Thuismonnik

Op zoek naar de monnik in mijzelf

Gemeenschap

Een van de pijlers onder het monastieke leven is gemeenschap. De Dominicaanse Lekengemeenschap Nederland vraagt van haar aspirantleden om zich te bezinnen op de betekenis van gemeenschap in hun leven. Wat is gemeenschap voor mij? Tot welke gemeenschappen behoor ik? Wat kenmerkt gemeenschap en gemeenschapsleven voor mij? In deze bijdrage wil ik stilstaan bij deze vragen, op zoek naar mijn antwoorden.

Ik woon in een dorp; met andere mensen, een drogisterij en een supermarkt (gelukkig nog wel), verenigingsleven en een dorpsraad. Maar roept dat ook het gevoel op deel uit te maken van een gemeenschap? Niet echt. Ik woon daar wel -en met heel veel plezier- maar om deel te zijn van een gemeenschap is meer nodig dan een gedeelde omgeving. Daarvoor is iets nodig wat een persoonlijke band tussen mensen schept: een gezamenlijk ideaal of verlangen, of een gemeenschappelijk verhaal. Bedrijven die een gezamenlijk gedragen visie hebben, creëren bij hun medewerkers een gemeenschap. Bedrijven die zo'n hart ontberen hebben werknemers met banen, die om vijf uur opgelucht weer naar huis gaan.

Als zo'n gemeenschap van mensen die verbonden zijn door hetzelfde ideaal, ook nog een fysieke plek van samenkomst heeft, dan is zij gezegend. Zo'n fysieke plek voedt de gemeenschap; zeker als die fysieke plek bewoond of gebruikt wordt door mensen van de gemeenschap. Dat is de kracht van het leven in een klooster; dat was voor mij ook de kracht van het landgoed Den Alerdinck waar woon- en werkgemeenschap De Voorde haar thuis had. Maar dat geldt ook voor dorpsgemeenschappen: het is niet voor niets dat dorpshuizen of een school zo'n belangrijke rol spelen in het sociale leven van dorpen.

Samengevat kun je zeggen dat een gemeenschap een hart nodig heeft, net als een mens een hart heeft. Het hart is de plaats waar inspiratie zetelt en van waaruit je de verbinding aangaat met de wereld om je heen. Het hart is ook de plek waar je thuis bent. Zonder hart, dus minimaal een gedeelde inspiratie of gedachtegoed en bij voorkeur ook een fysieke plek, heb je alleen een groep dolende mensen of losse individuen. Mét een hart schep je de voorwaarden voor het ontstaan van gemeenschap en verbondenheid tussen mensen.

Mijn plek

dominics In verschillende bijdragen op deze site heb ik beschreven, hoe mijn zoektocht verloopt op weg naar verbondenheid als leek met een Nederlandse orde. Ik heb de praktische kant benoemd, maar ook beschreven hoe belangrijk voor mij het gevoel is, dat ik mij er thuis voel. Inmiddels heb ik een keuze gemaakt, door mij als aspirant voor een jaar te verbinden met de Dominicaanse Lekengemeenschap Nederland (DLN). De eerste van minimaal zes vormingsbijeenkomsten is inmiddels geweest. Maar waarom nu de DLN? Ik voel mij thuis bij de dominicanen, dat is zeker zo, maar de woorden van Lode van Hecke, abt van het trappistenklooster Orval in België (heerlijk bier!!), geven sterker weer waarom ik voor de dominicanen kies dan mijn eigen woorden. In een aflevering van de kloosterserie van Kruispunt is hij in gesprek met Leo Feijen.

De presentator vraagt hem naar het nut van monnik-zijn in deze tijd. De maatschappij vindt zo'n kloosterleven immers maar nutteloos. Lode van Hecke geeft geen rechtstreeks antwoord, maar geeft wel heel precies aan waar het volgens mij om draait. Hij zegt: "Het gaat erom waar je thuishoort. Dan sta ik niet meer aan het roer maar God. Alleen als je bent waar je hoort te zijn, kun je vrijelijk geven. Als je op je plaats bent, kun je het leven doorgeven." De kern is niet waar ik mij thuis voel (ik aan het roer), maar waar ik op mijn plek ben (God leidt). Als ik op mijn plaats ben, heb ik anderen vanuit mijn hart iets te bieden; kan ik geven. Als ik op mijn plek ben, voel ik mij daar zeker ook thuis: ze zijn wel met elkaar verbonden. Maar het omgekeerde hoeft niet waar te zijn. Ik kan mij ergens thuis voelen en toch niet bedoeld zijn om van daaruit mijn leven te leiden. De kern waar het om draait, is: op mijn plek zijn.

Ik weet dat ik bij de dominicanen op mijn plaats ben en niet bij de trappisten of de benedictijnen. Bij allen voel ik mij thuis, maar ik ben op mijn plaats bij een 
vita mixta (zowel contemplatief als actief in de wereld) en niet bij een vita contemplativa. Ik heb de wereld iets te bieden en iets te vertellen, maar daarbij heb ik behoefte aan de steun van broeders en zusters die ook vanuit hun inspiratie actief zijn in de wereld. En die hoop ik te vinden bij de DLN. Het leven van een lekendominicaan rust op vier pijlers: contemplatie en gebed, studie en vorming, gemeenschap en gemeenschapsvorming, zending en verkondiging. De eerste twee pijlers zitten in mijn genen, zo gezegd: deze website getuigt ervan. Ik heb een groot verlangen naar gemeenschapsvorming met mensen die eenzelfde inspiratie delen. Zending heeft voor mij nog steeds associaties met zieltjes winnen, maar is verkondiging niet precies wat ik hier nu doe? Het is voor mij helder: ik ben bij dominicanen op mijn plek. Ik ga dit jaar als aspirant onderzoeken, of de DLN mij stimuleert om mijzelf als thuismonnik (verder) in de wereld te brengen. Thuismonnik is wat ik ben, en thuismonnik is wat ik de wereld te bieden heb.

