster in Huissen. Wat is er veranderd? Waarom nu wel? Ik kan de vergelijking met mijn coming-out hierin doortrekken. Als homo kwam ik pas uit de kast, toen ik het homo-zijn aangenomen had als mijn eigen verhaal ("dit ben ik, dit gaat over mij"). Precies zo laat ik mij nu dopen omdat ik het mens-zijn zoals Jezus dat voorleefde, aangenomen heb als mijn eigen verhaal. Een belangrijk moment in deze groei naar de doop toe, was mijn deelname aan de vieringen tijdens de Goede Week in Huissen in 2013. Op 29 maart 2013 schreef ik hierover: "Ik word iedere keer geraakt door de boodschap die in deze dagen telkens terugkomt, dat ieder mens van waarde is en dat Jezus naast de misdeelden en verdrukten stond. Dat Hij heeft laten zien in woord en daad waartoe wij mensen geschapen zijn, namelijk om elkaar nabij te zijn, te steunen en te helpen, niemand uitgezonderd." Dit is een manier van leven die ik graag wil voorleven (waarbij ik nog wel wat egocentrisme los moet laten) en mijn doop laat dit zien.

Er zijn ook belangrijke denkers geweest, die mij hebben geholpen om allerlei twijfels en aarzelingen over deze stap los te laten. In het gastenverblijf in Huissen ligt een boekje met voor iedere dag een citaat uit het werk van Dietrich Bonhoeffer, een vooraanstaande Duitse kerkleider, theoloog en verzetsstrijder tegen het nazisme, die in 1945 na een tocht langs concentratiekampen terechtgesteld is wegens hoogverraad. Op de dag dat ik de prior van de Dominicanen in Huissen,
Henk Jongerius, vroeg of hij mij wil dopen, luidde het citaat van Bonhoeffer: "Christen zijn betekent niet op een bepaalde manier religieus zijn, op grond van een of andere methodiek iets van zichzelf maken (een zondaar, een boetvaardige of een heilige), het betekent mens zijn. Christus schept in ons de mens, niet een bepaald type mens." Dit relativeerde voor mij allerlei gedachtespinsels over wat een christen is. Het pad dat ik bewandel is een pad naar menswording.

De belangrijkste denker voor mij is echter de katholieke theoloog
James Alison. Elders op deze site vind je de vertaling van een lezing die hij heeft gehouden over het begin van Paulus' brief aan de Romeinen. Ik heb persoonlijk echter geen enkele moeite met wat Paulus al of niet van homo's vond; voor mij is Alison voor iets heel anders wezenlijks erg belangrijk. Hij laat in zijn werk zien en onderbouwt dat theologisch briljant, dat de nadruk van de kerk op zonde en boete het wezen van de Blijde Boodschap (hij heet niet voor niets zo!) volstrekt mist. De kern is dat God juist wil dat wij net als Jezus mensen worden die naast andere mensen staan en niet mensen die anderen verketteren of dreigen met hel en verdoemenis. Waarachtig mens zijn (dus christen zijn, zie Bonhoeffer) vraagt nu juist om ons denken in wij en zij en dus in goed (=wij) en fout (=zij) te overstijgen. In een volgende blog kom ik hier misschien nog eens op terug, maar ik ervaar Alisons inzichten als een bevrijding van de drukkende negatieve nadruk op zonde. En daarmee heeft hij voor mij het grootste struikelblok weggenomen om van harte een christelijke weg te bewandelen. Dus, James: dank daarvoor.

Op 9 september 2013 heb ik de stap gezet om te vragen om doop en opname in de katholieke kerk en gaf Henk Jongerius aan graag aan mijn verzoek te voldoen. Maar ondanks deze denkers en mijn ervaringen met Pasen, had ik er toch nog niet helemaal vrede mee. Ik had nog een laatste zetje nodig om zonder aarzelingen (maar wel met plankenkoorts...) naar dit moment toe te leven. Dat zetje heb ik in december gekregen, toen ik te gast was bij de trappisten van de
Abdij Koningshoeven. In een vorige blog heb ik geschreven over de zogeheten conferenties van broeder Korneel Vermeiren over de godsontmoeting. Maar het allergrootste cadeau van deze retraite was het moment op donderdagmiddag dat ik vanbinnen echt volledig stil viel en alle gedachten kon laten gaan. Ik heb in een spontane ingeving het zogeheten latifa-gebed beoefend, die ik bij Pulsar (deVoorde) heb geleerd. In die oefening zet je innerlijk zeven stappen langs een aantal kwaliteiten. Een van die stappen gaat van vertrouwen (=geloof) naar overgave (=loslaten). En bij het moment van overgave heb ik alle muizenissen die ik nog had over dopen, alle argumenten voor en tegen, helemaal kunnen loslaten. Mijn besluit om mij te laten dopen is helemaal ingedaald in mijn wezen, om het zo maar uit te drukken.

