Thuismonnik

Op zoek naar de monnik in mijzelf

Gebed

Gebed Monniken bidden. Velen buiten de kloostermuren kennen de spreuk ora et labora (bid en werk), waarmee de regel van Benedictus wel wordt samengevat. Hij schrijft een dagindeling voor, die in grote lijnen neerkomt op acht uur bidden, acht uur werken en acht uur slapen. Daarin betekent acht uur bidden overigens niet, dat monniken acht uur met de handen gevouwen op hun knieën zitten. Bidden is een veel ruimer begrip dan dat. Maria ter Steeg, theologe en geestelijk verzorger, omschrijft bidden als: God lof en eer geven, getuigen van zijn bestaan, Hem danken en Hem vol vertrouwen vragen om hulp op onze levensweg. Zo bezien, is bidden vooral een houding van waaruit je je leven leeft en die je op gezette momenten markeert door expliciet tijd te maken om God lof en eer te geven. Bijvoorbeeld zoals de monniken op vaste momenten gezamenlijk tijdens de getijden, maar ook in individueel gebed. Zelfs het doen van je werk kan een vorm van bidden zijn, als je het maar met aandacht doet en het werk ziet als mogelijkheid om je dankbaarheid voor je bestaan te laten blijken en als mogelijkheid om iets voor een ander te betekenen.

Maar hoe zit dat nu met mij? Ruimte maken voor de monnik in mijzelf betekent dus ook ruimte maken om te bidden. Door mijn niet-christelijke achtergrond ben ik niet opgegroeid met bidden. Bij mij thuis waren er geen katholieke weesgegroetjes of protestantse slaapliedjes. Ik heb het bidden niet geleerd. Ik wist als kind wel wat het was en hoe dat er uiterlijk uitzag. Ik herinner mij dat mijn moeder ooit erg ziek was en dat ik bang was dat ze dood zou gaan. Toen ben ik 's avonds bij mijn bed op de knieën gegaan en heb aan God gevraagd of zij weer beter mocht worden. Mijn herinnering zegt, dat ik daarna heel rustig ben gaan slapen. Of dat echt zo was, weet ik niet meer, maar de volgende ochtend ging het wel een stuk beter met mijn moeder. Dit is tegelijk de enige herinnering die ik heb aan bidden. Ik ben er dus niet vertrouwd mee. Het idee om hardop te bidden en mijn dankbaarheid naar God te uiten of Hem te vragen om een gunst of om hulp, geeft mij een ongemakkelijk gevoel.

Gelukkig is er voor mij een mooie uitweg, waarin ik zowel tegemoet kom aan de monnik in mijzelf als aan mijn persoonlijkheid die zich ongemakkelijk voelt, namelijk het 
innerlijke gebed. In hetzelfde nummer over bidden van het tijdschrift Herademing waarin Maria ter Steeg schrijft, staat ook een artikel van Gabriëlle Steffen over het innerlijke gebed onder de titel: Bidden is gewoon 'zijn'. Zijn met mijn Beste Vriend. Zij beschrijft de grondhouding voor gebed, uitgaande van de traditie van de karmelieten, een orde die drie beroemde Theresia's heeft gekend: Theresia van Avila (16e eeuw), Theresia van Lisieux (eind 19e eeuw) en Theresia-Benedicta van het Kruis, beter bekend als Edith Stein (begin 20e eeuw). Gabriëlle Steffen schrijft: "Het inwendige gebed is niet ingewikkeld. Het is niet iets waar we bijzondere ervaringen opzoeken en ook niet een maatstaf waarmee we de vorderingen die we denken gemaakt te hebben kunnen afmeten. Nee... het is gewoon 'zijn', zijn mét... Zijn met de ogen op God gericht, en met een houding zoals ik die met mijn Beste Vriend aanneem." Dit is nu een uitleg en omschrijving waar ik heel goed mee uit de voeten kan. Wat is er niet fijner dan met een beste vriend samen te zijn, elkaar te vertellen hoe het ermee gaat, geïnteresseerd te zijn in elkaar en samen proberen te ontspannen? Prachtig. Maar je moet er wel tijd voor maken, een afspraak regelen en je daar ook aan houden. Een regelmatige afspraak is nodig, maar ook een afgemeten tijdsduur. En dan niet te vroeg vertrekken omdat het zo saai is of te lang blijven zitten omdat het zo gezellig is. Dit is een vorm van bidden die bij mij past.

Regelmaat

getijdengebedboek Een van de kenmerkende aspecten van een klooster is de regelmaat van het leven. Regelmaat is een weldaad voor de mens. Het zorgt ervoor dat je geen energie hoeft te steken in allerlei keuzes en beslissingen over wat je nu eens zal gaan doen. Die keuzes en beslissingen zijn meestal onbewust, maar veel prikkels, volle agenda's en wisselende tijden om te eten, te gaan slapen en weer op te staan doen wel een aanslag op je energie. In ieder geval op mijn energie. Monniken leiden wat dat betreft, een bevoorrecht leven. In kloosters wordt het dagritme bepaald door de dagelijkse getijden, die bijvoorbeeld de benedictijnen en trappisten 5 à 6 keer per dag bidden. Bij ieder kloosterbezoek opnieuw merk ik, dat een vast ritme mij goed doet.