Blijde boodschap

forgivingvictim-small Elders op deze site vertel ik je over een van de oudere werken van de katholieke theoloog James Alison: een lezing over de brief van de apostel Paulus aan de Romeinen, die in christelijke kringen nog steeds wordt gebruikt om homoseksualiteit te veroordelen als onnatuurlijk en tegen Gods wil. Het is inmiddels 10 jaar later na die lezing uit 2004. Alison heeft verschillende boeken geschreven (allemaal niet vertaald in het Nederlands) en is uitgegroeid tot een bijzondere denker over het christendom en zijn rol in onze ontwikkeling als mens en mensheid. Hij is in zijn denken sterk beïnvloed door de Fransman René Girard, emeritus-hoogleraar aan verschillende Amerikaanse universiteiten. Girard legt in zijn werk de mechanismen bloot, die aan de basis liggen van de menselijke ontwikkeling en cultuurvorming. Belangrijke begrippen uit zijn theorie zijn mimesis en begeerte (nabootsing en imitatie van de verlangens [niet bedoeld als lust] van anderen) en zondebok (mensen vormen groepen door zich collectief af te zetten tegen iemand of tegen een groep). De website van de Girard Studiekring aan de Vrije Universiteit geeft een goede inleiding in Girards denken en in alle wetenschappelijke ontwikkelingen daar omheen.

James Alison geeft al jarenlang cursussen in het christelijke geloof aan volwassenen. Zijn doel hiermee is niet om onderwijs te geven of bijbelse kennis of kerkelijke doctrines over te dragen (instructie), maar om mensen geleidelijk steeds verder in te voeren (inductie) in het besef, dat je veel geliefder bent dan je ooit had gedacht. God roept ons tot een omgang met elkaar waarin liefde de drijvende kracht is en niet het mechanisme van de zondebok. In 2013 heeft Alison zijn cursus uitgegeven in de vorm van vier boeken en enkele dvd's onder de titel Jesus the Forgiving Victim; Listening for the Unheard Voice. Geïnspireerd door Girard geeft hij hierin een heel andere en bevrijdende kijk op de fundamentele boodschap van het christendom dan met name orthodox-protestantse en streng-katholieke stromingen uitdragen. Niet God als opperrechter die ons, zondebokken, de maat neemt met gevoelens van schuld en boete als resultaat. Alison legt het christendom aan de hand van de bijbel open als een daadwerkelijk blijde boodschap. Ik wil een stukje hiervan graag met jullie delen door een passage uit de cursus van Alison te vertalen. Het zijn de slotwoorden van een paragraaf waarin Alison twee teksten van Paulus bespreekt, die altijd worden aangehaald in discussies over Christus' offer aan het kruis (2 Korintiërs 5: 18-21 en Romeinen 3: 21-26). Alison bespreekt de teksten en concludeert:

"In beide teksten is het echt alsof Paulus wil benadrukken dan God grote moeite heeft om ons duidelijk te maken, dat hij fundamenteel goed is en vóór ons en dat Hij deze manier nodig had om ons te laten zien dat Hij vóór ons is, ons werkelijk aardig vindt en van ons houdt en aan onze zijde wil staan. Hij zegt: 'Ik wil geen spelletje met jullie spelen. Ik weet dat jullie lichtgeraakt zijn en de enige manier waarop ik aan jullie duidelijk kan maken dat ik je aardig vind, is door de beroerdste positie in te nemen die jullie kunnen bedenken: een plek waarvan jullie denken dat ik daar bij voorkeur mensen neerzet. Dat is niet zo. Jullie zijn degenen die mensen daar plaatsen: jullie op zijn slechtst. Ik zal die ruimte innemen om jullie te laten zien, dat ik er niet op uit ben om je te grazen te nemen; dat ik jullie echt aardig vind. Op het moment dat je dat inziet, dan kun je ontspannen en vertrouwen op mijn goedheid. Dan hoef je niet langer bezig te zijn met die afschuwelijke gewoonte om jezelf goed te voelen ten koste van een ander of in vergelijking met een ander. In plaats daarvan kun je ontspannen in het besef dat je goed bent en als je ontspant dan zul je merken dat je iets veel beters wordt, veel rijker in menselijkheid dan jij je kunt voorstellen.'"

Hoe nabij is God?

Bijbelplaatje Vorige week heb ik een experiment uitgevoerd. Ik raakte geïntrigeerd door het boekje bij een cd die ik van een gids van De Wandelmaat te leen had gekregen. Op de cd worden psalmen van Franciscus van Assisi uitgevoerd, vertaald door Herman de Vos, een broeder kapucijn. Bijzonder aan de vertaling is, dat Herman de Vos kiest voor de tweede persoon enkelvoud om God aan te spreken, dus Jij en Jouw in plaats van U of Gij. Hij verantwoordt zijn keuze als volgt. "Hij erkent God als verheven; aan Hem zijn wij respect verschuldigd. Tegelijkertijd beleeft Franciscus Hem als zeer nabij en heel intiem. God aanspreken met het Nederlandse U zou dan ook afstandelijkheid, voorname grootsheid en omzichtige benaderbaarheid suggereren. In alle moderne Romaanse en de meeste Germaanse talen wordt de Allerhoogste aangesproken met Je, Jij. Vater unser, Der Du bist im Himmel, bidt de Duitse gelovige. God wordt beleefd als nabij, intiem, warm en beschermend. Vertalen vraagt mijns inziens om de aanspreekvorm Jij. Daarmee sluit ik aan bij Franciscus' spreken over God vanaf de eerste psalm." Tot zover Herman de Vos. Het gegeven dat God in veel talen met Jij wordt aangesproken, intrigeerde mij.

Hoe zou het zijn om God op deze manier aan te spreken? Om dat te ervaren heb ik tijdens een van mijn dagelijkse vieringen de woorden U en Uw in de teksten die ik lees, vervangen door Jij en Jouw. En ik moet zeggen dat deze aanspreekvorm niet meevalt. Dat komt voor een deel door de andere woorden die in onze normale vertalingen veel voorkomen, zoals Heer. Dat woord roept van zichzelf al (sociale) afstand op en dan is het heel onnatuurlijk om dat woord te combineren met het persoonlijke Jij: "Heer, Jouw Zoon Jezus Christus..." Maar er is meer aan de hand. Van huis uit ben ik namelijk gewend om mijn ouders aan te spreken met jij en jou. Ook mijn vader dus: "pap, kom je?" Maar mijn hemelse Vader? Toch niet echt. "Onze Vader die in de hemel is, Jouw Naam worde geheiligd..." Dat vind ik goed kunnen. Maar, "Vader ik vraag je om..." in een persoonlijk gebed, dat klinkt en voelt voor mij niet goed. Toch te intiem en te nabij?