Sinds dat moment spelen mijn hersenspinsels mij geen parten meer. Ik heb alle vertrouwen in het pad dat ik bewandel. De doop maakt hier deel van uit, omdat mijn pad nu eenmaal het christelijke, katholieke pad is. Mijn doop is een uiterlijke, zichtbare markering van die weg. Hij maakt mij lid van een gemeenschap van mensen die in vieringen, rituelen en zorg voor anderen in een lange en rijke traditie staan. Mensen die net als ikzelf stuntelaars van goede wil zijn, die met vallen en opstaan bezig zijn om Mens te worden. Deze gemeenschap van mensen vormt samen een kerk, waarin af en toe iets van het mysterie van Gods liefde zichtbaar en voelbaar wordt. Het is 
deze kerk van medemensen waar ik door mijn doop deel van uit ga maken, niet de kerk van de regels die met hameren op zonde en boete mensen onderdrukt.

Kerkregels

Bijbel Eerder deze week kwam ik via Twitter terecht bij een bijzondere, ontroerende documentaire, die door de NCRV op 23 december is uitgezonden. Het is het portret van een sterke, warme vrouw uit Staphorst: een van de plekken in Nederland waar het orthodoxe protestantse geloof nog voor veel mensen leidend is bij de inrichting van hun leven. Hilligje Kok-Bisschop is een weduwe met in ieder geval drie kinderen, actief en betrokken bij de gemeenschap van haar kerk, die zelfstandig een boerenbedrijf lijkt te leiden. De documentaire laat zien hoe zij als vrouw haar plek wil innemen in het mannenbolwerk van haar kerk en de SGP: omdat zij vindt dat God geen onderscheid maakt en dat zij dus meer stem zou moeten hebben dan alleen te mogen dweilen in de kerk. Het kerkbestuur maakt duidelijk dat zij zich op een heilloze weg bevindt. Uiteindelijk kiest zij voor haar eigenwaarde en voor haar homoseksuele zoon en verlaat zij de kerk. Ze blijft een erg gelovige vrouw die vanuit het evangelie leeft en dat ook wil uitdragen, maar met de beklemmende regels van haar kerk kan ze niet meer uit de voeten.

De documentaire laat op liefdevolle manier zien, zonder met de beschuldigende vinger naar de kerk te wijzen, hoe iemand die oprecht en vanuit liefde met haar medemensen wil omgaan, vastloopt in kerkregels die claimen de waarheid of het juiste geloof in pacht te hebben. Juist de menselijke opzet van de film maakt het contrast met de rigide kerkregels voelbaar. Ik vind het extra schrijnend dat de veroordelingen door de kerk over het pad dat zij kiest, ook nog eens worden uitgesproken uit naam van God. Zo raakt de menselijkheid volledig uit het zicht en hoeft de predikant of kerkenraad zelf geen verantwoordelijkheid te nemen voor mogelijke gevolgen van dergelijke oordelen. Zij vertolken immers de wil van God? Ik bewonder de weg die deze vrouw is gegaan om zichzelf eerlijk in de ogen te kunnen blijven kijken. De manier waarop zij rustig, met alle twijfels maar wel doorzettend opkomt voor zichzelf en voor de band met haar zoon, is prachtig om te zien.

En de SGP, de partij die een uitspraak van de Hoge Raad aan zijn broek kreeg om de uitsluiting van vrouwen te stoppen? Kees van der Staaij, de fractievoorzitter in de Tweede Kamer, laat duidelijk zien van het gevoel van deze vrouw volstrekt niets te begrijpen. Hij geeft niet eens antwoord op haar vraag naar de uitkomst van de speciale SGP-vergadering over het arrest van de Hoge Raad. Hij walst volkomen over haar heen en nodigt haar uit op een kopje koffie in Den Haag. En vertrekt dan zo snel mogelijk uit het oog van de camera, samen met zijn slippendrager: dezelfde man die Hilligje Kok eerder glimlachend meldde dat zij van de rechter niet mogen discrimineren, om haar vervolgens niet toe te laten tot de vergadering, omdat zij geen perskaart heeft. Als dat de manier is waarop de mannenbroeders omgaan met de terechte vragen van hun vrouwen....

http://www.ncrv.nl/ncrvgemist/23-12-2013/ncrv-dokument-houdt-god-van-vrouwen

Geloven

getijden Gisteren heb ik een stille retraite van ruim drie volledige etmalen bij de trappisten van de Abdij Koningshoeven afgesloten. Het was een voorrecht om in een groep van 12 gasten al die tijd mee te mogen leven met een vitale en levendige kloostergemeenschap en zes maal per dag gezamenlijk de gebedsmomenten te vieren. Iedere avond was er een trappistenbiertje voor ons, waaronder woensdag de eerste kennismaking met het nieuwste Nederlandse trappistenbier, Zundert: een absolute aanrader. Een bijzonder moment vond ik iedere ochtend de zogeheten conferentie van broeder Korneel, de vorige abt van de abdij. Een half uurtje waarin hij ons aan de hand van zijn eigen persoonlijke ervaring en teksten uit de bijbel of andere bronnen stof tot overdenking meegaf.