In mijn dagelijkse leven vind ik het knap moeilijk om mij aan een vast ritme te houden. Daar zijn allerlei oorzaken voor. Mijn werk is bijvoorbeeld een bron van onregelmatigheid. Ik ben vaak voor een klus twee of drie dagen van huis, waarbij ik dan ergens in de Randstad in een hotel verblijf. Daar vind ik het moeilijk om een plek te vinden voor een moment van stilte en inkeer tussen de middag. Thuis vind ik juist dat tijdstip wel prettig om mijn activiteitenstroom te onderbreken. En daar gaat mijn regelmaat dus al wanneer ik op pad ben. Bovendien slaap ik vaak niet zo goed in hotels en ook dat is niet bevorderlijk voor een vast ritme.

Maar ook als ik thuis ben, is het een hele uitdaging om regelmatig te leven in een vast ritme. Als ik aan het werk ben, dan zou het niet al te moeilijk moeten zijn: ik heb mijn werkuren, weinig afleiding door bezoek en ik kijk amper tv. De randvoorwaarden zijn dus gunstig. Toch vind ik het ook dan moeilijk. Ik ben namelijk gemakkelijk te verleiden. Door een computer of een iPad bijvoorbeeld en dan wordt het toch weer laat. Of een mooi boek. Of door de gezelligheid van samen met manlief borrelen voor het eten. Een cryptogrammetje erbij, een glaasje en een hapje en voor je het weet is het zeven uur en moet er nog gekookt en gegeten worden. Slapen gaan met een volle maag bekomt mij altijd slecht, dus ga ik dan later naar bed dan ik eigenlijk zou willen. De monnik in mijzelf bloeit duidelijk op bij een vast ritme, maar levend buiten de muren van een klooster vind ik het een hele uitdaging om een goede balans te vinden tussen dit verlangen naar regelmaat en het samen leven en werken met anderen in een maatschappij vol prikkels. Thuismonniken hebben het op dit punt veel lastiger dan kloostermonniken.

Heb ik kerk nodig?

220px-South_Entrance_Saint_Anselm_Abbey Monniken in ons deel van de wereld, zijn meestal katholieke monniken. Zij zijn gedoopt in de rooms-katholieke kerk, volgen haar ritus, geloven in God en in Jezus als Verlosser. Zij wonen in gemeenschap in kloosters. Mijn monnik voldoet aan geen van deze kenmerken. Ik ben niet gedoopt, maar neem wel eens deel aan de rooms-katholieke ritus i.c. de eucharistie, wat echter volgens de officiële regels niet mag. Ik geloof wel in God, dat durf ik tegenwoordig wel te zeggen, maar met Jezus als persoonlijke verlosser heb ik moeite. En ik ben gelukkig getrouwd. Is mijn monnik wel een echte monnik?

Het is niet voor niets dat ik, als ik de kans krijg, deelneem aan de eucharistie en te communie ga. Voor de niet-katholieke lezers: de eucharistie is de viering in de kerk, waarbij als hoogtepunt van het ritueel de hostie (lichaam van Christus) en de wijn (bloed van Christus) door de priester aan de gelovigen wordt uitgedeeld (de communie). Bij een deel van de kloosters wordt dit ritueel dagelijks gevierd, bij andere en in een gewone parochie een keer per week. Als ik mijzelf waardig vind dan neem ik deel aan dit ritueel, omdat er in die viering soms iets bijzonders met mij gebeurt. Ik ga open, om het zo te zeggen, ik voel mij verbonden met het goddelijke, deel van het geheel en soms ben ik tot tranen geroerd. En soms gebeurt er niets bijzonders of ik blijf in de bank en ga niet naar voren om brood en wijn te ontvangen.

Terug naar de vraag of ik kerk nodig heb, de titel van dit bericht. Het officiële antwoord is, dat ik kerk nodig heb om überhaupt deel te mogen nemen aan het ritueel dat ik hierboven beschrijf. Niet zomaar kerk, maar de rooms-katholieke kerk. Niet alleen ongedoopten zoals ik worden uitgesloten, maar ook medechristenen zoals de protestantse buurman wordt gevraagd om in de bank te blijven zitten. De theologische achtergronden daarvan zal ik je besparen, beste lezer. Maar ook al ben ik dus ongedoopt, toch neem ik wel deel als het mogelijk is en het ritueel werkt dus duidelijk op mij in. Het lijkt er dus op, dat ik geen kerk nodig heb. Maar kerk en geloof is natuurlijk meer dan de communie, dus dit antwoord bevredigt niet. Mijn monnik is meer dan een communieganger.