Thuis heb ik de prachtige bijbelvertaling van Pieter Oussoren, de zogeheten
Naardense bijbel. In het voorwoord van mijn editie wordt over de tweede persoon enkelvoud onder andere het volgende opgemerkt (p. 11-12): "De Statenbijbel gebruikt onverkort het Zuid-Nederlandse en vooral Brabantse gij. In het noorden was de kerkganger daar zo aan gewend dat hij het modernere jij afwees. Je spreekt God nu eenmaal niet aan als was Hij je kleine broertje. (...) Dan was er de optie U om tot de Ene te spreken, jij moest dan gelden voor al de anderen. Daardoor begon de bijbeltaal ineens verdacht veel te lijken op wat gebruikelijk is in deftige Hollandse gezinnen, waar de kinderen zeggen tegen de ouders en de ouders Jij tegen hun nageslacht. Die oplossing is in alle opzichten verwerpelijk. (...) Wat doet nu Oussoren? God wordt aangesproken met gij. De schepselen krijgen jij en u zoals dat onder schepselen gangbaar is. (...) Oussorens vondst biedt, zoals alle waarlijk grote vondsten, een eenvoudige oplossing voor een schier onoplosbaar probleem."

Ik onderschrijf helemaal wat de schrijvers van het voorwoord hier aangeven. Voor mij is het gebruik van 
jij en jouw in relatie tot God te intiem en persoonlijk en niet eerbiedig genoeg (sorry, Herman de Vos...). Ik ervaar mijn hemelse Vader inderdaad niet als een familielid en mijn lichamelijke vader wel. En het Hollandse U (zeker gekoppeld aan Heere) zet God voor mij op een troon in de hemel en op grote afstand. Hoe kan ik met zo iemand een persoonlijke relatie hebben? Voor mij drukt Gij precies de juiste afstand/nabijheid uit en toon ik daarmee eerbied. In een interview legt Oussoren uit, hoe hij een ander lastig vertaalprobleem oploste: de vertaling van JHWH als de Ene. De Godsnaam JHWH in de bijbel wordt door de joden niet uitgesproken. De betekenis van JHWH is niet zo duidelijk: juist om die naam te vermijden gebruiken joden bij het zingen in de synagoge op die bijbelplaatsen Adonaj, en dat vertalen wij als Heer (of het orthodoxe Heere). Maar dat is dus een vertaling van de "stand-in". Oussoren kiest uiteindelijk voor de Ene  als vertaling van JHWH en evenals Gij vind ik dat een briljante vondst. Samen zorgen Gij en de Ene voor een eerbiedig nabije beleving van God. Iedere thuismonnik zou de prachtige Naardense bijbelvertaling in zijn of haar vieringen moeten gebruiken en hardop lezen: pure poëzie!

Thuis

Thuis De laatste twee weken zingt er een woord door mijn hoofd dat een steeds belangrijker plaats gaat innemen en dat is het woord thuis. Het is net alsof nu tegen het einde van de anderhalf jaar "Ruimte maken voor de monnik in mijzelf" ineens iets wezenlijks van thuismonnik-zijn oplicht: thuis (monnik) zijn. Alsof de schellen van mijn ogen vallen, realiseer ik mij dat de vraag: Voel ik mij hier thuis?, een heel belangrijk kompas kan zijn bij het maken van keuzes. Precies zoals ik mij in het verleden eens realiseerde dat ik wel goed uit de voeten kan met de vraag: Waar heb ik zin in?, terwijl ik de vraag: Wat wil ik?, vaak lastig vind te beantwoorden. Een paar zaken hebben mij op het spoor van van thuis-komen en thuis-zijn gezet.

De Nederlandse dominicanes Holkje van der Veer ("de hipste non van Nederland") publiceerde in oktober vorig jaar het boek Verlangen als antwoord, waarin zij beschrijft hoe haar leven als doopsgezinde Amsterdamse met Friese wortels in de afgelopen decennia vervlochten is geraakt met de orde der dominicanen en zij op een gegeven moment intrad in de orde. Ze beschrijft dominicanen als religieus geïnspireerde mannen en vrouwen die "in het voetspoor van de Heilige Dominicus een leven lang lerend en ontdekkend een eigen spoor trekken". Ze voelt zich er thuis en beschrijft waarom zij zich er zo thuis voelt. Onbewust heb ik zelf ook het woord thuis wel gebruikt om aan te geven dat ik mij bij bepaalde groepen mensen op mijn plek voel (of verwante woorden als verbonden, welkom), maar op een of andere manier werd ik mij door Holkjes woordkeuze ineens bewust van het belang van het woord thuis. Het woord heeft meer lagen dan bijvoorbeeld verbonden en trilt dieper door.

Dat werd mij zo'n twee weken geleden duidelijk toen ik mijn reactie bemerkte op het nieuws dat
Pulsar in Laag-Zuthem bij Zwolle, voorheen De Voorde en De Nieuwe Voorde, failliet is gegaan. Er wordt gewerkt aan een doorstart van de programma's, zoals de Pulsar-academie, maar het landgoed Den Alerdinck wordt verlaten en daarmee komt er een einde aan de plaats waar ik gastheer ben geweest, met mensen gelachen en gehuild heb, genoten heb van de maaltijden en de natuur en meer mens geworden ben. Terwijl ik dit opschrijf word ik opnieuw verdrietig van dit nieuws. Het is niet het faillissement waarmee ik moeite heb, maar het afscheid nemen van een plaats waar ik mij thuis voel. Thuis voelen heeft te maken met welkom zijn als de mens die ik ben met mijn mooie en moeilijke kanten, maar ook met een plaats, een omgeving, een sfeer. Thuis is een rijker woord dan verbonden.