In de welkomstbrief was als onderwerp de adventstijd aangekondigd, maar omdat er deelnemers waren die vorig jaar in dezelfde tijd ook al aan de retraite hadden deelgenomen, heeft broeder Korneel ons vier maal onderhouden over de Godsontmoeting. Dan gaat het dus over vragen als: Kunnen wij God ervaren? Waar is God te ervaren? Hoe kan God ervaren worden? God is niet te ervaren, maar we kunnen wel iets van Hem gewaarworden. We kunnen Hem bijvoorbeeld gewaarworden in de stilte (Elia op de berg Horeb) of in de nacht (Jacob die worstelt met God en in zijn heup gewond wordt). Maar vandaag ging het over diegene in wie of via wie christenen bovenal God gewaar kunnen worden: Jezus van Nazareth. Die in Johannes 14, 6 zegt: "Ik ben de weg, en de waarheid en het leven. Alleen door Mij heeft men toegang tot de Vader."

In zijn beschouwing maakte br. Korneel duidelijk in grote lijn twee soorten oprechte gelovigen (christenen) te kennen. De eerste groep gelovigen bestaat uit die mensen, die via Christus tot God komen. Zij zijn de mensen die zich verbonden voelen met Jezus in Zijn concrete bestaan in de bijbel en die via Hem geleidelijk aan iets gaan proeven van het grote mysterie dat Hem overstijgt: God. De tweede groep mensen volgt in zekere zin de omgekeerde weg: van God naar Christus. Zij voelen zich vanuit een authentieke religiositeit aangetrokken tot God en zien Hem vervolgens geleidelijk gezicht krijgen in de mens Jezus. Maar voor beide groepen mensen geldt, dat uiteindelijk Christus centraal staat. Zijn persoon maakt hen tot christenen. Zelf behoor ik zeker tot de tweede groep, niet de eerste. Voor mij begint Christus eigenlijk pas contouren te krijgen sinds de vieringen tijdens de Goede Week in Huissen dit voorjaar.

Roomse heisa

JPII Struinend in mijn boekenkast op zoek naar geschikte lectuur voor mijn middagje sauna stuitte ik op een klein boekje van 52 pagina's onder de titel Roomse Heisa. Het boekje is een bundeling van artikelen (het woord columns bestond toen nog niet, volgens mij) van de hand van Gerard Reve, die in NRC Handelsblad verschenen zijn in de periode van 5 april tot 15 mei 1985. De titel trok mij aan na alle commotie over het interview met Vaticaan-theoloog Wojciech. Reve blijkt zijn artikelen geschreven te hebben op verzoek van de krant met als aanleiding het omstreden bezoek van de toenmalige paus Johannes Paulus II aan Nederland.

Ik moet zeggen dat ik niet teleurgesteld ben in mijn keuze voor dit boekje als saunalectuur. Door de omvang past het precies in de zak van mijn badjas, wat natuurlijk erg praktisch is. Het bevat pareltjes van Reviaans taalgebruik en humor, waardoor ik regelmatig met een glimlach aan mijn maaltijd zat. Zo moppert de schrijver naar aanleiding van de openluchtmis op vliegveld Beek bij het vertrek van de paus: "En dan dat geëmmer over de liefde, al maar door, maar heeft die liefde iets met tederheid of deernis te maken? Wat hebben u of ik te maken met de 'mysterieuze, oneindige liefde tussen de Drie Goddelijke Personen'? Niemand beweert toch dat die drie bonje met elkaar hebben?" Een betere observator en verslaggever van de Roomse heisa dan de homoseksuele en erg katholieke Gerard Reve kon ik mij na al dat zware gedoe over de katholieke moraal niet wensen.