Het belang van 
thuis komt prominent naar voren in de titel van het prachtige boek van de Nederlandse priester Henri Nouwen, waarin hij zijn gedachten beschrijft bij Rembrandts schilderij "De terugkeer van de verloren zoon" (naar de gelijkenis van Jezus over een vader met twee zonen in Lucas 15, 11-32). Zijn boek is getiteld Eindelijk thuis en uitgegeven bij Lannoo. Hij beschrijft heel mooi zijn innerlijke ontwikkeling van jongste zoon die in zijn ouderlijk huis terugkeert tot vader die zonder oordeel en vragen welkom heet. Nouwen gebruikt woorden als verzoening, genezing, geborgenheid en rust. Dat zijn woorden die ook ik associeer met thuis. Ze geven weer hoe ontzettend wezenlijk het thuisgevoel is om je echt mens te voelen. Ze maken daardoor ook hard en scherp duidelijk hoe onmenselijk wij in Nederland vreemdelingen behandelen: ons hele beleid is erop gericht om te voorkomen dat zij zich thuis gaan voelen in ons land.

Voor mij persoonlijk is 
thuis nu een kompas geworden in mijn zoektocht naar verbondenheid als leek met een Nederlandse orde. Een verbondenheid waarin dus niet alleen de mensen en de specifieke spiritualiteit een rol spelen, maar ook de plaats. Waarbij Holkje van der Veer een mooie relativerende maar belangrijke opmerking plaatst, als zij het heeft over de kracht van gemeenschapsleven (de gemeenschap waarin je thuis bent). "Relaties bouwen we op in de hoop dat die lang mogen duren. Vraag je dus niet te vaak af of dit de plaats is waar je thuishoort. Durf je te geven, durf de ander te vertrouwen. Mocht je besluiten om te vertrekken: overal waar je naartoe gaat - daarheen neem je jezelf mee..."

Leken - 2

In een vorig bericht heb ik beschreven dat ik mij wil aansluiten bij een lekengemeenschap verbonden aan een van de Nederlandse kloosterorden. Maar hoe maak je nu een keuze die bij jou past? Een van mijn lezers vroeg daarnaar en ik heb hem in een mail verteld, hoe die keuze in mijn geval verloopt. Maar ook anderen vragen zich wellicht af hoe zo'n keuzeproces eruit ziet, vandaar dat ik mijn mail vertaald heb ik deze tweede bijdrage over leken. Wellicht dat mijn verhaal jou helpt als je ook een keuze wilt maken.

De eerste stap is om kloosters van verschillende orden te bezoeken en je te verdiepen in hun spiritualiteit door met kloosterlingen in gesprek te gaan en te lezen over hun leven en geloof. In mijn ervaring is het verblijven in kloosters de beste manier om voeling te krijgen met de spiritualiteit van een bepaalde orde. De sfeer, het aantal gebedsmomenten en de wijze waarop zij gevierd worden: bij trappisten is dat anders dan bij dominicanen. Alle lekenbewegingen, voor zover ik daar zicht op heb, bieden een of andere vorming aan, waarin je je eigen spiritualiteit verdiept en verbindt met de specifieke spiritualiteit van de betreffende orde. Ook daarom is het belangrijk om eerst kloosters van verschillende ordes te bezoeken, omdat je daar die specifieke spiritualiteit proeft. Ook een gesprek met een broeder of zuster kan informatief zijn. Zo heb ik eens aan een franciscaan gevraagd, wat nu voor hem het specifiek franciscaanse was aan zijn roeping. Zijn antwoord kwam zonder aarzeling: broederschap. Een dominicaan zal je een ander antwoord geven.

Op deze wijze heb ik gemerkt, dat er voor mij drie ordes zijn waarbij ik mij in ieder geval thuis voel: trappisten, karmelieten en dominicanen. Een belangrijk verschil bij hun lekenbewegingen is, dat de leken bij de trappisten zich verbinden met één klooster, terwijl de leken bij de karmelieten en de dominicanen landelijk georganiseerd zijn. Dit sluit aan bij de spiritualiteit van die specifieke ordes. Trappisten leiden een 
vita contemplativa, een leven waarin gebed en contemplatie een hoofdrol spelen. Zij zijn meer naar binnen gericht. Karmelieten en dominicanen leiden een vita mixta, een leven dat gekenmerkt wordt door contemplatie en actie in de buitenwereld. Zij zijn meer naar de maatschappij gericht. Verstilling en contemplatie zijn voor mij erg belangrijk om mijzelf te voeden en daarvoor bezoek ik graag een contemplatief klooster. Maar actieve betrokkenheid op de buitenwereld past ook bij mij, vandaar dat ik uiteindelijk uitkom bij de karmelieten of de dominicanen. Ook de franciscanen passen hier goed bij, maar met hen heb ik weinig ervaring.

De volgende stap is om kennis te maken met de verschillende lekenbewegingen. De leken bij de karmelieten (
Karmelbeweging) hebben naast de landelijke ook regionale samenkomsten. Hier in Noord-Nederland is er de Karmel Noord, die in het voormalige Karmelklooster in Drachten haar bijeenkomsten heeft. Na overleg zijn deze toegankelijk voor mensen die geïnteresseerd zijn in een mogelijke aansluiting bij Karmelbeweging. De leken bij de dominicanen zijn georganiseerd in de Dominicaanse Lekengemeenschap Nederland. De DLN biedt geen open toegankelijke activiteiten. Verschillende leken zijn actief in de dominicaanse gemeenschappen in Zwolle, Huissen en Rotterdam. Kennismaking verloopt via deze dominicaanse plekken en via gesprekken met leden van het bestuur en van de commissie die de vorming verzorgt.

En dat brengt mij tenslotte bij de belangrijkste leidraad in de keuze voor een beweging: God. Ik vertrouw erop dat ik op deze manier, door te proeven, te voelen en in gesprek te gaan, door Hem bij mijn keuze wordt geleid. Een keuze is niet het afstrepen van voordelen en nadelen, maar het geleid worden op het pad dat voor jou zichtbaar wordt en dat is een intuïtief proces. Ik vind het belangrijk dat een lekenbeweging mij voedt en dat ik in gemeenschap met de leden van die beweging gestimuleerd wordt om mijn talenten en mogelijkheden in te zetten voor een betere wereld. En daarvoor wil ik de tijd nemen.

Gedoopt

Doop Vorige week zaterdag 19 april 2014 was het zover: 's nachts tijdens de paaswake in de kapel van het Dominicanenklooster in Huissen ben ik gedoopt door de prior van het klooster, Henk Jongerius. Samen met een baby-tje en in aanwezigheid van familie en vrienden, van medegasten van de bezinningsdagen in het klooster, van de communiteit en van vele anderen ben ik opgenomen in de geloofsgemeenschap, die zich verbonden voelt met de kapel. In de katholieke kerk is de paaswake HET moment bij uitstek om mensen te dopen. De liturgie van deze viering ter Gedachtenis van de Verrijzenis van Jezus Messias bestaat in grote lijnen uit vier onderdelen: het licht, dienst van het woord, het water en viering van de eucharistie. Herdacht wordt dat Jezus in deze nacht opstaat. De paaswake is het feest van het licht, het feest van het water en het feest van de vreugde om Jezus' verrijzenis.

Wij begonnen de viering buiten voor de kerk, waar een paasvuur brandde. Henk Jongerius stak de nieuwe paaskaars aan aan het brandende vuur en gaf het licht van die kaars door aan enkele kaarsjes van mensen die buiten stonden. Vervolgens gaven wij op dezelfde manier het licht aan elkaar door, terwijl we zingend het licht de donkere kerk in droegen: Christus, het licht van de wereld, verjaagt zo de duisternis van het lijden en sterven. De dienst van het woord bestond eerst uit twee lezingen uit de Schrift met gezang en gebed bij het licht van alle brandende kaarsen. Vervolgens werden de kaarsen gedoofd, de lichten ontstoken en de klokken geluid en met een uitbundig alleluia werd de verrijzenis van Christus bezongen. Hierna volgde nog een lezing uit het evangelie volgens Mattheüs, waarin de Opgestane verschijnt aan de vrouwen bij het graf en aan zijn leerlingen (Mt 28, 1-10).

En daarna volgde het onderdeel waarin het nieuwe water centraal staat. Ik vind dat een prachtig onderdeel van de liturgie, omdat de gelovigen in de kerk dan hun doopgeloften hernieuwen. Zij verklaren ieder jaar op dit moment opnieuw, dat zij hun leven willen inrichten naar Christus' voorbeeld en als wij ons daar nu allemaal maar aan zouden houden, dan zou de wereld er stuk beter voorstaan dan nu. Eerst werd de baby gedoopt, die zich heel stil en nieuwsgierig gedroeg, tot het moment waarop zij werd gedoopt: dat was aanleiding tot een kort durende brul. En daarna was het mijn beurt. Met mijn peter en meter als getuigen ben ik gedoopt met het gewijde water. Onmiddellijk aansluitend ben ik "gevormd", zoals dat in de katholieke kerk heet, c.q. heb ik het vormsel ontvangen.

Het vormsel is een sacrament, waarin ik de kracht van de Heilige Geest heb ontvangen om mijn geloof standvastig te kunnen belijden. Het vormsel is bekrachtigd met een zalving van mijn hoofd en mijn handen. De baby zal het vormsel pas ontvangen als het ouder is. Het moet zogezegd "de jaren van verstand" hebben bereikt, omdat dan een besef heeft wat het betekent om te geloven en je geloof te belijden. Omdat ik heel goed besef wat ik doe en waar het om gaat, heb ik direct na mijn doop het vormsel ontvangen. En het laatste deel van deze twee uur durende viering was het delen van brood en wijn, de viering van de eucharistie. Zo heb ik dus ook mijn eerste Heilige Communie gedaan: na het doopsel en het vormsel het derde en belangrijkste initiatiesacrament van de kerk. Bij kinderen zijn deze drie belangrijke sacramenten in verschillende vieringen over een aantal jaren verspreid; ik als volwassene ben in deze ene bijzondere viering volledig opgenomen in de rooms-katholieke kerk.

Terugkijkend heb ik prachtige dagen gehad in Huissen. Ik ben blij dat ik deel uitmaakte van een groep mensen met verschillende levens en geloofsachtergronden, die op de woensdag voor pasen de weg naar het klooster gevonden had voor een aantal bezinningsdagen. Ze hebben mij gesteund, kaartjes en cadeaus gegeven: ik voelde mij door hen gedragen. Ik ben mijn peter en meter, Stef en Lien, dankbaar dat zij mij bij deze stap wilden begeleiden, ook al kenden beiden mij niet goed. Zij vormen een band met de gemeenschap in Huissen, dat helaas voor mij niet naast de deur ligt. Ik vond het bijzonder dat zoveel familie en vrienden er zo'n lange rit in de auto voor over hadden om bij mijn doop aanwezig te zijn. En ook zij kwamen in de nazit weer met cadeaus, prachtig allemaal.

Gelukkig heb ik de communiteit in Huissen leren kennen. Zij vormen binnen de rooms-katholieke kerk een plek, waar ieder mens welkom is en helemaal zichzelf mag zijn. Een plek waar ik helemaal niet eens bevraagd ben over mijn homoseksualiteit en dat is heel bijzonder. Voor mij is hun omgang met mensen een voorbeeld van hoe Jezus ons die omgang ook heeft voorgeleefd. Zo'n betrokkenheid op mens en maatschappij en respect voor ieders eigenheid als mens zie ik ook als opdracht in mijn eigen leven als christen. Ik ben gelukkig gedoopt.