Een van de artikelen draagt de titel (let op de hoofdletters!):
De Ontoepasbaarheid Van De Katholieke Moraal. In het licht van Wojciech een interessante titel. De aanleiding van dit artikel was de toespraak van Hedwig Wasser, lid van de Nederlandse Missieraad, voor de paus in de Jaarbeurs in Utrecht. In een persoonlijke toevoeging aan de goedgekeurde toespraak hekelde zij de uitsluiting in de kerk van ongehuwd samenwonenden, gescheidenen, gehuwde priesters, homoseksuelen én vrouwen. Reve vindt na lang nadenken dat zij terecht haar eigen mening uitsprak. Dit is aanleiding voor een beschouwing met als kern: "Het wezenlijke van een volwassen, volgroeide religie is dat zij iets zegt, maar iets anders bedoelt. Dat geldt zowel voor de verwoording van het geloof als voor de verwoording van de moraal die ze haar aanhangers voorhoudt." Hij illustreert dat aan de hand van een paar geloofswaarheden en concludeert: "Dit betekent volgens mij, dat de verwoording van het verkondigde niet is wat met gelooft. Men gelooft iets anders dat men niet wil of niet kan uitspreken." Vervolgens betrekt hij die redenering op de katholieke moraal.

"Zo gelieve men ook de door de RK kerk officieel gedecreteerde seksuele moraal te beschouwen. Deze is zo absurd en zo totaal ontoepasbaar dat iemand die het bij een oppervlakkige beschouwing laat gemakkelijk tot de conclusie kan komen 'dat ze in Rome gek geworden zijn'. De ontoepasbaarheid van die moraal zoude ons echter ook tot het vermoeden kunnen leiden dat niet van ons verondersteld wordt dat wij die moraal naar haar woordelijke inhoud ooit zouden kunnen naleven. Vandaar dat ik, net als bij mijn beschouwing van het geloof, denk dat, mutatis mutandis, er iets anders dan het letterlijk medegedeelde bedoeld wordt." Het is een mooie redenering, maar ook een naïeve gedachte volgens mij. Ik vrees dat Rome in de persoon van Wojtiech echt vindt dat de uitsluiting van de groepen die Hedwig Wasser noemde, geheel terecht is. Maar ik schaar mij volgaarne achter Reves overtuiging, dat ik verondersteld word om die moraal niet woordelijk na te leven, omdat zij zo absurd en ontoepasbaar is. Ik vind haar namelijk ook absurd, ontoepasbaar en niet van deze tijd. Ik vind mijn eigen seksuele moraal goed en wel van deze tijd. Of getuigt dit nu van de zonde van de hoogmoed?

Katholiek?

katholiek De laatste jaren ben ik mij geleidelijk steeds meer verbonden gaan voelen met het katholieke geloof. Het mysterie, de rituelen en liturgie en de vieringen: ik vind dat de katholieke kerk veel bewaard heeft van de waarde van het christendom voor mijn leven, nl. verbondenheid met God en de boodschap van liefde van Jezus. Het grote sacrament van de eucharistie raakt mij erg en ik vind het onbegrijpelijk dat de protestantse kerken het delen van brood en wijn maar zo zelden vieren. Het meevieren dit jaar van de Goede Week in Huissen was voor mij een hoogtepunt in deze verbondenheid met het katholicisme.

Daar is nu voor de zoveelste keer een enorme knauw in gekomen. En de aanleiding is opnieuw - hoe kan het ook anders? - homoseksualiteit. Een Amerikaanse tv-zender interviewde de zogenoemde huistheoloog van de paus, de man die toespraken en dergelijke op hun theologische zuiverheid en waarheid controleert. In dit interview heeft hij het over de homo-ideologie die erop uit is om de mensheid te veranderen, gesteund door overheden met macht en geld. Hij heeft het over perversie, ziekte en misvorming van de menselijke natuur. Hij heeft het over emotioneel instabiele mensen uit gebroken gezinnen. Hij heeft het over abortus en anticonceptie als oorzaken van de huidige moraal. Hij heeft het over "mensen met dit probleem". Hij heeft het over mij....

Opnieuw schoffeert de top van de katholieke kerk medemensen zoals jij en ik door ze af te schilderen als perverse misvormingen van de menselijke natuur, die er zelfs nog op uit zijn om de mensheid te gronde te richten met hun "ideologie". Giertych is van mening dat met het toenemen van de invloed van de overheid de moraal omlaag gaat. De kerk daarentegen zorgt wel voor hoge morele normen, want zij heeft immers de genade van Christus? Is dat niet een vorm van hoogmoed, een van de zeven doodzonden? Verbijsterend vind ik dat deze uitspraken gedaan worden door een Dominicaan, terwijl ik mij als homo juist door de
Dominicanen in Huissen binnen de kerk zo gezien voel.

Velen hebben mij al eens gevraagd, waarom ik als homo de stap wil zetten om mij op te laten nemen in de katholieke kerk. Uiteraard heb ik mijzelf dat ook afgevraagd, waarbij ik telkens uitkom bij hetzelfde antwoord. Dat antwoord is, dat het mij niet te doen is om het instituut kerk, maar om mijn relatie met God, die ik nu eenmaal het beste bemiddeld ervaar in de katholieke kerk. Toch noemde ik mijzelf de laatste tijd nogal eens "katholiek-in-wording" of "leerling-katholiek". Dit interview slaat voor mij op dit moment echter de deur dicht. Die woorden komen voorlopig mijn mond niet meer uit. Een volgende stap op mijn weg zal nog steeds zijn om mij te laten dopen. Niet om opgenomen te worden in de katholieke kerk, maar om mijn verbondenheid met Jezus' voorbeeld als mens te markeren.