Leken - 1

Monniken leven in een gemeenschap. Mannen (of vrouwen natuurlijk) die elkaar niet hebben uitgekozen, omdat ze elkaar zo aardig vinden, maar die geïnspireerd zijn door een zelfde ideaal of spiritualiteit: waarden in hun leven die zij belangrijk vinden. Zij geven hun leven vorm in een groep mensen met wie zij die spiritualiteit delen. Ze nemen hun eigen karakter en eigen aardigheden mee en dat wringt wel eens of leidt tot spanningen, maar een monnik kiest voor leven in gemeenschap. Voor mij als thuismonnik ligt dat anders: ik kies voor een partnerrelatie met een man van wie ik veel hou, niet voor een groep. Maar ook ik heb de behoefte om deel uit te maken van een groep met wie ik belangrijke waarden over geloof, leven en omgaan met anderen en de Ander deel. Ik zoek diepgang in mijn leven vanuit een kloosterlijke traditie en spiritualiteit. De parochie om de hoek biedt op dit punt niet wat ik zoek, denk ik, omdat zij nu eenmaal die binding met kloosters ontbeert. De parochie kan voor mij vast zeer waardevol zijn, maar mijn gevoel van in de kerk ergens thuis te horen is erg gekoppeld aan de spiritualiteit van kloosters. Maar gelukkig zijn er de lekenbewegingen.

Veel kloosterorden kennen al van ouds her mensen, leken, die zich nauw verbonden voelen met die specifieke orde. Zij zijn niet geprofest, dat wil zeggen dat zij geen eeuwige geloften hebben afgelegd en toegetreden zijn tot een kloostergemeenschap, maar zij proberen de specifieke waarden van hun orde in hun dagelijkse leven buiten het klooster gestalte te geven. Leken worden middels een programma, gesprekken, enz. gevormd in de spiritualiteit van een specifieke orde en vaak leggen ze een of andere vorm van geloften af, waardoor ze zich ook in formele, kerkrechtelijke zin verbinden met de orde. Veel kloosters in Nederland worden langzamerhand steeds leger, terwijl het aantal leken groeit. Leken zijn niet allemaal katholiek: ook veel protestanten vinden in een lekenbeweging een verbondenheid en spiritualiteit die hen aanspreekt. En leken kunnen getrouwd zijn, kinderen hebben en een drukke baan.

Monniken van contemplatieve orden zoals benedictijnen en cisterciënzers hebben de gelofte van de 
stabilitas loci, vastheid van plaats, afgelegd: zij blijven hun hele leven in hetzelfde klooster. De lekenbewegingen van die orden zijn dan ook aan een klooster gebonden: de oblaten bij de benedictijnen en de vriendengroepen bij de trappisten. Een bekende oblaat van de St. Willibrordsabdij bij Doetinchem is bijvoorbeeld Wil Derkse, die het veel gelezen boek (een aanrader!) Een levensregel voor beginners - Benedictijnse spiritualiteit voor het dagelijkse leven heeft geschreven. Aan de abdij Sion bij Diepenveen is de Cisterciënzergroep Sion verbonden. Hun prachtige website ademt in alles hun betrokkenheid bij het gedachtegoed van de trappisten.

Actieve orden zoals de dominicanen, franciscanen en karmelieten kennen een landelijke organisatie, hoewel zij ook in gemeenschappen kunnen samenleven. Maar zij kennen geen gelofte van stabiliteit van plaats zoals de contemplatieven. Hun lekenbewegingen zijn dan ook landelijk georganiseerd. Zo kennen de dominicanen de
Dominicaanse Lekengemeenschap Nederland, de franciscanen de Franciscaanse beweging en de karmelieten Karmelbeweging. De Konferentie Nederlandse Religieuzen heeft alle vormen van lekenbewegingen op zijn website mooi bijeen gebracht en beschreven. Mijn wens is om mij als thuismonnik bij een van de lekenbewegingen aan te sluiten. Ik dacht aanvankelijk na mijn doop een keuze te maken, maar ik wil meer tijd nemen voordat ik een besluit neem. Dat betekent dus af en toe afreizen naar elders in het land om te proeven. Maar dat is de moeite volop waard.

Verlegenheid

Mijn weg van "heiden" naar katholiek gaat gepaard met de nodige verlegenheid. Thomas Merton beschrijft dit gevoel in zijn autobiografie Louteringsberg op een manier die voor mij heel herkenbaar is. Na de beschrijving van zijn bijzondere ervaring knielend bij het altaar van de Santa Sabina, de kerk van de Dominicanen in Rome, merkt hij het volgende op. "Iets anders wat katholieken ook niet van bekeerlingen kunnen begrijpen, is de ontzettende, kwellende verlegenheid, en de zelfcontrole, waaraan dezen onderhevig zijn als zij in het openbaar in de katholieke kerk bidden. Het kost een ontzettende inspanning, die zonderlinge angst te overwinnen en het gevoel dat iedereen naar je kijkt, en dat ze allemaal denken dat je gek bent of je belachelijk vinden. En die dag in de Santa Sabina liep ik, ofschoon de kerk nagenoeg leeg was, over de plavuizen, doodsbang dat een arm oud vrouwtje dat daar zat, mij met achterdochtige blikken zou nakijken. Toen ik neerknielde om te bidden, vroeg ik mij af of zij niet onmiddellijk naar de paters zou lopen om mij met hartgrondige afschuw ervan te beschuldigen dat ik in hun kerk kwam bidden - alsof de katholieken het wél best vonden dat er hele troepen ketterse toeristen zonder enige eerbied en met volkomen onverschilligheid in de kerken rondliepen, maar kwaad zouden worden als één van die bezoekers in zoverre Gods Tegenwoordigheid in die kerk erkende, dat hij enkele ogenblikken neerknielde voor gebed!"

De katholieke eredienst heeft de nodige elementen in zich die ervoor zorgen dat iemand die daar niet vertrouwd mee is, zich bij tijd en wijle behoorlijk verlegen kan voelen. Wanneer moet je nu gaan staan? Wanneer blijf je zitten? En dan dat knielen: dat doe je toch niet? Aan de andere kant val je natuurlijk juist op wanneer je niet knielt, terwijl anderen om je heen dat wel doen. In alle vieringen die ik de laatste jaren heb bijgewoond, heb ik een maal spontaan geknield tijdens een eucharistieviering. Ik had om een gegeven moment het gevoel dat ik op de knieën moest. Terwijl ik mij afvroeg of dat niet raar was (de blik van het oude vrouwtje van Merton) heb ik het toch gedaan. Ik was op dat moment niet de enige. En later hoorde ik van een van mijn reisgenoten van die wandelvakantie, een diepgelovige katholiek, dat hij mij oprecht devoot vond!

Deze verlegenheid, de verwachting dat iedereen naar mij zal kijken en een afkeurende mening of op zijn minst een oordeel heeft over mij, heeft me ook parten gespeeld bij mijn aarzelingen om mij te laten dopen. Aanvankelijk vergeleek ik dopen met uit-de-kast-komen: het proces dat iedere homo en lesbienne doormaakt die op een gegeven moment het besluit neemt, dat het tijd wordt om de buitenwereld van de "afwijkende" geaardheid op de hoogte te stellen. Ik vond uit-de-kast-komen geen makkelijke opgave, omdat ik net als de meeste mensen liever niet anders ben dan anderen. En zo keek ik dus aanvankelijk ook tegen dopen aan. Merton zegt, dat het een "ontzettende inspanning (kost), die zonderlinge angst te overwinnen en het gevoel dat iedereen naar je kijkt". Mij helpt het om 'onder' die angst te kijken en het verlangen te voelen om verbonden te zijn met Hem en daar niet geheimzinnig of moeilijk over doen. Mij helpt het ook om gewoon maar te
doen: om die stap te zetten. Beginnen aan een menselijke relatie is ook altijd spannend en dan zet je op een gegeven moment ook die stap gewoon, gedreven door het verlangen naar verbondenheid met die ander. Het voelen van het verlangen of de drang is cruciaal, volgens mij. En dan zijn de eventuele blikken van het oude vrouwtje van Merton helemaal niet belangrijk meer.

Thomas Merton

Thomas-Merton In 1948 verscheen in de VS The seven storey mountain, de autobiografie van de Engels-Amerikaanse monnik en trappist Thomas Merton (1915-1968). De eerste Nederlandse editie is verschenen in 1949 onder de titel Louteringsberg. De Louteringsberg is een beeld dat ontleend is aan de Goddelijke Komedie van Dante. Het centrale thema van het boek is Mertons bekering, die leidde tot zijn doop en opname in de katholieke kerk in 1938. Hij bleef zoeken naar de juiste manier om zijn leven verder vorm te geven en was heel actief met sociaal werk in Harlem. Hij wilde aanvankelijk intreden bij de franciscanen, maar na een retraite in de trappistenabdij Gethsemani in Kentucky besloot hij in 1941 daar in te treden. Zijn abt vond dat hij zijn schrijftalent moest gebruiken en dat leidde allereerst tot zijn autobiografie. Later zouden nog verschillende andere werken volgen, met veel meer spirituele diepgang dan deze eersteling. Al snel na publicatie bleek The seven storey mountain een enorme best-seller, die in tientallen talen is vertaald. Veel over het leven en werk van Thomas Merton is te vinden op de website van de Mertonvrienden van de Lage Landen en op de website van het Thomas Merton Center van de Bellarmine University.

Hoewel Merton zijn klooster weinig verliet, was hij sterk sociaal betrokken in woord en geschrift en onderhield hij bijvoorbeeld contacten met boeddhistische monniken die in Vietnam streefden naar vrede. Tijdens een congres in Bangkok in 1968 kwam hij door een tragisch ongeval om het leven. Vermoedelijk heb ik in mijn linkse studententijd eind jaren '70 voor het eerst gehoord over deze pacifistische monnik en vredesactivist, die toen dus al was overleden. Mijn echte kennismaking kwam echter veel later en wel op een bijzondere wijze. In 2010 was ik met een groep gasten van De Wandelmaat op bezoek in het trappistinnenklooster Nazareth in de buurt van Antwerpen. Ik werd daar zeer geraakt door een eucharistieviering, die volgens mijn dagboek die dag nog lang natrilde. Die nacht had ik een droom, waarin een vrouw een wesp van de muur pakte met een doekje om die tegen het raam dood te wrijven. Dat lukte echter niet en de wesp kwam al slingerend recht op mij af vliegen en belandde in mijn rechter oor. Ik heb op allerlei manieren geprobeerd die wesp uit mijn oren te krijgen zonder dat zij zou prikken, maar ik raakte haar niet kwijt. Einde droom. Pelgrim Henricus, die onze wandelingen begeleidde, suggereerde de volgende dag dat het wellicht ging om een boodschap die mijn oor binnen kwam en die ik maar niet weer kwijt raakte, hoe graag ik dat ook wilde. En hij raadde mij dus Louteringsberg aan.

Inmiddels ben ik bezig om dit werk voor de tweede keer te lezen. Vorig jaar heb ik bovendien kennis gemaakt met de andere, mystieke kant van Thomas Merton, tijdens een workshop die werd verzorgd door
Antoinette van Gurp. Ik herken veel van Thomas Merton in mijzelf en in mijn eigen pelgrimsweg door dit leven. Onze achtergronden zijn heel verschillend. Zo komt hij uit een artistiek milieu (zijn vader was de Engelse schilder Owen Merton uit Nieuw-Zeeland) en heeft hij wel enig geloof meegekregen in zijn opvoeding. Maar wij hebben beiden een niet-gelovige, links-activistische studententijd gehad, we hebben beiden een bijzondere ervaring gehad geknield onderaan een kruis die het begin van onze geestelijke thuiskomst markeerde en we zijn/worden beiden op latere leeftijd katholiek gedoopt. Thomas Merton trad uiteindelijk in in een contemplatief klooster en ik heb mijn plek als thuismonnik. Maar ik voel mij verbonden met deze man, die zijn monnik-zijn en verlangen naar contemplatie en mystiek verenigde met  sociale bewogenheid en betrokkenheid op de wereld om hem heen. Hij was voor velen en is ook voor mij een bijzondere inspiratiebron.

Mijn doop

Doop Als je, zoals ik, op pad gaat in het katholieke geloof langs kloosters en gesprekken met een pastor, dan kom je op een gegeven moment voor de vraag te staan of je je ook zult laten dopen. Het is een vraag die niet eens van mijn pastor uitging: zij kwam gaandeweg vanzelf bij mij op. Ik dacht daarover na en was er huiverig voor. Ik ben serieus van aard en vind dat ik zo'n stap alleen moet zetten als ik dat ook echt wil. Voor mij zal zo'n gebeurtenis nooit zoiets zijn als "even laten dopen", zoals sommige mensen trouwen zien als "even een papiertje halen". Zo zit ik niet in elkaar. Ongeveer een jaar geleden voelde de doop voor mij nog als coming-out ten overstaan van een grote groep mensen. En ik was er niet aan toe om opnieuw uit de kast te komen.