Geraakt worden

Voetwassing Geloof is iets wat je raakt. Geloven gaat niet over het verstand, hoe belangrijk ons verstand ook is. Het helpt ons bijvoorbeeld om waarheid van leugen te onderscheiden en om de wereld om ons heen te begrijpen. Zonder verstand zouden wij geen mens zijn, zouden wij als biologische soort al lang uitgestorven zijn. Geloof is ook niet het aannemen van een serie dogma's en regels van een kerk en je leven daardoor laten bepalen. Geloven is een kwestie van het hart: de zetel van je gevoel en emoties en de bron van jouw liefde voor een ander. Het is de plek waar je geraakt wordt door de Bron van Liefde. Je kunt een pantser om je hart heen leggen zodat de pijlen afketsen, maar je kunt het ook open zetten en je laten raken. En dat is wat er dezer dagen volop met mij gebeurt.

In het Dominicanenklooster in Huissen vier ik sinds woensdag samen met andere gasten, de gemeenschap hier en mensen van buiten de Goede Week: de periode in het jaar waarin de kerk het lijden, sterven en de verrijzenis van Jezus Christus gedenkt. De liturgie is prachtig, ingetogen en met veel samen zingen en gedenken van Jezus' boodschap van liefde voor mensen. Ik word iedere keer geraakt door de boodschap die in deze dagen telkens terugkomt, dat ieder mens van waarde is en dat Jezus naast de misdeelden en verdrukten stond. Dat Hij heeft laten zien in woord en daad waartoe wij mensen geschapen zijn, namelijk om elkaar nabij te zijn, te steunen en te helpen, niemand uitgezonderd. In iedere viering bij de voorbeden (de hardop uitgesproken uitnodiging om mensen of groepen mensen in je gedachten of gebed mee te nemen) worden ook altijd de homo's genoemd. Deze openheid en betrokkenheid bij mens en maatschappij is kenmerkend voor de Dominicanen; en voor Jezus' boodschap zoals Hij die heeft voorgeleefd. En dat raakt mij in mijn hart.

In deze tijd van het jaar, in deze omgeving van het klooster in Huissen, kan ik niet aanwezig zijn zonder mij te laten raken door wat ik zie en ervaar. Op Witte Donderdag de "Gedachtenis van het Laatste Avondmaal van Jezus Messias" vieren met zo'n 100 mensen rondom een lange tafel, een mooie overweging van
André Lascaris o.p., prachtige zang van de cantorij en samenzang met elkaar: voor mij wordt dan invoelbaar hoe Jezus met zijn leerlingen zijn laatste avondmaal vierde. Jezus die tijdens de maaltijd opstaat en zijn leerlingen de voeten wast, toont dat dienstbaarheid betekent dat je handelt (Johannes 13: 17). En ook dat raakt mij: hoe dienstbaar ben ik, hoe egocentrisch ben ik? Iedere viering zijn er wel momenten, die mij raken.

Dat is ook precies waar het hier om gaat, volgens mij. Mijzelf laten raken door het meeleven met deze periode uit het leven van Jezus en mijzelf dan vervolgens de vraag stellen: en ik dan? Waar sta ik nu? Wat betekent dit voor mij en voor mijn leven? En die vragen stel ik mijzelf zonder mijzelf met mijn antwoord te veroordelen. De vieringen, de overwegingen, de manier waarop Jezus met Zijn leerlingen omging: alles toont dat de bedoeling niet is dat ik mij schuldig en klein ga voelen, maar dat ik
mij bewust word van mijn handelen naar andere mensen. En dat ik probeer om iedere keer iets meer in Zijn geest te handelen. Geen straf en boete omdat Hij voor of door mijn zonden gestorven zou zijn, maar een uitnodiging om Zijn voorbeeld te volgen en telkens weer iets goeds te doen en een iets beter mens te worden. Stapje voor stapje. Dat is een uitnodiging waarop ik graag inga.

God zoeken - 5

God Een monnik is een godzoeker. Dat geldt ook voor mij, al noemde ik dat aanvankelijk niet zo. God was voor mij dusdanig vreemd dat ik het woord niet in mijn mond nam. Geen Aanwezigheid maar een begrip, dat iets aanduidde waar ik niet in geloofde. Ik was wel op zoek, maar niet naar God. Waar dan wel naar? Naar iets, duidelijker dan dat kon ik het niet omschrijven. Tegenwoordig kan ik wel zeggen dat ik een godzoeker ben en in die zin ben ik ook zeker een monnik. De mystiek zal het zo formuleren, dat mijn ziel verlangt naar God. De mystiek zal zeggen dat God mij zoekt. En jou. Maar wie is nu God? Ik heb hierover een mooi stuk gelezen in het boek Leven met de Beminde van Agnes Holvast, waarin zij haar negen jaar in een Clarissen-klooster beschrijft. Ik citeer hier graag iets uit, omdat zij goed beschrijft hoe ik God zie. Dat is nog iets anders dan hoe ik God ervaar: ik wil mijn godservaring niet vergelijken met iemand die jaren in een contemplatief klooster heeft gewoond.

"Het is een riskante zaak een hoofdstuk aan God te wijden. In feite gaat het hele boek over God, zoals ik zelf over God ga en zoals het hele leven over God gaat. Het is mijn overtuiging dat er zonder God niet eens leven zou zijn. Zonder God zou mijn hart niet kloppen, zou ik niet kunnen ademen en zou ik niet kunnen groeien of liefhebben. (...) Ik zou niet de unieke persoon zijn die ik ben. Ik zou er überhaupt niet zijn. (...) Alles is uit God en alles is in God. God is groter dan alles, het idee dat ik God met mijn verstand zou kunnen bevatten is dwaas en aanmatigend."

"In mijn relatie tot God ervaar ik Hem, naast het Zíjn van alles wat is, als een God die ik mag benaderen, een God die van mij houdt en die zich om mijn groei en levensgeluk bekommert. (...) Het hele leven bestaat uit relatie. De mens gaat een relatie aan met de aarde door haar te bewerken. Nieuwe mensen, planten en dieren ontstaan door relatie. Geluk heeft een direct verband met relatie, want niemand kan gelukkig zijn zonder een relatie aan te gaan met anderen of het andere. Het is bekend dat kinderen kunnen sterven als ze alleen gevoed worden met eten, maar niet met aandacht en liefde. Het wezen van het leven zélf is relatie. En aangezien God de basis is voor het leven, hoe zou het dan kunnen dat ik geen relatie met Hem kan aangaan!

Natuurlijk heeft het gevaren als ik God aanspreek als mijn gelijke. Als ik naar God kijk alsof Hij een persoon zou zijn, dan ben ik al snel geneigd om alles wat ik opgedaan heb aan kennis over de mens op God te projecteren. Dan creëer ik Hem naar mijn beeld, naar mijn verlangens of naar mijn angsten. Maar als ik mezelf van deze al te menselijke neiging bewust ben, dan is het grootste kwaad al bezworen. Dan kan ik gaan lachen om mijn eigen godsbeeld omdat ik weet dat dit God niet is.want God ontsnapt natuurlijk aan al mijn beelden. Hoe kan ik immers met mijn beperkte geest God begrijpen? Dit is onmogelijk.

Ik heb mijzelf voortdurend moeten betrappen op mijn valse godsbeelden. Een van de voornaamste was misschien wel het geloof dat God samenviel met de Liefde die ik op mysterieuze wijze ervoer. Ik maakte God klein door Hem te meten aan de maat die ik kon bevatten. Terwijl de werkelijkheid andersom is: God bevat mij volledig. Voor mij ligt daar het verrukkelijke van de persoonlijke God: ik word uitgenodigd om me volledig aan Hem toe te vertrouwen. Dit is de beste weg om me uit mijn angst- en ego-denken te trekken."

God zoeken - 4

God "De meest indrukwekkende (en kwetsbare) ervaring was bij de 7de smart: begraven. Ik heb echt kunnen begraven en loslaten en heb totale overgave gevoeld (aanvaarding). Ik heb geknield voor het kruis, stond weer op, voelde alsof er in mijn rug geduwd werd, heb weer geknield en mijn hoofd op het altaar gelegd. Overgave. Toen ik weer opstond, zag ik het kleine beeldje van Jezus en zag in Hem niet zozeer de Lijdende Mens, maar de Mens met kracht en zachtheid. Jezus als voorbeeld. Het kruis is voor mij het absolute symbool van overgave.

Na de wending voelde ik mij herboren (= de opstanding). Precies zoals ik in mijn "werkboek" tijdens de voorbereiding op De Voorde had getekend: ik ben liefde. Bij het afdalen van de treden had ik heel sterk het gevoel: ik mag er zijn. Bij de rest van de weg terug, was er aanvankelijk vooral mildheid en zachtheid en gedachtes over mijn eigen praktijk, net als toen ik de eerste keer het pad van de smarten en de vreugden liep. Bij gevonden vloeiden de tranen; ik heb me echt gevonden en thuis gevoeld, wetend dat ik gedragen word. De bekroning maakte me sterk en stil. Ik ben op het bankje gaan zitten, heb wat gedronken en de plek bekeken. Daarna ben ik terug gegaan en heb tegen de begeleidster, Claudia, gezegd: ik ben klaar. Ik was daar ook klaar voor dat moment. Ik heb daar ontvangen wat er voor mij op dat moment te krijgen was. Uitermate bijzonder en indrukwekkend."