Inmiddels ben ik een jaar verder en word ik in de paasnachtdienst (zaterdagavond voor eerste paasdag) gedoopt in de kapel van het Dominicanenklooster in Huissen. Wat is er veranderd? Waarom nu wel? Ik kan de vergelijking met mijn coming-out hierin doortrekken. Als homo kwam ik pas uit de kast, toen ik het homo-zijn aangenomen had als mijn eigen verhaal ("dit ben ik, dit gaat over mij"). Precies zo laat ik mij nu dopen omdat ik het mens-zijn zoals Jezus dat voorleefde, aangenomen heb als mijn eigen verhaal. Een belangrijk moment in deze groei naar de doop toe, was mijn deelname aan de vieringen tijdens de Goede Week in Huissen in 2013. Op 29 maart 2013 schreef ik hierover: "Ik word iedere keer geraakt door de boodschap die in deze dagen telkens terugkomt, dat ieder mens van waarde is en dat Jezus naast de misdeelden en verdrukten stond. Dat Hij heeft laten zien in woord en daad waartoe wij mensen geschapen zijn, namelijk om elkaar nabij te zijn, te steunen en te helpen, niemand uitgezonderd." Dit is een manier van leven die ik graag wil voorleven (waarbij ik nog wel wat egocentrisme los moet laten) en mijn doop laat dit zien.

Er zijn ook belangrijke denkers geweest, die mij hebben geholpen om allerlei twijfels en aarzelingen over deze stap los te laten. In het gastenverblijf in Huissen ligt een boekje met voor iedere dag een citaat uit het werk van Dietrich Bonhoeffer, een vooraanstaande Duitse kerkleider, theoloog en verzetsstrijder tegen het nazisme, die in 1945 na een tocht langs concentratiekampen terechtgesteld is wegens hoogverraad. Op de dag dat ik de prior van de Dominicanen in Huissen,
Henk Jongerius, vroeg of hij mij wil dopen, luidde het citaat van Bonhoeffer: "Christen zijn betekent niet op een bepaalde manier religieus zijn, op grond van een of andere methodiek iets van zichzelf maken (een zondaar, een boetvaardige of een heilige), het betekent mens zijn. Christus schept in ons de mens, niet een bepaald type mens." Dit relativeerde voor mij allerlei gedachtespinsels over wat een christen is. Het pad dat ik bewandel is een pad naar menswording.

De belangrijkste denker voor mij is echter de katholieke theoloog
James Alison. Elders op deze site vind je de vertaling van een lezing die hij heeft gehouden over het begin van Paulus' brief aan de Romeinen. Ik heb persoonlijk echter geen enkele moeite met wat Paulus al of niet van homo's vond; voor mij is Alison voor iets heel anders wezenlijks erg belangrijk. Hij laat in zijn werk zien en onderbouwt dat theologisch briljant, dat de nadruk van de kerk op zonde en boete het wezen van de Blijde Boodschap (hij heet niet voor niets zo!) volstrekt mist. De kern is dat God juist wil dat wij net als Jezus mensen worden die naast andere mensen staan en niet mensen die anderen verketteren of dreigen met hel en verdoemenis. Waarachtig mens zijn (dus christen zijn, zie Bonhoeffer) vraagt nu juist om ons denken in wij en zij en dus in goed (=wij) en fout (=zij) te overstijgen. In een volgende blog kom ik hier misschien nog eens op terug, maar ik ervaar Alisons inzichten als een bevrijding van de drukkende negatieve nadruk op zonde. En daarmee heeft hij voor mij het grootste struikelblok weggenomen om van harte een christelijke weg te bewandelen. Dus, James: dank daarvoor.

Op 9 september 2013 heb ik de stap gezet om te vragen om doop en opname in de katholieke kerk en gaf Henk Jongerius aan graag aan mijn verzoek te voldoen. Maar ondanks deze denkers en mijn ervaringen met Pasen, had ik er toch nog niet helemaal vrede mee. Ik had nog een laatste zetje nodig om zonder aarzelingen (maar wel met plankenkoorts...) naar dit moment toe te leven. Dat zetje heb ik in december gekregen, toen ik te gast was bij de trappisten van de
Abdij Koningshoeven. In een vorige blog heb ik geschreven over de zogeheten conferenties van broeder Korneel Vermeiren over de godsontmoeting. Maar het allergrootste cadeau van deze retraite was het moment op donderdagmiddag dat ik vanbinnen echt volledig stil viel en alle gedachten kon laten gaan. Ik heb in een spontane ingeving het zogeheten latifa-gebed beoefend, die ik bij Pulsar (deVoorde) heb geleerd. In die oefening zet je innerlijk zeven stappen langs een aantal kwaliteiten. Een van die stappen gaat van vertrouwen (=geloof) naar overgave (=loslaten). En bij het moment van overgave heb ik alle muizenissen die ik nog had over dopen, alle argumenten voor en tegen, helemaal kunnen loslaten. Mijn besluit om mij te laten dopen is helemaal ingedaald in mijn wezen, om het zo maar uit te drukken.

Sinds dat moment spelen mijn hersenspinsels mij geen parten meer. Ik heb alle vertrouwen in het pad dat ik bewandel. De doop maakt hier deel van uit, omdat mijn pad nu eenmaal het christelijke, katholieke pad is. Mijn doop is een uiterlijke, zichtbare markering van die weg. Hij maakt mij lid van een gemeenschap van mensen die in vieringen, rituelen en zorg voor anderen in een lange en rijke traditie staan. Mensen die net als ikzelf stuntelaars van goede wil zijn, die met vallen en opstaan bezig zijn om Mens te worden. Deze gemeenschap van mensen vormt samen een kerk, waarin af en toe iets van het mysterie van Gods liefde zichtbaar en voelbaar wordt. Het is 
deze kerk van medemensen waar ik door mijn doop deel van uit ga maken, niet de kerk van de regels die met hameren op zonde en boete mensen onderdrukt.