Deze nuchtere laatste woorden doen onvoldoende recht aan wat ik toen ervaren heb. Maar het voelde nog zo kwetsbaar voor mij met mijn niet-christelijke achtergrond en mijn linkse verleden om voor iedereen duidelijk zichtbaar geknield te hebben voor het kruis, dat ik er voor mijzelf nog niet goed mee uit de voeten kon. Vandaar mijn wat afstandelijke woorden en mijn aarzelingen destijds om er in mijn dagelijkse omgeving over te praten. Nu kan ik zeggen dat ik aangeraakt ben door God, toen kon ik dat nog niet. Wel heb ik helemaal aan het eind van het programma terug op De Voorde de volgende levensspreuk geformuleerd, waarin iets terug klinkt van mijn gevoel van thuiskomen en verwondering:

Zoekt en gij zult gevonden worden (soms uit onverwachte hoek).

God zoeken - 3

God Wat ik nu ga schrijven, is heel persoonlijk. Het komt uit mijn dagboek uit 2006. Ik heb het drie dagen na terugkomst van mijn programma bij De Voorde opgeschreven. Toen ik het opschreef voelde de ervaring nog erg kwetsbaar, ook vanwege mijn niet-christelijke achtergrond. Ik heb het destijds ook maar aan een of twee mensen verteld. Inmiddels heb ik geen schroom meer om met mijn verhaal naar buiten te komen. Het is weliswaar een persoonlijk verhaal, maar het is ook een universeel verhaal: het is het verhaal van iemand die op zeker moment geraakt is door God. Om het te volgen, moet je je door mijn woorden heen in mijn ervaringswereld verplaatsen. Misschien herken je iets van jezelf in mijn aantekeningen.

Bonhoeffer schreef: "Als ik degene ben die zegt waar God zijn zal, dan zal ik daar altijd een God vinden die op een of andere manier bij mij past, mij bevalt, die met mijn wezen verbonden is. Is het echter God die zegt waar hij zijn wil, dan zal dat een plaats zijn, die vooralsnog helemaal niet bij mijn wezen past, die mij ook in het geheel niet bevalt. Deze plaats is het kruis van Jezus. En wie hem daar vinden wil, die moet ook zelf onder dit kruis, zoals de Bergrede dat verlangt." Dat is precies wat mij is overkomen. Hier volgt het eerste stuk van de tekst uit mijn dagboek. In de volgende post beschrijf ik het vervolg. Cursieve woorden duiden telkens een kapel met de betreffende smart of vreugde aan op de pelgrimsplek in Oberzeuzheim.

"De tweede tocht was voor mij uiteindelijk nog indrukwekkender.Toen ik het pad van de zeven smarten startte, kwam op mijn innerlijk vraag wat rijp was om te
offeren het antwoord: mijn verwachtingen. Dat maakte me rijp voor de vlucht: mijn eigen innerlijke waarheid was op de vlucht om zichzelf te beschermen tegen al mijn verwachtingen (en tegen andermans verwachtingen, denk ik nu). Bij het verloren zijn voelde ik me ook verloren en eenzaam. Ik realiseerde me waarom ik op zoek ben: om gevonden te worden. Ik ben niet op spirituele zoektocht om de waarheid van een ander te vinden (christendom, boeddhisme of wat dan ook). Ik ben niet op zoek om de juiste vorm voor mijn spiritualiteit te vinden. Juist het feit dat ik van huis uit geen vorm heb meegekregen, maakt mij als spiritueel zoeker rijp voor de ervaring van verloren zijn. Ik ken immers geen vorm om mij aan vast te houden? Bij de ontmoeting herinnerde ik mij mijn verschillende ontmoetingen met spirituele tradities: kloosters, De Voorde, de plek in Duitsland waar ik stond. De vraag, wat rijp was om losgelaten te worden (de kruisiging), gaf mij als antwoord: mijn zoektocht. En zo heb ik mijn zoeken losgelaten. Vervolgens werd mij alles teruggegeven wat mijn naar dat moment op die plek heeft gebracht. Ik voelde me dankbaar voor mijn pad tot dan toe."

God zoeken - 2

God Mijn vorige bericht was een citaat uit een boek van Dietrich Bonhoeffer, de bekende Duitse Lutherse predikant en theoloog, die in 1945 door de nazi's vermoord is, toen bleek dat hij betrokken was bij de voorbereiding van de aanslag op Hitler in 1944. Ik heb het citaat gepubliceerd omdat de tekst mij op dat moment aansprak. Maar al typend realiseerde ik mij ineens, hoezeer zijn tekst van toepassing is op mijn eigen leven, mijn eigen ommekeer. Die speelde zich af op een oude pelgrimsplek in Duitsland bij het plaatsje Oberzeuzheim. Ik was op die plek op de zondag van Pasen 2006 als onderdeel van een programma bij De Voorde. Het thema van dat programma was In het licht van nieuwe ruimte en de leidraad vormden De zeven smarten en zeven vreugden van Maria, de moeder van Jezus.

Op deze bijzondere plek in Duitsland loop je een route, die je langs zes kapelletjes naar een altaar met een groot kruis en een kleine crucifix voert. Op elk van de kapelletjes vind je op je tocht naar het kruis een afbeelding van een van de zeven smarten, te beginnen bij het offer op de eerste kapel. Aan het eind loop je een trap op langs een oude heilige bron naar het nog hoger gelegen altaar met kruis: de plek van de zevende smart van Maria, begraven. Maar het is tevens een plaats van ommekeer: uiterlijk en innerlijk. Fysiek draai je je om met het gezicht naar de route die je eerder gelopen hebt. Innerlijk draai je je om van de zevende smart naar de eerste vreugde, nl. de opstanding. In de dood van het oude staat een nieuwe mens op. Vernieuwd volg je dan dezelfde route terug langs de kapellen, maar nu zie je een andere kant van de bouwsels. In plaats van een smart zie je nu op elke kapel een afbeelding van een vreugde. En zo kom je terug bij de eerste kapel. En waar je op de heenweg gevraagd werd om een offer, ervaar je hier de bekroning.

wallfahrtsstätte_sieben_schmerzen

Deze hele weg van smarten en vreugden is beschreven in een prachtig boek van Marcel Derkse van De Voorde, getiteld
Uit vrije wil. Oude wegen naar nieuw leven. Dit mystieke boek beschrijft twee oude wegen naar menswording, de christelijke weg van de smarten en de vreugden en de soefi-weg van de Latifa's. Bij elk van de veertien stappen op de christelijke weg geeft Marcel overwegingen om je te steunen om die stappen innerlijk ook te maken, aangevuld met delen uit zijn eigen dagboek. Ik ben Marcel en de staf van De Voorde veel dank verschuldigd dat zij mijn ommekeer hebben mogelijk gemaakt. In mijn volgende post zal ik je mijn verhaal vertellen en word je ook duidelijk, hoezeer het aansluit bij het verhaal van Dietrich Bonhoeffer.

God zoeken - 1

God In feite kunnen we alleen maar iets zoeken wat we al kennen. Wanneer ik niet weet wat ik eigenlijk zoek, ben ik niet echt op zoek. Wij moeten dus al weten welke God wij zoeken, eer we hem werkelijk zoeken.
Nu weet ik van de God die ik zoek óf iets uit mijzelf, uit mijn ervaringen en inzichten, uit de door mij zus of zo geïnterpreteerde geschiedenis of natuur, dat wil zeggen gewoon uit mijzelf, óf ik weet iets van hem op grond van zijn openbaring, zijn eigen Woord. Ík bepaal de plaats waar ik God vinden wil, of ik laat Gód de plaats bestemmen waar hij gevonden wil zijn.

Als ik degene ben die zegt waar God zijn zal, dan zal ik daar altijd een God vinden die op een of andere manier bij mij past, mij bevalt, die met mijn wezen verbonden is. Is het echter God die zegt waar hij zijn wil, dan zal dat een plaats zijn, die vooralsnog helemaal niet bij mijn wezen past, die mij ook in het geheel niet bevalt. Deze plaats is het kruis van Jezus. En wie hem daar vinden wil, die moet ook zelf onder dit kruis, zoals de Bergrede dat verlangt.

In wat we kennen moeten we God vinden, niet in wat we níét kennen. God wil door ons gekend worden in de opgeloste, niet in de onopgeloste vragen. We hebben op het ogenblik menselijke antwoorden op deze vragen, we hoeven daarvoor niet terug te vallen op God. Ook zonder God komen de mensen klaar met deze vragen en dat is altijd zo geweest. Ook hier is God geen stoplap. Hij moet erkend worden midden in het leven en niet pas aan de grenzen van onze mogelijkheden, in leven en niet pas in sterven, als we sterk en gezond zijn en niet pas als we lijden, als we handelen en niet pas als we zondigen.

Uit: Dietrich Bonhoeffer, Een thematisch dagboek. Uitgeverij Meinema, Zoetermeer 2011.